Besluit van 27 oktober 1997, houdende regeling tot toekenning van suppletie bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van gewezen defensiepersoneel (Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie)

Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 24 juli 1997, nr. P/97004787;
De Raad van State gehoord (advies van 27 augustus 1997, nr. WO7.97.0496);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 20 oktober 1997, nr. P97006643 ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

  • b.

    betrokkene:

    tenzij er sprake is van volledige benutting van het resterende verdienvermogen in een of meer aangehouden dienstbetrekkingen;

  • c.

    arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de WAO;

  • d.

    uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid: een periodieke uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid, die voortvloeit uit enige dienstbetrekking van de betrokkene;

  • e.

    berekeningsgrondslag van de suppletie: het dagloon van de betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit het dienstverband waaraan het recht op suppletie wordt ontleend;

  • f.

    dagloon: het dagloon in de zin van de WAO zonder toepassing van de maximumdagloon grens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, verminderd met de bijdragen strekkende tot betaling van de premie van een door of voor de betrokkene afgesloten particuliere ziektekostenverzekering, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit Algemene Dagloonregelen WAO van de Sociale Verzekeringsraad van 20 april 1967, nr. 61 524 (Stcrt 1967) en vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal, bedoeld in artikel 10 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;

  • g.

    suppletie: de suppletie, bedoeld in artikel 6;

  • h.

    Suppletieregeling: Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie;

  • i.

    werkloosheidsuitkering: een periodieke uitkering ter zake van ontslag of werkloosheid, die voortvloeit uit enige dienstbetrekking van de betrokkene;

  • j.

    WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • k.

    gangbare arbeid: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;

  • l.

    ZW-uitkering: ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet.

Paragraaf

2

Recht op suppletie

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Het recht op suppletie komt niet tot uitbetaling zolang:

  • a.

    de betrokkene een uitkering op grond van de WAO ontvangt, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer;

  • b.

    de betrokkene is herplaatst in een functie waaraan hij recht kan ontlenen op herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP of hoofdstuk E van de Algemene militaire pensioenwet.

Artikel

5

Het recht op suppletie eindigt:

  • a.

    na ommekomst van de duur van de suppletie;

  • b.

    met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden;

  • c.

    met ingang van de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Paragraaf

3

Suppletie

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 worden uitkeringen steeds geacht onverminderd door de betrokkene te zijn genoten indien, als gevolg van handelingen van of het nalaten van handelingen door de betrokkene, één of meer werkloosheidsuitkeringen, uitkeringen ter zake van arbeidsongeschiktheid, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop de betrokkene recht heeft,

  • a.

    vermindering ondergaan;

  • b.

    blijvend geheel geweigerd worden;

  • c.

    tijdelijk of blijvend gedeeltelijk geweigerd worden; dan wel

  • d.

    in uitkeringsduur beperkt worden.

Artikel

11

Paragraaf

4

De betaling van de suppletie

Artikel

12

Artikel

13

Paragraaf

5

Scholing, opleiding en onbeloonde activiteiten

Artikel

14

Artikel

15

Paragraaf

6

Uitvoeringsvoorschriften

Artikel

16

Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot:

  • a.

    een doelmatige controle op het naleven door de betrokkene van de op hem rustende verplichtingen;

  • b.

    het genieten van vakantieverlof tijdens de duur van de suppletie.

Paragraaf

7

Overige bepalingen

Artikel

17

Indien het niveau van de uitkering op grond van de WAO een algemene neerwaartse wijziging ondergaat, wordt deze neerwaartse wijziging, tenzij door sociale partners in het sectoroverleg Defensie anders overeengekomen binnen zes maanden na de datum van het Staatsblad waarin de maatregel tot wijziging van de uitkering op grond van de WAO is gepubliceerd, op overeenkomstige wijze ten aanzien van de suppletie doorgevoerd. Dat geschiedt niet eerder dan zes maanden na de datum van het Staatsblad, waarin de betreffende wijzigingsmaatregel wordt gepubliceerd.

Paragraaf

8

Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

24

Ingetrokken worden:

  • a.

    de Suppletieregeling burgerlijke ambtenaren defensie;

  • b.

    het Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering militairen.

Artikel

25

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

26

Dit besluit wordt aangehaald als: Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Defensie, J. C. Gmelich Meijling
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager