Besluit van 24 oktober 1997, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de diëtist, de ergotherapeut, de logopedist, de mondhygiënist, de oefentherapeut, de orthoptist en de podotherapeut (Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut)

Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 juni 1997, CSZ/BO-978517;
Gezien de adviezen van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg (adviezen van 8 juli 1994, 23 november 1994 en 4 oktober 1996);
De Raad van State gehoord (advies van 26 augustus 1997, No. W13.97.348);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 oktober 1997, CSZ/BO-9714 270;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK

I

BEGRIPSBEPALING

HOOFDSTUK

II

DIËTIST

§

1

Titel

Artikel

2

Het recht tot het voeren van de titel van diëtist is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor voeding en diëtetiek die is opgenomen in de Registratie instellingen en opleidingen en die voldoet aan het in de artikelen 3 en 4 gestelde.

§

2

Opleiding

Artikel

3

Artikel

4

§

3

Deskundigheid

Artikel

5

Tot het gebied van deskundigheid van de diëtist wordt gerekend:

  • a.

    het herkennen van risicofactoren en symptomen bij de patiënt die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een aandoening waarvoor deskundigheid van een andere discipline gewenst of noodzakelijk is en bij constatering daarvan verwijzen naar die andere discipline;

  • b.

    het onderzoeken van de patiënt, gericht op het bepalen van diens voedingstoestand en op het vaststellen of lokaliseren van bepaalde voedingsgerelateerde ziektebeelden, en op basis van de verkregen gegevens opstellen van een behandelplan;

  • c.

    het behandelen van de patiënt door toepassing van diëettherapie of het geven van diëetadvies, gericht op het opheffen, verminderen of compenseren van met voeding samenhangende of door voeding beïnvloedbare ziekten of klachten;

  • d.

    het geven van voedings- en diëetvoorlichting aan een persoon, met als doel het voorkomen van met voeding samenhangende of door voeding beïnvloedbare ziekten of klachten.

HOOFDSTUK

III

ERGOTHERAPEUT

§

1

Titel

Artikel

6

Het recht tot het voeren van de titel van ergotherapeut is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor ergotherapie die is opgenomen in de Registratie instellingen en opleidingen en die voldoet aan het in de artikelen 7 en 8 gestelde.

§

2

Opleiding

Artikel

7

Artikel

8

§

3

Deskundigheid

Artikel

9

Tot het gebied van deskundigheid van de ergotherapeut wordt gerekend:

  • a.

    het herkennen van risicofactoren en symptomen bij de patiënt die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een aandoening waarvoor deskundigheid van een andere discipline gewenst of noodzakelijk is en bij constatering daarvan verwijzen naar die andere discipline;

  • b.

    het onderzoeken van de patiënt of en in hoeverre de vermogens of vaardigheden aanwezig zijn om handelingen te verrichten, ontleend aan het dagelijkse leven of aan de arbeid, en het op basis van de verkregen gegevens opstellen van een behandelplan;

  • c.

    het behandelen van de patiënt met als doel het opheffen, verminderen of compenseren van lichamelijke of psychische stoornissen, beperkingen of handicaps door het doen verkrijgen of optimaliseren van vaardigheden vereist voor het verrichten van handelingen als bedoeld onder a, of door het geven van informatie, instructie en advies aan de patiënt en in daarvoor in aanmerking komende gevallen aan diens naaste betrekkingen, strekkende tot het zo zelfstandig mogelijk functioneren van de patiënt in diens leef-, woon- of werksituatie;

  • d.

    het in daarvoor in aanmerking komende gevallen vervaardigen voor de patiënt van hulpmiddelen of het adviseren van de patiënt over te treffen voorzieningen in of aanpassingen van diens leef-, woon- of werksituatie,in het kader van de behandeling bedoeld onder b;

  • e.

    het geven van advies, voorlichting en instructie aan een persoon, met als doel belemmeringen in het zelfstandig functioneren in leef-, woon- of werksituatie te voorkomen.

HOOFDSTUK

IV

LOGOPEDIST

§

1

Titel

Artikel

10

Het recht tot het voeren van de titel van logopedist is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor logopedie die is opgenomen in de Registratie instellingen en opleidingen en die voldoet aan het in de artikelen 11 en 12 gestelde.

§

2

Opleiding

Artikel

11

Artikel

12

§

3

Deskundigheid

Artikel

13

Tot het gebied van deskundigheid van de logopedist wordt gerekend:

  • a.

    het herkennen van risicofactoren en symptomen bij de patiënt die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een aandoening waarvoor deskundigheid van een andere discipline gewenst of noodzakelijk is en bij constatering daarvan verwijzen naar die andere discipline;

  • b.

    het uitwendig onderzoeken van de patiënt of en zo ja in hoeverre:

    • de vermogens tot het spreken, leren spreken en gebruiken van taal aanwezig zijn,

    • de vermogens tot veilig en efficiënt eten, drinken en slikken aanwezig zijn,

    • de gehoor-, stem- of spraakorganen functioneren, daaronder begrepen de invloed van de ademhaling op de stemgeving,

    • er mede aan de persoonlijkheid van de patiënt en diens relatie tot zijn omgeving gerelateerde stoornissen in het toepassen van taal of het spreken aanwezig zijn, en op basis van de verkregen gegevens opstellen van een behandelplan;

  • c.

    het behandelen van de patiënt, gericht op:

    • het herstellen, verbeteren of onderhouden van het functioneren van diens gehoor-, stem- of spraakorganen of het voor de stemgeving noodzakelijke reguleren van diens ademhaling;

    • het opheffen van bij de patiënt aanwezige stoornissen in het spreken of leren spreken dan wel in het gebruiken van de taal of in het adequaat eten, drinken en slikken, al dan niet in samenhang met de daartoe noodzakelijke beïnvloeding van beweging of gedrag;

    • het in het kader van de behandeling begeleiden van de patiënt bij het aanwenden van hulpmiddelen die het functioneren van de gehoor-, stem of spraakorganen bevorderen of die deze organen geheel of ten dele vervangen;

  • d.

    het onderzoeken van een persoon of het geven van logopedisch advies aan een persoon, met als doel het voorkomen van stoornissen in het functioneren van de gehoor-, stem- of spraakorganen dan wel in het spreken of in het gebruiken van de taal.

Hoofdstuk

V

Mondhygiënist

§

1

Titel

Artikel

14

Het recht tot het voeren van de titel van mondhygiënist is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor mondzorgkunde die is opgenomen in de Registratie instellingen en opleidingen en die voldoet aan de artikelen 15 en 16.

§

2

Opleiding

Artikel

15

Artikel

16

§

3

Deskundigheid

Artikel

17

Tot het gebied van deskundigheid van de mondhygiënist wordt gerekend:

  • a.

    het onderzoeken en beoordelen van de staat van het gebit van de patiënt en van de weefsels die het gebit omringen met betrekking tot plaque-gerelateerde aandoeningen, en het op basis van de verkregen gegevens vaststellen van de diagnose en opstellen van een behandelplan;

  • b.

    het screenen op tandheelkundige afwijkingen of andere afwijkingen betreffende de mondgezondheid en het zo nodig verwijzen naar tandarts of arts;

  • c.

    het met uitzondering van de in onderdeel e, onder 3°, bedoelde preparatie van primaire caviteiten toepassen van mondzorgkundige behandelingen, strekkende tot het voorkomen of herstellen van aandoeningen van het gebit en tot het opheffen of verminderen van aandoeningen van de weefsels die het gebit omringen;

  • d.

    het geven van tandheelkundige gezondheidsvoorlichting aan een persoon, met als doel het stimuleren van gedrag dat de mondgezondheid bevordert;

  • e.

    het bij daarvoor in aanmerking komende patiënten in opdracht van een tandarts:

    • 1°.

      toepassen van ioniserende straling in het kader van het onderzoek, bedoeld onder a;

    • 2°.

      toepassen van lokale anesthesie door het geven van injecties met middelen ten behoeve van geleidings- of infiltratie-anesthesie ter ondersteuning van het onderzoek, bedoeld onder a, of van de behandeling, bedoeld onder c, en onder 3°;

    • 3°.

      behandelen van primaire caviteiten door middel van preparatie ten behoeve van restauratie met plastische vulmaterialen.

HOOFDSTUK

VI

OEFENTHERAPEUT

§

1

Titel

Artikel

18

Het recht tot het voeren van de titel van oefentherapeut is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor oefentherapie-Cesar onderscheidenlijk voor oefentherapie-Mensendieck die is opgenomen in de Registratie instellingen en opleidingen en die voldoet aan het in de artikelen 19 en 20 gestelde.

§

2

Opleiding

Artikel

19

Artikel

20

§

3

Deskundigheid

Artikel

21

Tot het gebied van deskundigheid van de oefentherapeut wordt gerekend:

  • a.

    het herkennen van risicofactoren en symptomen bij de patiënt die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een aandoening waarvoor deskundigheid van een arts gewenst of noodzakelijk is en bij constatering daarvan verwijzen naar een arts;

  • b.

    onderzoeken van de patiënt op diens houdings- en bewegingsvermogens en -gewoonten en op de aanwezigheid van stoornissen en beperkingen van diens steun- en bewegingsapparaat en de functioneel daarbij betrokken organen en regelsystemen volgens de oefentherapie, gebaseerd op de bewegingsleer Cesar dan wel de methode Mensendieck, en op basis van de verkregen gegevens vaststellen van de diagnose en zo nodig opstellen van een behandelplan;

  • c.

    behandelen van de patiënt, strekkende tot het opheffen, verminderen of compenseren van stoornissen of beperkingen van het steun- en bewegingsapparaat en de daarbij betrokken organen en regelsystemen en het normaliseren van het houdings- en bewegingsvermogen, door middel van het doen uitvoeren van oefeningen, ontleend aan en gericht op dagelijkse functionele bewegingen en elementaire bewegingsvaardigheden, volgens de bewegingsprincipes en normen van de bewegingsleer Cesar, dan wel het door middel van informatie en begeleiding doen oefenen van vaardigheden, ontleend aan dagelijkse handelingen, volgens de methode Mensendieck;

  • d.

    het onderzoeken van een persoon of het geven van advies, voorlichting en instructie op basis van de bewegingsleer Cesar dan wel van de methode Mensendieck aan een persoon, met als doel het bevorderen van een goede lichaamshouding en lichaamsbeweging in leef-, woon-, werk- en sportsituaties.

HOOFDSTUK

VII

ORTHOPTIST

§

1

Titel

Artikel

22

Het recht tot het voeren van de titel van orthoptist is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor orthoptie die is opgenomen in de Registratie instellingen en opleidingen en die voldoet aan het in de artikelen 23 en 24 gestelde.

§

2

Opleiding

Artikel

23

Artikel

24

§

3

Deskundigheid

Artikel

25

Tot het gebied van deskundigheid van de orthoptist wordt gerekend:

  • a.

    het herkennen van risicofactoren en symptomen bij de patiënt die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een aandoening waarvoor deskundigheid van een andere discipline gewenst of noodzakelijk is en bij constatering daarvan verwijzen naar die andere discipline;

  • b.

    het onderzoeken van de patiënt op de aanwezigheid van monoculaire en binoculaire functies en van stoornissen in het monoculaire en binoculaire zien met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van in het kader van het onderzoek passende oogdruppels, en op basis van de verkregen gegevens opstellen van een behandelplan;

  • c.

    het behandelen van stoornissen in het monoculaire of binoculaire zien van de patiënt door middel van:

    • 1°.

      het geven van instructie en advies aan de patiënt aangaande het monoculaire en binoculaire zien;

    • 2°.

      oefentherapie met orthoptische hulpmiddelen en apparatuur;

    • 3°.

      amblyopiebehandeling met behulp van occlusiemateriaal, accomodatieverlammende oogdruppels of speciaal daartoe voorgeschreven brillenglazen;

    • 4°.

      het aanmeten van brillenglazen of speciale brilcorrecties;

  • d.

    het adviseren aan de oogarts inzake de indicatiestelling voor operatieve oogspiercorrecties.

HOOFDSTUK

VIII

PODOTHERAPEUT

§

1

Titel

Artikel

26

Het recht tot het voeren van de titel van podotherapeut is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor podotherapie die is opgenomen in de Registratie instellingen en opleidingen en die voldoet aan het in de artikelen 27 en 28 gestelde.

§

2

Opleiding

Artikel

27

Artikel

28

§

3

Deskundigheid

Artikel

29

Tot het gebied van deskundigheid van de podotherapeut wordt gerekend:

  • a.

    het herkennen van risicofactoren en symptomen bij de patiënt die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een aandoening waarvoor deskundigheid van een andere discipline gewenst of noodzakelijk is en bij constatering daarvan verwijzen naar die andere discipline;

  • b.

    het onderzoeken van de patiënt of en in hoeverre er sprake is van een afwijking van dan wel een belemmering in de stand of de functie van de voet, en op basis van de verkregen gegevens opstellen van een behandelplan;

  • c.

    het behandelen van de patiënt met als doel het opheffen, verminderen of compenseren van stoornissen in het functioneren van het steun- en bewegingsapparaat door middel van orthesen of prothesen of andere hulpmiddelen aan de voet, het uitwendig bestrijden van aan de voet aanwezige huidaandoeningen, het voorkomen of bestrijden van nagelafwijkingen dan wel het geven van advies.

HOOFDSTUK

IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel

30

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

31

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager