Besluit van 25 september 1997, houdende het van kracht zijn voor de Rijn in Nederland van het Reglement betreffende het verlenen van Rijnpatenten (Besluit Reglement Rijnpatenten 1998)

Reglement Rijnpatenten 1998

Hoofdstuk

1

– Algemene bepalingen

Artikel

1.01

– Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

1. schip: een binnenschip, een zeeschip of een drijvend werktuig;

2. binnenschip: een schip, met inbegrip van een veerpont, dat uitsluitend of overwegend is bestemd voor de vaart op de binnenwateren;

3. zeeschip: een schip dat is toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe bestemd is;

4. drijvend werktuig: een drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden, zoals kranen, baggermolens, hei-installaties of elevatoren;

5. pleziervaartuig: een schip dat is bestemd voor sportieve of recreatieve doeleinden en dat niet is een passagiersschip;

6. passagiersschip: een schip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van meer dan 12 passagiers;

7. sleepboot: een schip dat speciaal is gebouwd om te slepen;

8. duwboot: een schip dat speciaal is gebouwd voor het voortbewegen van een duwstel;

9. vervallen;

10. overheidsvaartuig: een schip waarvan de lengte niet meer dan 25 m bedraagt en dat ter uitvoering van overheidstaken wordt ingezet;

11. brandweerboot: een schip waarvan de lengte 15 m of meer bedraagt en dat ter uitvoering van brandweerdiensten wordt ingezet;

12. lengte: de grootste lengte van de scheepsromp in m, het roer en de boegspriet niet inbegrepen;

13. breedte: de grootste breedte van de scheepsromp in m, gemeten op de buitenkant van de huidbeplating (schoepraderen, schuurlijsten en dergelijke niet inbegrepen);

14. gekoppeld samenstel: een hecht samenstel van langszijde van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst vóór het motorschip dat dient voor het voortbewegen van het samenstel;

15. dekbemanning: de bemanning met uitzondering van machinisten;

16. matroos, matroos-motordrijver, volmatroos, stuurman: een persoon, die de bekwaamheid bedoeld in de bemanningsvoorschriften van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn bezit;

17. vaartijd: de tijd aan boord van een schip, dat een reis maakt.

Artikel

1.02

– Toepasselijkheid van het reglement

Dit reglement regelt de verplichting tot het hebben van een Rijnpatent voor de betreffende typen en afmetingen van schepen en voor de te bevaren riviergedeelten alsmede de voorwaarden betreffende het verkrijgen van een Rijnpatent.

Artikel

1.03

– Verplichting tot het hebben van een patent

Artikel

1.04

– De verschillende patenten

Artikel

1.05

– Richtlijnen

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voor de toepassing van dit reglement richtlijnen vaststellen. De bevoegde autoriteiten dienen zich aan deze richtlijnen te houden.

Artikel

1.06

Wijziging door voorschriften van tijdelijke aard

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voorschriften van tijdelijke aard vaststellen, wanneer het voor een aanpassing aan de technische ontwikkeling van de binnenscheepvaart noodzakelijk wordt geacht om in dringende gevallen afwijkingen van dit reglement toe te laten dan wel proefnemingen mogelijk te maken, waardoor de veiligheid en de vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer niet worden benadeeld. Deze voorschriften van tijdelijke aard worden door de bevoegde autoriteit gepubliceerd en hebben een geldigheidsduur van ten hoogste drie jaren. Zij worden in alle Oeverstaten en in België op hetzelfde tijdstip in werking gesteld en worden onder dezelfde voorwaarden buiten werking gesteld.

Hoofdstuk

2

– Voorwaarden voor het verkrijgen van een rijnpatent

Artikel

2.01

– Groot Patent

Artikel

2.02

– Klein Patent

Artikel

2.03

– Sportpatent

Artikel

2.04

– Overheidspatent

Artikel

2.05

– Bewijs van vaartijd en reizen op bepaalde riviergedeelten

Hoofdstuk

3

– Toelatings- en examenprocedure

Artikel

3.01

– Examencommissie

Artikel

3.02

– Aanvraag

Artikel

3.03

– Toelating tot het examen

Artikel

3.04

– Examen

Artikel

3.05

– Vrijstellingen en uitbreidingen

Artikel

3.06

– Afgifte en uitbreiding van patenten

Artikel

3.07

Kosten

Het examen, de afgifte, de uitbreiding en het verstrekken van het Rijnpatent evenals het vervangen en het omruilen worden gedaan tegen een redelijke vergoeding van de kosten door de aanvrager. De hoogte van de kosten wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld. Deze kan de kosten geheel of ten dele vanaf het tijdstip van de aanvraag vorderen.

Hoofdstuk

4

– Controle en intrekking van de patenten

Artikel

4.01

– Controle van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid

Artikel

4.02

– Opschorten van de geldigheid van het patent

Artikel

4.03

– Intrekken van het patent

Artikel

4.04

Invordering van het patent

Hoofdstuk

5

– Overgangsbepalingen

Artikel

5.01

– Geldigheid van bestaande patenten

Artikel

5.02

– Overeenkomst van de verschillende patenten

Artikel

5.03

– Berekenen van de vaartijd

De vaartijd en de reizen op bepaalde riviergedeelten, die vóór de inwerkingtreding van dit reglement zijn gemaakt, worden volgens de normen van de voorgaande voorschriften berekend.

Bijlage

A1

(Model)

Model van het Rijnpatent

(85 mm x 54 mm – Grondkleur blauw)

1. Groot patent

2. xxx

3. xxx

4. 01-01-1960-N-Amsterdam

5. 02-01-1998

6. xxx

7.

8. ###

9. km 425 – km 780

10. 31–03–2010

11.

2. Naam van de houder

8. Handtekening van de houder

3. Voornaam(en)

9. R: gehele Rijn of voor Riviergedeelte van km ... tot km ...

4. Geboortedatum, -land en -plaats

10. Kaart geldig tot:

5. Datum afgifte van het patent

11. Bijzonderheden

6. Nummer van afgifte

Bijlage

A2

(Model)

Autoriteit die het patent afgeeft

....................

Voorlopig Rijnpatent

(slechts geldig indien getoond met een identiteitskaart of paspoort)

Groot patent*) / Klein patent*) / Sportpatent*)/ Overheidspatent*)

Mevrouw*) / Mijnheer*) ....................

(naam) (voornaam)

Geboortedatum: ....................

Geboorteplaats: .................... , Land: ....................

is houder/houdster*) van het hierboven aangegeven type Rijnpatent voor de gehele Rijn*) / voor het riviergedeelte van km ..... tot km .....*).

Dit voorlopig Rijnpatent is geldig tot de ontvangst van het Rijnpatent, echter niet langer dan drie maanden na de datum van afgifte.

......................

(afgegeven te)

......................

(afgifte datum)

..............................

(handtekening hou(der/ster)

......................

(stempel/handtekening Autoriteit die het patent afgeeft)

*) doorhalen wat niet van toepassing is

Bijlage

B1

Minimum-eisen ten aanzien van de lichamelijke geschiktheid van gegadigden voor het Rijnpatent

I

Gezichtsvermogen:

1. Gezichtsscherpte bij daglicht:

Deze bedraagt bij het beste oog, met of zonder optische hulpmiddelen, ten minste 0,8. Met één oog zien is toegestaan.

2. Nachtblindheid:

Contrast 1:2, alleen in twijfelgevallen te onderzoeken.

3. Gewenning aan de duisternis:

Alleen in twijfelgevallen te onderzoeken. Het resultaat mag niet meer dan een log-eenheid van de normaal kromme afwijken.

4. Gezichtsveld:

Afwijkingen in het gezichtsveld van het oog met de beste gezichtsscherpte zijn niet toegestaan. In geval van twijfel dient perimetrisch onderzoek verricht te worden.

5. Kleurenonderscheidingsvermogen:

Het kleurenonderscheidingsvermogen wordt als voldoende beschouwd wanneer de gegadigde voldoet aan de Farnsworth Panel D15 test, de test van Ishihara, volgens de platen 12 tot en met 14, of een andere als gelijkwaardig erkende test. In geval van twijfel onderzoeken met de anomaloscoop, waarbij met genoemde testmethode een gelijkwaardige uitkomst bereikt moeten worden.

6. Motiliteit:

Onbelemmerde beweeglijkheid van beide ogen; geen dubbelzien.

Optische hulpmiddelen:

Ook bij gebruik van optische hulpmiddelen (kontaktlenzen, bril) moet aan de eisen voor de gezichtscherpte en het gezichtsveld zijn voldaan.

II

Gehoorvermogen:

Het gehoor wordt als voldoende beschouwd, wanneer door een gegadigde fluisteren, met of zonder gehoorapparaat, aan weerszijden duidelijk verstaan wordt:

– op een afstand van 3 meter wanneer hij 25 jaar of jonger is;

– op een afstand van 2 meter wanneer hij ouder dan 25 jaar is.

Bij het vermoeden van een toenemend gehoorverlies, alsmede in geval van twijfel moet een toon- of een spraakaudiogram gemaakt worden.

Het gehoorverlies van het beste oor mag gemiddeld niet meer dan 40 dB(A) bedragen voor de frequenties 500, 1000 en 2000 Hertz.

III

In staat zijn om alleen een gewicht van 20 kg te tillen.

IV

Er mogen geen andere bevindingen uit medische keuring aanwezig zijn die de lichamelijke geschiktheid uitsluiten.

Indien de navolgende ziekten of lichamelijke gebreken voorkomen kan dit aanleiding geven tot twijfel aan de lichamelijke geschiktheid van de gegadigde als schipper:

1. Aandoeningen die gepaard gaat met bewustzijns- of evenwichtsstoornissen;

2. Aandoeningen of laesies van het centrale of perifere zenuwstelsel, gepaard gaande met duidelijke functionele stoornissen; in het bijzonder organische aandoeningen van de hersenen of het ruggemerg en de daarbij optredende restverschijnselen, functionele stoornissen na schedel- of hersenletsel, celebrale doorbloedingsstoornissen;

3. Geestesziekten;

4. Suikerziekte met niet goed instelbare, aanzienlijke schommelingen van de bloedglucose-waarden;

5. Manifeste endocriene stoornissen;

6. Ernstige aandoeningen van de bloedvormende orgaansystemen;

7. Asthmatische bronchitis met aanvallen;

8. Aandoeningen of veranderingen in het hart of de bloedsomloop met beperking van de belastbaarheid in absolute, respectievelijk relatieve zin;

9. Aandoeningen of gevolgen na een ongeval, die leiden tot een aanzienlijke bewegingsbeperking, verlies of sterke vermindering van de kracht in een der ledematen die voor de uit te oefenen arbeid van belang zijn;

10. Chronisch alcoholisme, alsmede verslaving aan verdovende middelen, of andere vormen van verslaving.

Bijlage

B2

(Model)

Raadpleeg voor deze afbeelding Stb. 1997/475.

Opmerking met betrekking tot paragraaf IV – Ziekten of lichamelijke gebreken.

................................................................................................................................

................................................................................................................................

................................................................................................................................

Bijlage

C

Examenprogramma ter verkrijging van een Rijnpatent

Opmerking vooraf:

Soorten patent (Kolom 4 tot en met 7)

A – Groot patent

B – Klein patent

C – Sportpatent

D – Overheidspatent

Vereiste kennis (Kolom 3)

1 – gedetailleerde kennis

2 – basiskennis

1

Kennis van de reglementen, gidsen en handboeken

1.1

Rijnvaartpolitiereglement 1995 (inclusief de tijdelijke wijzigingen)

Hoofdstuk 1 tot en met 7, 15

1

x

x

x

x

Hoofdstuk 8

1

x

x

Hoofdstuk 9, 10, 12, 14 (voor de betreffende riviergedeelten)

1

x

x

x

x

Hoofdstuk 11

1

x

Bijlagen

3. Optische tekens van schepen

1

x

x

x

x

6. Geluidsseinen

1

x

x

x

x

7. Verkeerstekens

1

x

x

x

x

8. Verkeerstekens ter markering van de vaarweg

1

x

x

x

x

10. Olie-afgifteboekje

1

x

x

x

x

Gidsen / Handboeken

Marifonie in de binnenvaart

2

x

x

x

x

Afvalverwijdering

2

x

x

x

x

1.2

Verkeersvoorschriften voor zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

Optische tekens van schepen, geluidsseinen, verkeerstekens, navigatiehulpmiddelen en betonningssystemen, vaarregels

1

x

x

x

1.3

Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995

Opzet en inhoud

2

x

x

x

x

Inhoud certificaat van onderzoek

2

x

x

x

x

Bemanningsvoorschriften, hoofdstuk 23

1

x

x

x

1.4

Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR)

Opzet

2

x

x

x

Documenten / instructies

2

x

x

x

Aangeven van de voorgeschreven blauwe kegels/lichten

1

x

x

x

Opzoeken van operationele voorschriften

2

x

x

x

1.5

Reglement Rijnpatenten 1998

Soorten patenten

2

x

x

x

x

Criteria voor het intrekken van een patent en voor het opschorten van de geldigheid

1

x

x

x

x

1.6

Voorkoming van ongevallen

2

x

x

x

x

2

Riviergedeelten van de Rijn

aan de hand van kaarten

2.1

Rijn en nevenwateren

2

x

x

x

x

Belangrijkste geografische, hydrologische, meteorologische en morfologische kenmerken

2.2

Plaatselijke kennis van de gewenste riviergedeelten van de Rijn

Beschrijving van de vaarweg in de op- en afvaart

1

x

x

x

x

Afmetingen van de vaarweg

1

x

x

x

x

2.3

Navigatie op zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

2

x

x

x

Koersbepaling, peilingen en plaatsbepaling, het gebruik van zeekaarten, procedures voor het controleren van het kompas, basiskennis inzake getijdenwerking

3

Praktijkkennis

Nautische zaken, scheepvaarttechnische zaken, praktische vaardigheden)

3.1

Voeren van het schip

Praktijk van het sturen, manoeuvreereigenschappen

2

x

x

x

x

Functie van de stuurinrichtingen en de aandrijving

2

x

x

x

x

Invloed van stroom, wind en zuiging

2

x

x

x

x

Drijfvermogen, stabiliteit en praktisch gebruik daarvan

2

x

x

x

x

Ankeren en meren

2

x

x

x

x

3.2

Motorenkennis

Bouw, werking van de motoren, functie van de elektrische inrichtingen

2

x

x

x

x

Bediening, bedrijfscontrole

2

x

x

x

x

Maatregelen bij bedrijfsstoringen

2

x

x

x

x

3.3

Laden en lossen

Bepalen van het gewicht van de lading aan de hand van de meetbrief

2

x

x

Gebruik van de diepgangsschaal

2

x

x

Stuwen van de lading

2

x

x

x

3.4

Handelen onder bijzondere omstandigheden

Maatregelen bij schade, eerste hulp, stoppen van lekkage

2

x

x

x

x

Bediening van reddingsmiddelen

2

x

x

x

x

Bijzonderheden bij schade op zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

2

x

x

x

Behandeling van afval en voorkomen van verontreiniging van de waterwegen

2

x

x

x

x

Informeren van de bevoegde autoriteiten

2

x

x

x

x

Brandbestrijding

2

x

x

x

x