Artikel
1
1
De geslachtsnaam van een persoon wordt op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger gewijzigd, indien
-
a.
de naam op zichzelf of in verband met het beroep, de maatschappelijke positie of een persoonlijke hoedanigheid van de betrokkene kennelijk onwelvoeglijk of bespottelijk is;
-
b.
de naam zo veelvuldig voorkomt dat zij onvoldoende onderscheidend vermogen heeft;
-
c.
de naam niet-Nederlands is en toebehoort aan personen die door naturalisatie of door het doen van een kennisgeving de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, of aan hun afstammelingen in rechte lijn; ten tijde van de naturalisatie of de kennisgeving dient de in artikel 12, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap genoemde grond tot wijziging te hebben bestaan;
-
d.
de verzoeker aantoont dat de naam in de akten van de burgerlijke stand sinds de invoering daarvan (1810–1838) onjuist is gespeld en in de volgens de verzoeker juiste spelling sindsdien is gevoerd.
2
De wijziging op grond van het eerste lid, onder a, b of c, geschiedt bij voorkeur door omzetting van enkele letters of door toevoeging van een voor- of achtervoegsel; is dat niet mogelijk, dan geschiedt wijziging door het kiezen van een andere geslachtsnaam. De andere geslachtsnaam is die van een ouder of een geslachtsnaam die nog niet in Nederland voorkomt en die Nederlands klinkt. Wijziging geschiedt niet door toevoeging van een naam.