Regeling van 10 juli 1997, houdende regels voor subsidieverstrekking ter stimulering van vernieuwende investeringen in de landbouw-, de visserij- en de bosbouwsector

Investeringsregeling markt en concurrentiekracht

De Minister van Lanbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op verordening (EEG) nr. 866/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 maart 1990 inzake de verbetering van de verwerking en afzet van landbouwproducten (PbEG L 91), zoals vervangen door verordening (EG) nr. 951/97 van de Raad van de Europese Unie van 20 mei 1997 (PbEG L 142);
Gelet op verordening (EEG) nr. 867/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 maart 1990 betreffende de verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van bosbouwproducten (PbEG L 91);
Gelet op verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (PbEG L 218), zoals vervangen door verordening (EG) nr. 950/97 van de Raad van de Europese Unie van 20 mei 1997 (PbEG L 142);
Gelet op verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van de Europese Unie van 21 december 1993 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij/aquacultuur en verwerking/afzet van de producten daarvan (PbEG L 346);
Gezien de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij beschikkingen nrs. C(97)134 en C(97)1242 van 11 februari 1997 respectievelijk 29 mei 1997;

Besluit:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1.1

a.
minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b.
landbouw:

akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw

  • daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen

  • teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande met uitzondering van bosbouw;

c.
landbouwbedrijf:

geheel van productie-eenheden in Nederland bestaande uit een of meer gebouwen of gedeelten daarvan en daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van de landbouw;

d.
landbouwproducten:

producten die voorkomen in bijlage II van het EG-Verdrag, met uitzondering van de producten, bedoeld in Verordening (EG) nr. 3699/93;

e.
investeringsproject:

samenhangend geheel van investeringen in productiemiddelen die in een productieproces meer jaren meegaan en waarop doorgaans wordt afgeschreven;

f.
rechtspersoon:

rechtspersoon, anders dan een publiekrechtelijke rechtspersoon;

g.
probleemgebied:

gebiedsdeel in Nederland dat is vermeld op de communautaire lijst van agrarische probleemgebieden, bedoeld in artikel 2 van Richtlijn nr. 75/268/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de landbouw in bergstreken en sommige probleemgebieden (PbEG L 128);

h.
beheersovereenkomst:

overeenkomst als bedoeld in artikel 18, eerste lid, of artikel 56, eerste lid, van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling, artikel 3, eerste lid, of artikel 70, eerste lid, van de Regeling beheersovereenkomsten 1993, artikel 6 van de Beschikking bijdragen probleemgebieden of artikel 2 van de Beschikking beheersovereenkomsten 1983;

i.
bruto standaardsaldi:

maatstaf voor de bepaling van de productieomvang van een landbouwbedrijf, vastgesteld bij de op het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening van kracht zijnde Regeling landbouwtelling;

j.
Nederlandse grootte-eenheid:

aantal bruto standaardsaldi vastgesteld bij de op het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening van kracht zijnde Regeling landbouwtelling; voor broederijen geldt dat 100.000 voorbroedeiplaatsen overeenkomt met 39 Nederlandse grootte-eenheden;

k.
volle arbeidskracht :

arbeidskracht aan wie een arbeidsbelasting ten behoeve van het landbouwbedrijf van 40 Nederlandse grootte-eenheden kan worden toegerekend;

l.
referentiehoeveelheid:

referentiehoeveelheid als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Beschikking superheffing 1993;

m.
grootvee-eenheid:

verhoudingsgetal, berekend voor de beoordeling van de veedichtheid, overeenkomstig bijlage I van verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad van 15 juli 1991 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (PbEG L 218);

n.
varkenseenheid:

verhoudingsgetal, berekend om een vergelijking tussen verschillende categorieën varkens mogelijk te maken, waarbij een fokzeugplaats overeenkomt met 2,7 varkenseenheden, een mestvarkenplaats overeenkomt met 1,0 varkenseenheid en een biggenplaats overeenkomt met 0,45 varkenseenheid;

o.
keurmerk Groen Label:

keurmerk door het bestuur van de stichting Groen Label toegekend aan emissiearme stalsystemen die voldoen aan de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu vastgestelde beoordelingsrichtlijn, bedoeld in artikel 3, achtste lid, van het Convenant Groen Label (Stcrt. 1993, 21);

p.
voederareaal:
q.
Stichting Skal:

controle-instelling belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische productiemethode bepaalde;

r.
arbeidsinkomen:

uit de fiscale boekhouding van het landbouwbedrijf blijkende gemiddelde winst uit onderneming, vermeerderd met de brutoloonkosten, berekend op basis van de gegevens, genoemd in artikel 6.5, lid 3 tot en met 5;

s.
onzuiver inkomen:

onzuiver inkomen als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

t.
winst:

winst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969, vermeerderd met het bedrag dat voor de bedrijfsleiding van de rechtspersoon ten titel van beloning voor verrichte arbeid op deze winst in mindering is gebracht;

u.
biologische producten:

producten die zijn voortgebracht overeenkomstig de biologische productiemethode, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode, alsmede dierlijke landbouwproducten die zijn voorgebracht overeenkomstig publiek- of privaatrechtelijke normen ten aanzien van de biologische veeteelt;

v.
selectiecriteria:

selectiecriteria als bedoeld in beschikking 94/173/EG van de Commissie van 22 maart 1994 tot vaststelling van de selectiecriteria voor investeringen ter verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van land- en bosbouwproducten (PbEG L 79);

w.
derde landen:

landen die geen lid zijn van de Europese Unie;

x.
Dienst Regelingen:

Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

y.
visserijproducten:

visserij- en aquacultuurproducten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, vierde streepje, van Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1993 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij/aquacultuur en verwerking/afzet van producten daarvan (PbEG 1993, L346).

Artikel

1.2

De minister kan op grond van de volgende bepalingen ter stimulering van de verbetering van de structuur van de productie, de verwerking en de afzet van landbouw-, visserij- en bosbouwproducten subsidie verlenen voor vernieuwende investeringsprojecten.

Artikel

1.3

§

2

Investeringsprojecten primaire landbouw

Artikel

2.1

Een subsidie voor een investeringsproject op een landbouwbedrijf kan uitsluitend worden verleend indien het is gericht op:

  • verbetering van de kwaliteit en omschakeling van de productie op basis van de eisen van de markt en, in voorkomend geval, tot het voldoen aan de communautaire kwaliteitseisen,

  • diversificatie van de bedrijfsactiviteiten, met name door toeristische en ambachtelijke activiteiten of de productie en de verkoop op het bedrijf van producten van het bedrijf,

  • aanpassing van het bedrijf om de productiekosten te drukken,

  • verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden,

  • aanpassing van het bedrijf om energie te besparen,

  • verbetering van de hygiëne in de veehouderijen,

  • verbetering van het welzijn van dieren of

  • bescherming en verbetering van het milieu.

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Artikel

2.5

Artikel

2.6

§

3

Investeringsprojecten verwerking en afzet landbouwproducten

Artikel

3.1

Een subsidie voor een investeringsproject in een onderneming werkzaam in de verwerking en afzet van landbouwproducten kan worden verleend indien het is gericht op:

  • rationalisatie en ontwikkeling van het verkoopklaar maken, de verduurzaming, de behandeling en de verwerking van landbouwproducten of het hergebruik van bijproducten of fabricageresiduen en de verwijdering of zuivering van afval,

  • verbetering van de afzet op de markt, met inbegrip van verbetering van de doorzichtigheid van de prijsvorming,

  • toepassing van nieuwe verwerkingstechnieken, waaronder de ontwikkeling van nieuwe producten en bijproducten en het openen van nieuwe markten, alsmede innoverende investeringen,

  • verbetering van de kwaliteit van de producten of

  • vergemakkelijking van de toepassing van nieuwe op milieubescherming gerichte technieken.

Artikel

3.2

Artikel

3.3

§

4

Investeringsprojecten verwerking en afzet visserijproducten

Artikel

4.1

Een subsidie voor een investeringsproject in een onderneming werkzaam in de verwerking en afzet van visserijproducten kan worden verleend indien het investeringsproject is gericht op:

  • verbetering van de omstandigheden met betrekking tot de hygiëne of de gezondheid van mens of dier,

  • verbetering van de kwaliteit van de visserijproducten,

  • vermindering van milieuhinder,

  • behandeling, verwerking of afzet van afval van visserijproducten,

  • toepassing van nieuwe technologieën die met name gericht zijn op verbetering van het concurrentievermogen en op verhoging van de toegevoegde waarde of

  • verbetering van de afzet op de markt, met inbegrip van verbetering van de doorzichtigheid van de prijsvorming.

Artikel

4.2

Een subsidie als bedoeld in artikel 4.1, kan uitsluitend worden verleend indien het investeringsproject:

  • is gericht op de verwerking of afzet, met uitzondering van de detailhandelsfase, van visserij-producten,

  • in overeenstemming is met de criteria, opgenomen in bijlage 1 van deze regeling,

  • voldoende rentabiliteitsgaranties biedt en

  • een bijdrage levert aan een duurzame, structurele verbetering van de betrokken sector.

De subsidieverlening wordt geweigerd voor een investeringsproject:

  • dat betrekking heeft op de verwerking of afzet van visserijproducten bestemd om voor andere doeleinden dan menselijke consumptie te worden gebruikt of verwerkt, behoudens het geval waarin een investeringsproject is gericht op de doelstelling, genoemd in artikel 4.1, onderdeel d; indien een investeringsproject gedeeltelijk betrekking heeft op dergelijke investeringen wordt de subsidie verleend naar rato van het aandeel van de verwerking of afzet van visserijproducten bestemd voor menselijke consumptie;

  • dat wordt uitgevoerd in een regio met doelstelling 1, als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad van de Europese Unie van 24 juni 1988 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de coördinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financierings-instrumenten (PbEG 1988, L185).

Artikel

4.3

§

5

Investeringsprojecten verwerking en afzet bosbouwproducten

Artikel

5.1

Artikel

5.2

Artikel

5.3

§

6

Subsidie

Artikel

6.1

Artikel

6.2

Artikel

6.3

Artikel

6.4

De subsidie voor investeringsprojecten als bedoeld in artikel 2.1, bedraagt 20 % van de subsidiabele kosten.

Artikel

6.5

Artikel

6.6

Artikel

6.7

Artikel

6.8

Artikel

6.9

Artikel

6.10

Artikel

6.11

Artikel

6.12

§

7

Subsidieverlening

Artikel

7.1

Artikel

7.2

Artikel

7.3

Vervallen

Artikel

7.4

Artikel

7.5

Artikel

7.6

Artikel

7.7

Vervallen

Artikel

7.8

De subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de financiering van het investeringsproject niet toereikend zal zijn.

§

8

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel

8.1

Artikel

8.2

§

9

Subsidievaststelling

Artikel

9.1

Artikel

9.2

De minister geeft een beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel

9.3

Vervallen

§

10

Intrekking en wijziging subsidieverlening en -vaststelling

Artikel

10.1

Vervallen

Artikel

10.2

Vervallen

§

11

Betaling en terugvordering

Artikel

11.1

Artikel

11.2

Vervallen

§

12

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

12.1

Vervallen

Artikel

12.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

12.3

Deze regeling wordt aangehaald als: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.J. vanAartsen

Bijlage

1

Criteria en prioriteiten als bedoeld in de artikelen 3.2, eerste lid, onderdeel c, 4.2, eerste lid, onderdeel b, 5.2, eerste lid, onderdeel c en 7.1, derde lid.

A.

Landbouwproducten

  • Uitgangsmateriaal

    Criteria

    Het investeringsproject is gericht op:

    Pootaardappelen:

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • verbetering van bestaande bewaaraccomodatie die specifiek voor pootaardappelen is bedoeld, met name mechanisch gekoelde bewaring en andere vormen van geconditioneerde bewaring, met uitzondering van cascobouw;

    • verbetering van bestaande sorteer- en verpakkingsinstallaties, voorzover deze samenhangen met hogere kwaliteitseisen die aan het eindproduct worden gesteld, of

    • verbetering van de productkwaliteit door middel van aanschaf van meetapparatuur.

    Landbouwzaaizaden:

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • verbetering van de productkwaliteit door middel van vernieuwende schoningsapparatuur (gebruik van computerbeeldanalyse, schonen op geluid, lichtdoorlatendheid, e.d.);

    • reductie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tijdens de groei door middel van investeringen t.b.v. pilleren (gebruik vulstoffen t.b.v. betere verzaaibaarheid) en coaten (aanhechten van groei- en gewasbeschermingsmiddelen), of

    • verhoging van de efficiëntie van het productieproces door middel van automatisering van de procesgang en -sturing.

    Tuinbouwzaaizaden:

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • verbetering van de productkwaliteit door middel van apparatuur voor schonen, fractioneren, detecteren op ziekten, ontsmetten, pilleren, coaten en primen (voorkiemen), of

    • verhoging van de efficiëntie van het productieproces door middel van automatisering van de procesgang en -sturing.

    Jonge Planten:

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau, of

    • vergroting van de homogeniteit van tussenproducten (stekken) en eindproducten (jonge planten), met name vaste installaties voor het behandelen en sorteren met innovatieve technieken (o.a. computerbeeldanalyse en steksteekmachines).

    Prioriteit

    Prioriteit wordt gegeven aan investeringsprojecten met een hoge mate van innovatieve onderdelen.

  • Consumptieaardappelen

    Criteria

    Het investeringsproject is gericht op:

    Handel

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • verbetering van de productkwaliteit of verhoging van de toegevoegde waarde van het product;

    • terugdringing van milieubelasting bij bewaring en verpakking;

    • valorisatie van bijproducten.

    Verwerkende industrie

    • vervaardiging van nieuwe producten en verbetering van de productkwaliteit;

    • het verrichten van kwaliteitsmetingen, zowel bij de grondstof als bij het productieproces, en koppeling van kwaliteitsmetingen aan het productieproces;

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • overschakeling op milieuvriendelijker productiemethoden;

    • valorisatie van bijproducten of 6. optimalisering van logistieke en handlingprocessen binnen verwerkingseenheden.

    Prioriteiten

    In volgorde van belangrijkheid wordt prioriteit gegeven aan investeringsprojecten:

    • ten behoeve van de vervaardiging van nieuwe producten;

    • die leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het product en productieproces en een verhoging van de toegevoegde waarde;

    • gericht op vermindering van milieubelasting bij handel en verwerking;

    • die een substantiële verbetering van de efficiëntie van het productieproces met zich meebrengen.

  • Boomkwekerij

    Criterium

    Het investeringsproject is gericht op het opzetten of verbeteren van aanvoer-, verdeel- en bewerkingscentra voor boomkwekerijproducten.

    Prioriteit

    Prioriteit wordt gegeven aan projecten waarbij het zogenaamde Vraag- en Aanbod Registratiesysteem Boomkwekerijgewassen (VAR-B) wordt gebruikt.

  • Kruiden en agrificatiegewassen

    Criteria

    • Het investeringsproject is gericht op:

      • verruiming van de afzetmogelijkheden van de akkerbouwsector door bevordering van investeringen rond het gebruik van agrarische grondstoffen voor nieuwe non-food toepassingen;

      • bevordering van de productie van milieuvriendelijke non-foodproducten;

      • bevordering van nieuwe industriële activiteiten door het gebruik van nieuwe grondstoffen uit de landbouw, of

      • verhoging van de toegevoegde waarde in de afzetkolom van kruiden in Nederland.

    • Het investeringsproject biedt zowel voor de akkerbouw als de industrie duidelijke (markt)perspectieven.

    • Het investeringsproject vindt plaats in de commerciële fase (ná een eventuele proeffase of opschalingsfase).

    Prioriteiten

    Prioriteit wordt gegeven aan investeringsprojecten die:

    • bijdragen aan milieudoelstellingen of aan duurzame ontwikkeling, of

    • een uitstralingseffect naar andere bedrijven of marktpartijen hebben.

  • Groenten en fruit

    Criteria

    Het investeringsproject is gericht op:

    • de vervaardiging van nieuwe producten;

    • verbetering van de microbiële proces- en productkwaliteit (inclusief houdbaarheid);

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • het verrichten van kwaliteitsmetingen, zowel bij de grondstof als bij het productieproces, alsmede koppeling van kwaliteitsmetingen aan het productieproces;

    • overschakeling op milieuvriendelijker productiemethoden;

    • valorisatie van bijproducten of

    • optimalisering van logistieke en handlingprocessen binnen verwerkingseenheden.

    Prioriteiten

    In volgorde van belangrijkheid wordt prioriteit gegeven aan investeringsprojecten:

    • ten behoeve van de vervaardiging van nieuwe producten;

    • gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het product en productieproces;

    • gericht op het bereiken van milieudoelstellingen;

    • die substantiële verbetering van de efficiëntie van het productieproces met zich meebrengen.

  • Voedingstuinbouw en bloemisterij

    Criteria

    Het investeringsproject is gericht op:

    • verbetering van de afzet van groenten, fruit, bloemen en planten door middel van informatietechnologie;

    • optimalisering van logistieke en handlingsprocessen of

    • implementatie van zorg- en borgsystemen.

    Prioriteiten

    Prioriteit wordt gegeven aan de meest innovatieve investeringsprojecten:

    • ter aanwending van informatietechnologie:

      • met betrokkenheid van verschillende schakels in de keten,

      • binnen bedrijven;

    • op het gebied van logistiek, gericht op optimalisering van de fysieke productstroom of de informatiestroom over producten:

      • tussen verschillende schakels van de keten,

      • binnen bedrijven;

    • ter (her)inrichting van logistieke centra;

    • ter implementatie van zorg- en borgsystemen over verschillende schakels in de keten.

  • Biologische landbouw en veeteelt

    Criteria

    Het investeringsproject is gericht op:

    • schaalvergroting of modernisering van de be- en verwerking van groente, fruit, bloemen, akkerbouwproducten, zuivelproducten, vlees, pluimvee en eieren;

    • investeringen ten behoeve van uitbreiding van kwaliteitscontroles;

    • investeringen in uitbreiding van geconditioneerde opslagcapaciteit in de handels- en verwerkingsfase;

    • verhoging van de kwaliteit en de homogeniteit van producten.

    Prioriteiten

    In volgorde van belangrijkheid wordt prioriteit gegeven aan:

    • grootschalige investeringsprojecten;

    • investeringsprojecten die worden ingediend door gangbare bedrijven die tot dan toe geen biologische producten verwerkten, maar dat nu wel van plan zijn te gaan doen;

    • investeringsprojecten die worden ingediend door gespecialiseerde bedrijven.

  • Vleessector

    Criteria:

    • Het investeringsproject is gericht op:

      • nieuwe producten en innovatieve productiemethoden voor (veelal) nieuwe marktsegmenten;

      • verhoging van de toegevoegde waarde;

      • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

      • verbetering van de logistiek, met een marktgerichte benadering.

    • De aanvrager voldoet op het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening aan alle noodzakelijke EG-voorschriften.

    • Kalverslachterijen zijn aangesloten bij de SKV.

    • Roodvleesuitnijderijen die hoofdzakelijk consumentenproducten leveren, hebben in het jaar voorafgaande aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening een afzet van ten minste 1.750 ton vlees; de overige roodvleesuitsnijderijen hebben in het jaar voorafgaande aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening een afzet van ten minste 4.000 ton vlees.

    • Schapenuitsnijderijen hebben in het jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening een afzet van ten minste 1.000 ton vlees.

    • Pluimvee-uitsnijderijen hebben in het jaar voorafgaande aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening een afzet van ten minste 1.250 ton pluimveevlees.

    • Vleesverwerkende bedrijven richten zich op de productie van vleesproducten of vleesbereidingen zoals gedefinieerd in richtlijn 77/99/EEG resp. 88/657/EEG. Deze categorie bedrijven hebben in het jaar voorafgaande aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening ten minste 2.000 ton vlees (zonder been) verwerkt. De projecten hebben betrekking op genoemde vleesproducten of vleesbereidingen die een vleespercentage van ten minste 20% hebben.

    • De minister is bevoegd de in de punten 4 tot en met 6 genoemde grenzen te verlagen ten aanzien van bedrijven die zich hoofdzakelijk richten op het slachten, be- en verwerken van scharreldieren en -vlees.

    • Uitgesloten zijn:

      • investeringen in verband met het slachten, tenzij het investeringen betreft op het gebied van welzijn van dieren, diergezondheid, milieubescherming of kwaliteitsverbetering, en

      • investeringen die zich uitsluitend of hoofdzakelijk richten op het (wederom) voldoen aan EG-inrichtingseisen op hygiënisch gebied.

    Prioriteiten

    Prioriteit wordt gegeven aan investeringsprojecten in de sector roodvlees die worden ingediend door samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of niet in een groep verbonden rechtspersonen.

    In volgorde van belangrijkheid wordt prioriteit gegeven aan investeringsprojecten:

    • gericht op nieuwe producten en innovatieve productiemethoden voor (veelal) nieuwe marktsegmenten;

    • die leiden tot een verhoging van de toegevoegde waarde, waarbij prioriteit wordt toegekend aan:

      • voor de varkens-, runder-, kalverslachtsector en roodvleesuitsnijderijen: investeringen gericht op de 3e en 4e snit, op consumentenportionering en op verwaarding van slachtbijproducten;

      • voor schapenslachtsector: investeringen gericht op de verwaarding van zware karkassen en op de verwaarding van slachtbijproducten;

      • voor de pluimveevleessector: investeringen gericht op de be- en verwerking na de opdeelfase van het hele dier en op de verwaarding van slachtbijproducten;

      • voor vleesverwerkende industrie: investeringen gericht op op de consument afgestemde wensen en eisen;

    • gericht op de implementatie van zorgsystemen op keten- of bedrijfsniveau;

    • gericht op de verbetering van de logistiek.

    Bij gelijke beoordeling wordt prioriteit gegeven aan bedrijven die een integraal kwaliteits-, milieu- of arbozorgsysteem hebben.

  • Zuivel

    Criteria

    • Het investeringsproject is gericht op:

      • nieuwe producten of niet gangbare toepassingen van melk(bestanddelen);

      • innovatieve procestechnologieën;

      • verbreding van het assortiment of specialiteiten;

      • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

      • verbetering van de logistiek.

    • De aanvrager voldoet op het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening aan alle noodzakelijke EG-voorschriften.

    • Verwerkers van melk hebben in het jaar voorafgaande aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening ten minste 15 mln. kg melk of melkproducten verwerkt.

    • Niet-industriële verwerkers van melk (handelaren) hebben in het jaar voorafgaande aan het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening ten minste 10.000 ton melkequivalenten be- of verwerkt.

    • Het investeringsproject heeft betrekking op investeringen ten behoeve van producten die voor een substantieel deel uit melk(componenten) bestaan.

    • Uitgesloten zijn investeringen:

      • in het primaire verwerkingsgedeelte (waar het ontvangen, opslaan, centrifugeren, pasteuriseren en koelen plaatsheeft), en

      • die zich uitsluitend of hoofdzakelijk richten op het (wederom) voldoen aan EG- of nationale eisen.

    Prioriteiten

    In volgorde van belangrijkheid wordt prioriteit gegeven aan investeringsprojecten gericht op:

    • nieuwe producten of niet gangbare toepassingen van melk(bestanddelen);

    • innovatieve procestechnologieën;

    • verbreding van het assortiment of specialiteiten;

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • verbetering van de logistiek.

    Bij gelijke beoordeling wordt prioriteit gegeven aan bedrijven die een integraal kwaliteits-, milieu- of arbozorgsysteem hebben.

  • Eieren/eiproducten

    Criteria

    • Het investeringsprojecten is gericht op:

      • nieuwe of vernieuwde producten en innovatieve productiemethoden voor veelal nieuwe marktsegmenten;

      • verhoging van de toegevoegde waarde;

      • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

      • verbetering van de logistiek.

    • Uitgesloten zijn investeringen die leiden tot een grotere capaciteit voor het sorteren en verpakken van eieren.

    • De aanvrager voldoet op het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening aan alle in verband met een EG-goedkeuring noodzakelijke voorschriften.

    • Pakstations of samenwerkingsverbanden van pakstations hebben in het jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening een aanvoer van ten minste 100 miljoen eieren gehad.

    • Eiproductenfabrikanten hebben in het jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening een productievolume van ten minste 5.000 ton (op basis van vloeibaar product), geproduceerd uit eieren of aangekochte eiproduct, gehad.

    Prioriteiten

    Prioriteit wordt gegeven aan investeringsprojecten die worden ingediend door samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of niet in een groep verbonden rechtspersonen.

    In volgorde van belangrijkheid wordt prioriteit gegeven aan investeringsprojecten gericht op:

    • nieuwe of vernieuwde producten en innovatieve productiemethoden voor veelal nieuwe marktsegmenten;

    • verhoging van de toegevoegde waarde;

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • verbetering van de logistiek.

    Bij gelijke beoordeling wordt prioriteit gegeven aan bedrijven die een integraal kwaliteits-, milieu- of arbozorgsysteem hebben.

B.

Bosbouwproducten

Criteria

Het investeringsproject is gericht op:

  • verhoging van de productiviteit in de exploitatie van bossen ;

  • verbetering van de kwaliteit van de producten;

  • verlaging van de productiekosten;

  • verhoging van de efficiëntie binnen de bedrijfskolom;

  • verlaging van de transportkosten van rondhout vanuit het bos naar de verwerker;

  • verbetering van de toegankelijkheid van afzetmarkten voor de eindproducten van de verwerkende sector;

  • verbetering van de communicatie en onderlinge afstemming tussen de schakels van de productie-, handels- en verwerkingskolom;

  • uitbreidingsinvesteringen die voortvloeien uit fusies of samenwerking van bedrijven binnen de sector.

Prioriteiten

Prioriteit wordt gegeven aan investeringsprojecten die gericht zijn op:

  • verhoging productiviteit in de exploitatie van bossen

  • verbetering van de kwaliteit van het product

  • verlaging van de productiekosten

  • verlaging transportkosten van rondhout vanuit het bos naar de verwerker

  • verbetering van de toegankelijkheid van afzetmarkten voor de eindproducten.

C.

Visserijproducten

Criteria

Het investeringsproject is gericht op:

  • verbetering verbetering van de omstandigheden met betrekking tot de hygiëne of de gezondheid van mens of dier:

    • verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers, waaronder begrepen aparte en moderne sanitaire voorzieningen;

    • verbetering van de leefomstandigheden van vis, schaal- of schelpdieren vanaf het tijdstip waarop deze in de onderneming zijn binnengebracht tot aan het tijdstip van de verwerking ervan of

    • machines of apparatuur voor een hygiënischer verwerking van de producten.

  • verbetering van de kwaliteit van de visserijproducten:

    • implementatie van (onderdelen van) een zorgsysteem op keten- of bedrijfsniveau;

    • het scheppen van geconditioneerde verwerkingsruimten;

    • het scheppen van een geautomatiseerde sturing en bewaking van de procesgang;

    • automatisering van de verwerkingslijnen en daarmee samenhangende logistieke verbeteringen binnen de verwerkingseenheid of

    • verbetering van de sorteer- en verpakkingsinstallaties, voorzover deze samenhangen met de hogere kwaliteitseisen die aan het eindproduct worden gesteld.

  • vermindering van milieuhinder:

    • machines of apparatuur om het geluid bij de verwerking te verminderen;

    • machines of apparatuur voor waterzuivering, recirculatie of hergebruik van het proceswater;

    • machines of apparatuur voor het zuiveren van lucht of voor rookvernietiging;

    • machines of apparatuur voor het hergebruik, de vermindering of zuivering van afvalstromen;

    • machines of apparatuur om het gebruik van hulpstoffen, zoals azijn, zout of water bij de verwerking te verminderen of

    • machines of apparatuur om het energieverbruik te verminderen.

  • behandeling, verwerking of afzet van afval van visserijproducten:

    • machines of apparatuur voor de behandeling, verwerking of afzet van visresten tot (half)producten, zoals visolie of vismeel;

    • machines of apparatuur voor de behandeling, verwerking of afzet van afvalstromen, zoals ijs en water of

    • machines of apparatuur die leiden tot de vermindering van afvalstromen.

  • toepassing van nieuwe technologieën die met name gericht zijn op de verbetering van het concurrentievermogen en op verhoging van de toegevoegde waarde:

    • machines of apparatuur voor de ontwikkeling of productie van nieuwe producten of;

    • het invoeren van nieuwe procestechnologieën; machines of apparatuur voor de verwerking tot producten voor het bereiken van nieuwe markten of

    • innoverende investeringen.

  • verbetering van de afzet op de markt, met inbegrip van de verbetering van de doorzichtigheid van de prijsvorming:

    • investeringen die gericht zijn op de onderlinge samenwerking tussen de diverse Nederlandse visafslagen.

Prioriteiten

In volgorde van belangrijkheid wordt prioriteit gegeven aan investeringsprojecten gericht op:

  • verbetering van de kwaliteit van de visserijproducten;

  • behandeling, verwerking of afzet van afval van visserijproducten;

  • toepassing van nieuwe technologieën die met name gericht zijn op de verbetering van het concurrentievermogen en op verhoging van de toegevoegde waarde;

  • vermindering van milieuhinder;

  • verbetering van de afzet op de markt, met inbegrip van de verbetering van de doorzichtigheid van de prijsvorming;

  • verbetering van de omstandigheden met betrekking tot de hygiëne of de gezondheid van mens of dier.

Bijlage

2

Controleprotocol als bedoeld in artikel 9.1, derde lid

Artikel

Soort aandacht

artikel 2.2

speciale aandacht

artikel 2.3

speciale aandacht

artikel 2.4

speciale aandacht

artikel 2.6

speciale aandacht

artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a

speciale aandacht

artikel 4.2, tweede lid, onderdeel a

speciale aandacht

artikel 4.2, tweede lid, onderdeel b

speciale aandacht

artikel 4.3

speciale aandacht

artikel 5.2, eerste lid, onderdeel a

speciale aandacht

artikel 5.2, tweede lid

speciale aandacht

artikel 5.3

speciale aandacht

artikel 6.1, eerste lid

speciale aandacht

artikel 6.1, tweede lid, onderdeel a

speciale aandacht

artikel 6.1, tweede lid, onderdeel b

speciale aandacht

artikel 6.1, tweede lid, onderdeel c

speciale aandacht

artikel 6.2, eerste lid

speciale aandacht

artikel 6.6, vierde lid

speciale aandacht

artikel 6.6, vijfde lid

speciale aandacht

artikel 6.7, tweede lid

speciale aandacht

artikel 6.7, derde lid

speciale aandacht

artikel 6.9, tweede lid

speciale aandacht

artikel 6.9, derde lid

speciale aandacht

artikel 6.11 tweede lid

speciale aandacht

artikel 6.11, derde lid

speciale aandacht

artikel 7.2, tweede lid

normale aandacht

artikel 8.1, eerste lid, onderdeel a

speciale aandacht

artikel 8.1, eerste lid, onderdeel b

speciale aandacht

artikel 8.1, eerste lid, onderdeel c en d

speciale aandacht

artikel 8.1, tweede lid

speciale aandacht

artikel 8.1, vierde lid

speciale aandacht

artikel 9.1, tweede lid, onderdeel a

speciale aandacht

Toelichting

Artikel 2.2 vaststellen:

  • bij een investeringsproject in de sector melkproductie, dat door de realisatie van het investeringsproject de toegewezen referentiehoeveelheid niet wordt overschreden en het aantal melkkoeien niet stijgt tot meer dan 50 per volle arbeidskracht en tot meer dan 80 per bedrijf of, indien het bedrijf over meer dan 1,6 volle arbeidskracht beschikt, het aantal melkkoeien niet meer dan 15% stijgt;

  • bij een investeringsproject in de varkenshouderij, dat door de realisatie van het investeringsproject het aantal varkensplaatsen niet stijgt;

  • bij een investeringsproject in de rundvleessector, dat door de realisatie van het investeringsproject zoals bedoeld in artikel 2.1, onderdelen a tot en met e, niet meer dan 2,0 of, indien het totaal aantal grootvee-eenheden op het landbouwbedrijf niet groter is dan 15, niet meer dan 3,0 grootvee-eenheden aan vleesrunderen per hectare voederareaal aanwezig zijn en dat bij investeringen zoals bedoeld in artikel 2.1 , onderdelen f tot en met h, geen sprake is van vergroting van de productiecapaciteit, gerekend in grootvee-eenheden, van de productierichting rundvlees;

  • bij een investeringsproject in de sector pluimvee en eieren, dat door de realisatie van het investeringsproject, geen sprake is van een vergroting van de productiecapaciteit, uitgedrukt in Nederlandse grootte-eenheden zoals die gelden op het moment van het indienen van de aanvraag, van de productierichting pluimvee en eieren;

  • bij een investeringsproject in de varkenshouderij dat geen sprake is na afloop van het investeringsproject van het aanwezig zijn van meer dan 40 varkenseenheden;

  • bij een investeringsproject als bedoeld in artikel 2.1, onderdelen f tot en met h, waarbij de subsidie is aangevraagd door een landbouwbedrijf waarvan het arbeidsinkomen per volle arbeidskracht 120 % of meer bedraagt van het overeenkomstig artikel 6.5, tweede lid vastgestelde referentie-inkomen, dat door de realisatie van het investeringsproject geen sprake is van verhoging van de productiecapaciteit.

Artikel 2.3: vaststellen dat, indien de subsidie is verleend aan een natuurlijk persoon, deze als bedrijfshoofd voor eigen rekening en risico het landbouwbedrijf exploiteert, zijn arbeidsduur voor werkzaamheden binnen het landbouwbedrijf ten minste de helft van zijn totale arbeidsduur uitmaakt en zijn onzuiver inkomen gemiddeld over de drie kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag voor ten minste de helft afkomstig is uit het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend; vaststellen dat de aanvrager een boekhouding voert die voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 2.3, lid 1, onderdeel e; vaststellen dat, indien op het landbouwbedrijf van de aanvrager, op het tijdstip van het indienen van de aanvraag, minder dan drie jaar landbouwactiviteiten zijn verricht, hij voldoet aan de voorwaarden genoemd in het tweede lid.

Artikel 2.4: vaststellen, dat, indien de subsidie is verleend aan een rechtspersoon, deze blijkens de statuten de exploitatie van een landbouwbedrijf ten doel heeft, de arbeidsduur van het door de rechtspersoon aangewezen bedrijfshoofd voor werkzaamheden binnen het landbouwbedrijf ten minste de helft van zijn totale arbeidsduur uitmaakt en zijn winst gemiddeld over de drie kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag voor ten minste de helft afkomstig is uit het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend; vaststellen dat de aanvrager een boekhouding voert die voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 2.4, lid 1, onderdeel e.

Artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a: vaststellen dat indien de subsidie zoals bedoeld in artikel 4.1 is verleend aan een investeringsproject gericht op de verwerking of afzet van visserijproducten deze geen betrekking heeft op de detailhandelfase.

Artikel 4.2, tweede lid, onderdeel a: vaststellen dat, behoudens het geval waarin het investeringsproject is gericht op de behandeling, verwerking of afzet van afval van visserijproducten, het investeringsproject niet uitsluitend is gericht op de verwerking of afzet van visserijproducten bestemd om voor andere doeleinden dan menselijke consumptie te worden gebruikt of verwerkt.

Artikel 4.2, tweede lid, onderdeel b: vaststellen dat het investeringsproject niet wordt uitgevoerd in een regio met doelstelling 1, als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad van de Europese Unie van 24 juni 1988 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de coördinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten (PbEG 1988, L185).

Artikel 4.3: vaststellen dat:

  • indien de subsidie zoals bedoeld in artikel 4.1 is verleend aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, deze voor eigen rekening en risico een onderneming drijft die uitsluitend of ondermeer is gericht op de verwerking of afzet van visserijproducten.

  • indien de subsidie zoals bedoeld in artikel 4.1 is verleend aan een samenwerkingsverband deze uitsluitend bestaat uit natuurlijke of rechtspersonen die voor eigen rekening en risico een onderneming drijven die uitsluitend of ondermeer gericht is op de verwerking of afzet van visserijproducten.

Artikel 5.2, eerste lid, onderdeel a: vaststellen dat indien de subsidie zoals bedoeld in artikel 5.1 is verleend aan een investeringsproject gericht op de verwerking of afzet van bosbouwproducten deze geen betrekking heeft op de detailhandelfase.

Artikel 5.2, tweede lid: vaststellen:

  • dat aan de aanvrager in de vijf jaren voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening geen subsidie is verleend waarna het investeringsproject zonder gegronde reden niet is uitgevoerd of waarbij onregelmatigheden zijn ontdekt die tot intrekking van de subsidieverlening of -vaststelling hebben geleid.

  • dat het investeringsproject niet uitsluitend is bestemd voor de verwerking of afzet van bosbouwproducten uit derde landen.

Artikel 5.3: vaststellen dat:

  • indien de subsidie zoals bedoeld in artikel 5.1 is verleend aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, deze voor eigen rekening en risico een onderneming drijft die uitsluitend of onder meer is gericht op de verwerking of afzet van bosbouwproducten;

  • indien de subsidie zoals bedoeld in artikel 5.1 is verleend aan een samenwerkingsverband deze uitsluitend bestaat uit natuurlijke of rechtspersonen die voor eigen rekening en risico een onderneming drijven die uitsluitend of onder meer gericht is op de verwerking of afzet van bosbouwproducten.

Artikel 6.1, eerste lid: vaststellen dat de aanvrager de eerste gebruiker is van de productiemiddelen waarvoor de subsidie wordt verstrekt, dat deze geheel of nagenoeg geheel op het bedrijf van de aanvrager, of op de landbouwbedrijven van de aan een samenwerkingsverband deelnemende personen worden benut en op het moment van het indien van de aanvraag tot subsidievaststelling eigendom zijn van de aanvrager.

Artikel 6.1, tweede lid, onderdeel a: vaststellen dat geen aanvang is gemaakt met de uitvoering van het project voordat de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk is bevestigd.

Artikel 6.1, tweede lid, onderdeel b: vaststellen dat de subsidieontvanger geen onderneming is gericht op onderzoek, scholing, opleiding, voorlichting, advies of begeleiding.

Artikel 6.1, tweede lid, onderdeel c: vaststellen dat niet wordt geïnvesteerd in productiemiddelen die dienen ter vervanging van productiemiddelen die reeds eigendom zijn van de aanvrager.

Artikel 6.3, vierde lid: vaststellen dat er voor een investeringsproject als bedoeld in artikel 2.1 geen cumulatie plaatsvindt met andere subsidie van overheidswege boven het maximum van 35 % van de subsidiabele kosten voor onroerende zaken en van 20 % voor overige zaken.

Artikel 6.6, derde lid: vaststellen, bij een investeringsproject in primaire landbouw, of de aanvrager op het tijdstip van het indienen van de aanvraag jonger is dan 35 jaar, zich minder dan vijf jaar voor het tijdstip van het indienen van de aanvraag heeft gevestigd op het landbouwbedrijf waarvoor de aanvraag wordt ingediend en niet eerder een landbouwbedrijf heeft geëxploiteerd.

Artikel 6.6, vijfde lid: vaststellen of er sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.4, eerste of tweede lid, en of elke aan het samenwerkingsverband deelnemende natuurlijk persoon of elke bedrijfshoofd van de aan het samenwerkingsverband deelnemende rechtspersonen aan de in het derde lid, onderdeel a en c, gestelde voorwaarden voldoet en zij gezamenlijk voldoen aan de voorwaarde genoemd in het derde lid, onderdeel b.

Artikel 6.7, tweede lid: vaststellen dat voor een investeringsproject als bedoeld in artikel 3.1 geen cumulatie plaatsvindt met subsidie van decentrale overheden boven het maximum van 75% van de subsidiabele kosten voor investeringsprojecten die worden uitgevoerd in de provincie Flevoland en boven het maximum van 55% voor overige investeringsprojecten.

Artikel 6.7, derde lid: vaststellen dat er voor een investeringsproject als bedoeld in artikel 3.1 geen cumulatie plaatsvindt met subsidies van Rijksoverheidswege boven het maximum van 30% van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.9, tweede lid: vaststellen dat voor een investeringsproject als bedoeld in artikel 5.1 geen cumulatie plaatsvindt met subsidie van decentrale overheden boven het maximum van 75% van de subsidiabele kosten voor investeringsprojecten die worden uitgevoerd in de provincie Flevoland en boven het maximum van 55% voor overige investeringsprojecten.

Artikel 6.9, derde lid: vaststellen dat er voor een investeringsproject als bedoeld in artikel 5.1 geen cumulatie plaatsvindt met subsidies van rijksoverheidswege boven het maximum van 30% van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.11, tweede lid: vaststellen dat voor een investeringsproject zoals bedoeld in artikel 4.1 geen cumulatie plaatsvindt met subsidie van decentrale overheden boven het maximum van 50% van de subsidiabele kosten

Artikel 6.11, derde lid: vaststellen dat voor een investeringsproject zoals bedoeld in artikel 4.1 geen cumulatie plaatsvindt met subsidies van Rijksoverheidswege boven het maximum van 30% van de subsidiabele kosten.

Artikel 8.1, eerste lid, onderdeel a: vaststellen dat de subsidieontvanger het investeringsproject overeenkomstig het investeringsprojectplan heeft uitgevoerd, behoudens door de minister goedgekeurde wijzigingen van het project.

Artikel 8.1, eerste lid, onderdeel b: vaststellen dat het investeringsproject in Nederland is uitgevoerd, behoudens toestemming van de minister tot gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

Artikel 8.1, eerste lid, onderdeel c en d: vaststellen dat de uitvoering van het investeringsproject in ieder geval is uitgevoerd binnen achttien maanden, voorzover het gaat om investeringsprojecten als bedoeld in artikel 2.1, en binnen drie jaar, voorzover het gaat om investeringsprojecten als bedoeld in artikel 3.1, 4.1 en 5.1 of, in voorkomend geval, binnen de verkorte termijnen die de minister met toepassing van artikel 8.1, vijfde lid dienaangaande heeft vastgesteld.

Artikel 8.1, tweede lid: vaststellen dat de subsidieontvanger binnen één jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening een aanvang met de uitvoering van het investeringsproject, zoals bedoeld in artikel 3.1, 4.1 en 5.1, heeft gemaakt of, in voorkomend geval, binnen de verkorte termijn die de minister met toepassing van artikel 8.1, vijfde lid dienaangaande heeft vastgesteld.

Artikel 8.1, vierde lid: vaststellen dat de subsidieontvanger een zodanig ingerichte administratie voert dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle investeringsprojectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 6.2 onderscheiden kostensoorten.

Artikel 9.1, tweede lid, onderdeel a: vaststellen of de financiële verantwoording van het investeringsproject voldoet aan de voor dit doel eraan te stellen eisen.

Onder normale aandacht wordt verstaan: controle met een diepgang die gebruikelijk is voor het afgeven van een accountantsverklaring bij een verantwoording.

Onder speciale aandacht wordt verstaan: controle waarbij nadrukkelijk wordt bezien of de desbetreffende voorschriften zijn nageleefd. In dit geval moet dus verder worden gegaan dan normaal bij een controle van een verantwoording.

Aan de niet genoemde artikelen behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat, teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten, kennisneming van deze overige artikelen noodzakelijk is.

De minister behoudt zich het recht voor om de Auditdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een review te laten uitvoeren op de door de accountant van de aanvrager, aan wie de subsidie ingevolge deze regeling is verleend, verrichte werkzaamheden.

Tekst accountantsverklaring, als bedoeld in artikel 9.1, tweede lid, onderdeel a

goedkeurende verklaring:

Wij hebben de bijgevoegde financiële verantwoording met betrekking tot de beschikking tot subsidieverlening in het kader van de Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, kenmerk ......... van ............ (naam + zetel) gecontroleerd. Dit onderzoek is verricht in overeenstemming met algemeen aanvaarde controlegrondslagen en met de aanwijzingen die de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in het controleprotocol, behorende bij vorenbedoelde ministeriële regeling, heeft gegeven met betrekking tot de controle op de naleving van de subsidiebepalingen.

Op grond van dit onderzoek zijn wij van oordeel dat deze verantwoording voldoet aan de voor dit doel eraan te stellen eisen.

Tevens delen wij mede dat de in het controleprotocol genoemde subsidiebepalingen zijn nageleefd.

Plaats en datum:

Handtekening:

Naam accountant:

Naam accountantskantoor:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Telefoon: