Regeling stimulering van internationale structurele samenwerking van hogescholen 1997-2000
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
Overwegende, dat het van belang is de internationale oriëntatie van hogescholen te bevorderen door structurele samenwerking tussen consortia van Nederlandse hogescholen met buitenlandse instellingen van hoger onderwijs te ondersteunen;
Besluit:
Artikel
1
Begripsbepaling
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
minister:
de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;
b.
instelling:
een hogeschool als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek met dien verstande dat alleen de door het ministerie van OCenW bekostigde instellingen voor subsidiëring in aanmerking komen;
c.
studiejaar:
de periode van 1 september tot en met 31 augustus.
Artikel
2
Doelomschrijving
De subsidie heeft tot doel de instelling een bijdrage te verlenen voor de aanloopkosten voor door de instellingen te verzorgen activiteiten bij het vormgeven aan structurele internationale samenwerking teneinde:
a.
een bijdrage te leveren aan de opbouw van nieuwe sociaal-economische en culturele relaties en bedrijvigheid;
b.
de internationale context voor studenten aan Nederlandse instellingen te bevorderen;
c.
een internationaal structureel netwerk van hogescholen op te bouwen met instellingen in Europa.
Artikel
3
Prioritaire landen
De subsidie wordt verstrekt aan consortia van instellingen gericht op structurele samenwerking met instellingen in België, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken, Hongarije, Tsjechië en Polen.
Artikel
4
Doelgroep
De subsidie wordt alleen verstrekt aan groepen van samenwerkende instellingen, waarvan één instelling als penvoerder fungeert. De subsidie zal als regel beperkt worden tot één consortium per prioritair land.
Artikel
5
Te ondersteunen activiteiten
1
Tot de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, worden in ieder geval gerekend:
a.
Het ontwikkelen van curricula en/of erkenning van gemeenschappelijke onderwijsmodules
b.
Het opzetten van een kwaliteitszorgsysteem
c.
Het organiseren van studenten- en stafmobiliteit
d.
Het organiseren van onderlinge kennis- en ervaringsuitwisseling.
2
Activiteiten kunnen betrekking hebben op meerdere studiejaren.
Artikel
6
Subsidiebedrag
1
Het totaal van de aan instellingen toe te kennen subsidies bedraagt in het kalenderjaar 1997 4,9 miljoen gulden, te besteden aan activiteiten uit te voeren in het studiejaar 1997/1998, in het kalenderjaar 1998, 1999 en 2000 per jaar 1,4 miljoen gulden, te besteden aan activiteiten uit te voeren in respectievelijk de studiejaren 1998/1999, 1999/2000 en 2000/2001;
2
De subsidie per groep instellingen bedraagt ten hoogste 50% van de aanloopkosten te maken vanwege door hen te verzorgen activiteiten
3
Afhankelijk van de aanvraag en de looptijd van de activiteiten kan de minister een meerjarige verplichting aangaan;
4
De minister stelt de subsidie jaarlijks direct voor aanvang van elk studiejaar beschikbaar, met uitzondering van de subsidie voor het studiejaar 1997/1998 welk bedrag in november 1997 beschikbaar wordt gesteld;
5
De rente-opbrengsten die de instellingen opbouwen door het beheer van de subsidie dienen te worden toegevoegd aan de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.
Artikel
7
Begrotingsvoorbehoud
De verlening van de subsidie geschiedt onder voorbehoud van goedkeuring van de beschikbare middelen door de begrotingswetgever.
Artikel
8
Aanvraag
1
De aanvraag dient in de periode tussen 1 februari en 1 maart voorafgaande aan het studiejaar waarop de subsidie betrekking heeft, te worden ingediend. Aanvragen die vóór 1 februari en na 1 maart voorafgaande aan het studiejaar waarop de subsidie betrekking heeft worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.
2
In afwijking van het eerste lid kunnen aanvragen voor het studiejaar 1997/1998 tot 1 oktober 1997 worden ingediend. Aanvragen voor het studiejaar 1997/1998 met een poststempel van na 1 oktober 1997 worden niet in behandeling genomen.
3
De aanvragen dienen in tweevoud te worden gericht aan:
CFI afdeling FTO/TBI
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
Artikel
9
Procedure beslissing
De minister deelt uiterlijk 15 mei voorafgaande aan het studiejaar waarop de subsidie betrekking heeft zijn beslissing mee aan de aanvrager, met uitzondering van het studiejaar 1997/1998 waarvoor de beslissing uiterlijk 15 november 1997 bekend wordt gemaakt.
Artikel
10
Toetsingsgronden
Voor toewijzing van de subsidie voor de in artikel 5 genoemde activiteiten gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
a.
De aanvraag omvat:
1.
Instellingsnamen met opgave van de penvoerder
2.
Projectvoorstel met doelomschrijving en activiteiten consistent met artikel 2 respectievelijk 5.
3.
Een bestedingsplan voor de subsidie
4.
Uit een gezamenlijke aanvraag dient te blijken welke instellingen aan de aanvraag deelnemen en voor welk bedrag toe te wijzen bedrag elk der instellingen een aanvraag indient.
b.
Twee of meer Nederlandse instellingen participeren en leveren een financiële bijdrage van ten minste 50% voor de door hen te entameren activiteiten in een samenwerkingsverband met instellingen passend in hun internationale profiel;
c.
Eén of meer instellingen uit een prioritair land genoemd in artikel 3, waarmee bij voorkeur reeds samenwerking plaatsvindt, participeren en leveren een financiële bijdrage voor door hen te entameren activiteiten;
d.
Maximaal 25% van de subsidie aan de Nederlandse instellingen kan worden besteed aan studentenmobiliteit.
Artikel
11
Afwijzingsgronden
1
De minister kan de aanvraag afwijzen indien niet wordt voldaan aan één of meer van de in artikel 10 genoemde toetsingsgronden.
2
Een groep instellingen komt per beoordelingsronde maar één keer voor subsidie in aanmerking.
3
Per prioritair land zal in beginsel maar één keer per beoordelingsronde een subsidie worden verstrekt.
4
Aanvragen die al voor meer dan 35% gefinancierd worden door andere fondsen (bijvoorbeeld de EU) komen niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel
12
Doel van de besteding
Instellingen besteden de subsidie uitsluitend aan activiteiten als bedoeld in artikel 5.
Artikel
13
Verslag en verantwoording
1
De instelling legt via het verslag als bedoeld in artikel 2.9 van de WHW inhoudelijke verantwoording af over de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.
2
De in het kader van deze regeling toegewezen middelen dienen herkenbaar te worden opgenomen in de jaarrekening als bedoeld in artikel 2.9 van de WHW alsook in de begroting. Tot met met het jaar van de afronding van de activiteiten dient in de jaarrekening een verkort inzicht te worden verstrekt van enerzijds het totaal van de tot dan toe verstrekte gelden en anderzijds het totaal van de bestedingen.
Artikel
14
Intellectueel eigendomsrecht
Voorafgaande goedkeuring van de minister is vereist voor het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten die rechtstreeks of middellijk voortvloeien uit activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt. De minister kan aan de goedkeuring de voorwaarde verbinden dat de instelling aan het rijk een vergoeding is verschuldigd.
Artikel
15
Terugvordering en opschorting
1
Indien blijkt dat de subsidie niet, dan wel niet geheel, is besteed overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, kan de minister de subsidie, dan wel het desbetreffende deel van de subsidie, terugvorderen.
2
Indien door of namens de instelling onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt of indien de in deze bepalingen vervatte voorschriften of andere voorschriften die de minister aan het verlenen van de subsidie heeft verbonden, niet zijn nageleefd, kan de minister de toezegging wijzigen dan wel intrekken, het verstrekken van voorschotten opschorten of het subsidie lager vaststellen dan wanneer de instelling wel aan deze voorschriften heeft voldaan.
Artikel
16
Bekendmaking
Deze regeling wordt met toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.
Artikel
17
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen en werkt terug tot en met 1 januari 1997.
Artikel
18
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stimulering van internationale structurele samenwerking van hogescholen 1997-2000
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen dr. ir. J.M.M.Ritzen