Wet van 6 november 1997, houdende regels betreffende het toezicht aan boord van schepen onder buitenlandse vlag in Nederlandse havens op de naleving van internationale voorschriften op het gebied van de veiligheid, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden (Wet havenstaatcontrole)

Wet havenstaatcontrole

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op richtlijn nr. 95/21/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lid-staten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (PbEG L 157), noodzakelijk is, mede ter vervanging van de daarop betrekking hebbende bepalingen in enkele wetten, algemene regels te stellen ten aanzien van havenstaatcontrole;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

§

1

Begripsbepaling

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • b.

    verdrag:

    • 1°.

      het op 5 april 1966 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de uitwatering van schepen (Trb. 1966, 275),

    • 2°.

      het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de meting van schepen (Trb. 1970, 122),

    • 3°.

      het op 20 oktober 1972 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake voorkoming van aanvaringen op zee (Trb. 1974, 51),

    • 4°.

      het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1975, 147),

    • 5°.

      het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1977, 77),

    • 6°.

      het op 23 februari 2006 in Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93).

    • 7°.

      het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (Trb. 1981, 144),

    • 8°.

      de op 11 november 1988 te Londen tot stand gekomen Protocollen inzake het onder 1° en 5° genoemde verdrag, met bijlagen (Trb. 1990, 57),

    • 9°.

      een bij de onder 1° tot en met 7° genoemde verdragen Nederland bindend protocol, bindende bijlage of bindend aanhangsel, of

    • 10°.

      een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander verdrag of Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie inzake de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging door schepen of leef- en werkomstandigheden aan boord van schepen, of een daarbij behorend Nederland bindend protocol, bindende bijlage of bindend aanhangsel;

  • c.

    richtlijn: richtlijn nr. 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PbEU L 131);

  • d.

    haven: een anker- of ligplaats voor schepen, al of niet in zee, onder jurisdictie van een haven die, tenzij anders bepaald, in Nederland ligt;

  • e.

    inspectie: een bezoek aan boord van een schip teneinde na te gaan of wordt voldaan aan de geldende verdragen en voorschriften waarbij ten minste de in artikel 13, eerste lid, van de richtlijn vermelde controles worden uitgevoerd;

  • f.

    meer gedetailleerde inspectie: inspectie waarbij het schip, de uitrusting en de bemanning, geheel of, voor zover van toepassing, gedeeltelijk onder de in artikel 13, derde lid, van de richtlijn beschreven omstandigheden worden onderworpen aan een grondig onderzoek, dat de constructie van het schip, de uitrusting, de personeelssterkte, de leef- en werkomstandigheden en de naleving van de operationele voorschriften aan boord omvat;

  • g.

    uitgebreide inspectie: een inspectie die ten minste de in bijlage VII van de richtlijn opgesomde onderdelen omvat en in voorkomend geval tevens een meer gedetailleerde inspectie kan omvatten indien daarvoor gegronde redenen als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de richtlijn zijn;

  • h.

    exploitant: de eigenaar, rompbevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • i.

    uitvaren: het verlaten van een aan de buitenzijde van de lijn, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Schepenwet, gelegen anker- of ligplaats onder Nederlandse jurisdictie, of het in de richting van de zee overschrijden van deze lijn;

  • j.

    aanhouding: het verbod voor de kapitein van een schip om met dat schip uit te varen;

  • k.

    stopzetting van een activiteit: het verbod voor de exploitant of de kapitein van een schip om een activiteit voort te zetten;

  • l.

    de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport: de door Onze Minister aangewezen ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport.

  • m.

    havenbeheerder: degene die ingevolge de krachtens artikel 4, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, gestelde regels, dan wel door het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet, van de desbetreffende scheepvaartweg, is belast met de uitoefening van de bij of krachtens de Scheepvaartverkeerswet verleende bevoegdheden ten aanzien van de deelname aan het scheepvaartverkeer in een haven of op een scheepvaartweg die toegang geeft tot een haven in Europees Nederland onderscheidenlijk degene die door het bestuurscollege van Bonaire, Sint Eustatius of Saba is belast met de uitoefening van de bevoegdheden ten aanzien van de deelname aan het scheepvaartverkeer in een haven of op een scheepvaartweg die toegang geeft tot een haven in Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • n.

    MOU: het op 26 januari 1982 te Parijs tot stand gekomen Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat (Trb. 1996, 248);

  • o.

    schip/havenraakvlak: de interactie die plaatsvindt wanneer een schip rechtstreeks en onmiddellijk betrokken is bij handelingen die gepaard gaan met de verplaatsing van personen of goederen, dan wel de verlening van havendiensten aan of vanuit het schip;

  • p.

    klacht: informatie of rapport ingediend door een persoon of organisatie die een legitiem belang heeft bij de veiligheid van een schip, met inbegrip van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s voor de bemanning, leef- en werkomstandigheden aan boord en de voorkoming van verontreiniging;

  • q.

    inspectiedatabank: het informatiesysteem dat bijdraagt tot de uitvoering van de regeling inzake het havenstaatcontrolestelsel in de Europese Unie en betreffende de gegevens van inspecties uitgevoerd in de Europese Gemeenschap en in bij het MOU aangesloten havenstaten;

  • r.

    controle: bezoek aan boord van een schip teneinde na te gaan of wordt voldaan aan een of meer geldende verdragen of voorschriften als bedoeld onder b;

  • s.

    CCSS-Code: de in het kader van het op 9 februari 1996 te Barbados tot stand gekomen Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat vastgestelde Code voor de veiligheid van vrachtschepen waarmee reizen worden ondernomen in het Caribisch gebied (Code of Safety for Caribbean Cargo Ships);

  • t.

    SCV-Code: de in februari 2001 onder auspiciën van de IMO opgestelde, in december 2007 herziene en bij circulaire SLS.14/Circ.396, als voor het Koninkrijk der Nederlanden geldende equivalente regeling, aangemelde Code voor de veiligheid van kleine commerciële schepen waarmee reizen worden ondernomen in het Caribisch gebied (Code of Safety for Small Commercial Vessels).

§

2

Reikwijdte

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Inspectie, meer gedetailleerde inspectie en uitgebreide inspectie

Artikel

3

Artikel

4

Voorzover artikel 3 niet van toepassing is, kan een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport een schip ten behoeve waarvan ingevolge een of meer van de verdragen geen certificaat of ander document is vereist, of een schip dat de vlag voert van een staat die geen partij is bij een of meer van de verdragen, onderwerpen aan een inspectie, meer gedetailleerde inspectie of een uitgebreide inspectie, teneinde op een zoveel mogelijk overeenkomstige wijze als bedoeld in artikel 3 na te gaan of de toestand van het schip, de uitrusting, de leden van de bemanning, of de leef- en werkomstandigheden aan boord van het schip geen gevaar vormen voor de veiligheid, de gezondheid of de verontreiniging van het mariene milieu.

Artikel

5

Hoofdstuk

III

Maatregelen volgend op een inspectie, meer gedetailleerde inspectie of uitgebreide inspectie

Artikel

6

Een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport zet een activiteit stop indien bij een inspectie, een meer gedetailleerde inspectie of een uitgebreide inspectie, tekortkomingen zijn geconstateerd die afzonderlijk of gezamenlijk maken dat voortzetting van deze activiteit duidelijk gevaarlijk is voor de veiligheid of de gezondheid dan wel schadelijk is voor het mariene milieu.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Hoofdstuk

IV

Weigering van toegang tot een haven

Artikel

11

Artikel

11a

Artikel

11b

Artikel

11c

In afwijking van het bepaalde in artikel 11 en 11b kan de havenbeheerder in overeenstemming met Onze Minister een schip in de haven toelaten in geval van overmacht, prevalerende veiligheidsredenen of om het gevaar van vervuiling te beperken of te minimaliseren of tekortkomingen te verhelpen, mits de kapitein of de exploitant naar het oordeel van de havenbeheerder afdoende maatregelen voor een veilige binnenkomst heeft genomen.

Artikel

11d

Hoofdstuk

V

Verplichtingen en verboden kapitein, exploitant, betrokken ambtenaren en registerloodsen

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Hoofdstuk

Va

Havenstaatcontrole Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Controle

Artikel

14a

Maatregelen volgend op een controle

Artikel

14b

Een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport zet een activiteit stop indien bij een controle tekortkomingen zijn geconstateerd die afzonderlijk of gezamenlijk maken dat voortzetting van deze activiteit duidelijk gevaarlijk is voor de veiligheid of de gezondheid dan wel schadelijk is voor het mariene milieu.

Artikel

14c

Artikel

14d

Artikel

14e

Artikel

14f

Verplichtingen en verboden kapitein, exploitant, betrokken ambtenaren en loodsen

Artikel

14g

Artikel

14h

Artikel

14i

Hoofdstuk

Vb

Controle Europees Nederlandse haven en maatregelen volgend op die controle

Artikel

14j

Hoofdstuk

VI

Toezicht

Artikel

15

Artikel

16

Met het toezicht op de naleving van de hoofdstukken IV en V en de artikelen 14g en 14h zijn belast de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport, alsmede de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren of andere personen.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport is bevoegd leden van de bemanning te onderwerpen aan een onderzoek inzake hun vakbekwaamheid, met inbegrip van hun bekwaamheid in het verrichten van operationele handelingen.

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Beroep en klachten

Artikel

26

Artikel

26a

Artikel

27

De exploitant die zich bij beroep bij de rechtbank beroept op een onnodige aanhouding of onnodig oponthoud, draagt de bewijslast daarvan.

Hoofdstuk

VIII

Overige bepalingen

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

Bij ministeriële regeling worden ter uitvoering van de hoofdstukken II tot en met V en met inachtneming van de artikelen 19, 21 en 23, eerste en tweede lid, van de richtlijn regels gesteld inzake de instanties:

  • a.

    met wie en op welke wijze een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport overleg moet voeren, dan wel door wie en op welke wijze met hem overleg moet worden gevoerd; of

  • b.

    aan wie een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport gegevens kan of moet melden, dan wel door wie aan hem gegevens kunnen of moeten worden gemeld.

Hoofdstuk

IX

Uitvoering en implementatie internationale voorschriften

Artikel

30

Ter uitvoering van internationale afspraken of besluiten van volkenrechtelijke organisaties inzake onderwerpen waarop deze wet van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

Artikel

31

Artikel

32

Vervallen

Hoofdstuk

X

Strafbepalingen

Artikel

33

Artikel

34

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Hoofdstuk

XI

Slotbepalingen

Artikel

35

Wijzigt de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

Artikel

36

Wijzigt de Meetbrievenwet 1981.

Artikel

37

Wijzigt deze wet.

Artikel

38

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

39

Deze wet wordt aangehaald als: Wet havenstaatcontrole.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager