Artikel
I
Wijziging Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.
Wijzigt het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Wijzigt het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.
Wijzigt het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.
Wijzigt het Inrichtingsbesluit v.a.v.o.
Wijzigt het Schoolpracticumbesluit voortgezet onderwijs.
Vervallen
In afwijking van artikel 26b, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. omvat het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het v.w.o. tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in plaats van «geschiedenis en maatschappijleer» de volgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
120
80.
In afwijking van artikel 26b, vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. omvat het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het v.w.o. tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
360
360
een van de volgende deelvakken, als combinatie met het overeenkomstige deelvak van het gemeenschappelijk deel:
320
320,
480
480
480
480
480
400
480
480
dan wel een van de volgende vakken:
twee van de volgende vakken en deelvakken:
320
360
360
480
een van de vakken en deelvakken, genoemd onder c
een van de vakken tekenen, handvaardigheid I (handenarbeid), handvaardigheid II (textiele werkvormen), elk met een normatieve studielast van 480 uren.
De leerling mag in afwijking van het tweede lid, het deelvak wiskunde A1 vervangen door het vak wiskunde A1,2, het deelvak wiskunde B1 of het vak wiskunde B1,2.
Bij de toepassing van het tweede lid, in samenhang met het derde lid, kunnen in afwijking van artikel 26a, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. de vakken en deelvakken zodanig worden gekozen dat zij tezamen een normatieve studielast hebben van minder dan 1840 uren, maar ten minste 1680 uren. In dat geval wordt de normatieve studielast van het vrije deel verhoogd met het mindere.
In afwijking van artikel 26c, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. omvat het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het havo tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in plaats van «geschiedenis en maatschappijleer» het vak maatschappijleer, met een normatieve studielast van 160 uren.
In afwijking van artikel 26c, vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. omvat het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het havo tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de volgende vakken en deelvakken, met de daarbij behorende normatieve studielast, uitgedrukt in uren:
160
240
200
een van de volgende deelvakken, als combinatie met het overeenkomstige deelvak van het gemeenschappelijk deel:
200,
360
dan wel een van de volgende vakken:
een of twee van de volgende vakken en deelvakken:
360
200
200
360
een van de vakken en deelvakken, genoemd onder d
een van de vakken tekenen, handvaardigheid I (handenarbeid), handvaardigheid II (textiele werkvormen), elk met een normatieve studielast van 360 uren.
De leerling mag in afwijking van het tweede lid, het deelvak wiskunde A1 vervangen door het vak wiskunde A1,2, het deelvak wiskunde B1 of het vak wiskunde B1,2, en het deelvak economie 1 vervangen door het vak economie 1,2, met een normatieve studielast van 440 uren.
Bij de toepassing van het tweede lid in samenhang met het derde lid, kunnen in afwijking van artikel 26a, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. de vakken en deelvakken zodanig worden gekozen dat zij tezamen een normatieve studielast hebben van minder dan 1160 uren, maar ten minste 1000 uren. In dat geval wordt de normatieve studielast van het vrije deel verhoogd met het mindere.
Voor de kandidaat die eindexamen v.w.o. (atheneum) aflegt en op wie artikel VI van toepassing is, wordt dat eindexamen dienovereenkomstig aangepast. Indien voor die kandidaat het profieldeel een normatieve studielast heeft van minder dan 1840 uren, wordt het in artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. genoemde getal van 280 uren verhoogd met het mindere. Indien het bevoegd gezag van een school voor v.w.o. met toepassing van artikel VI, onderdeel C, derde lid, van de Wet van 2 juli 1997, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbetering van de aansluiting van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs op het hoger onderwijs (profielen voortgezet onderwijs), Stb. 322, pas met ingang van 1 augustus 1999 met het onderwijs in algemene natuurwetenschappen aanvangt, wordt het getal van 280 uren, zo nodig na de in de tweede volzin bedoelde verhoging, verhoogd met 160 uren voor die kandidaten die alleen in het schooljaar 1998–1999 het onderwijs in het vierde leerjaar volgden. Voor de kandidaat die voor 1 augustus 2004 eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, kan het bevoegd gezag bepalen dat het gemeenschappelijk deel niet het vak algemene natuurwetenschappen omvat. In dat geval wordt het getal van 280 uren, zo nodig na de in de tweede volzin bedoelde verhoging, verhoogd met 160 uren.
Voor de kandidaat die eindexamen v.w.o. (gymnasium) aflegt en op wie artikel VI van toepassing is, wordt dat eindexamen dienovereenkomstig aangepast. Indien voor die kandidaat het profieldeel een normatieve studielast heeft van minder dan 1840 uren, wordt het in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. genoemde getal van 760 uren verhoogd met het mindere. Indien het bevoegd gezag van een school voor v.w.o. met toepassing van artikel VI, onderdeel C, derde lid, van de Wet van 2 juli 1997, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbetering van de aansluiting van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs op het hoger onderwijs (profielen voortgezet onderwijs), Stb. 322, pas met ingang van 1 augustus 1999 met het onderwijs in algemene natuurwetenschappen aanvangt, wordt het getal van 760 uren, zo nodig na de in de tweede volzin bedoelde verhoging, verhoogd met 160 uren voor die kandidaten die alleen in het schooljaar 1998–1999 het onderwijs in het vierde leerjaar volgden. Voor de kandidaat die voor 1 augustus 2004 eindexamen v.w.o. aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, kan het bevoegd gezag bepalen dat het gemeenschappelijk deel niet het vak algemene natuurwetenschappen omvat. In dat geval wordt het getal van 760 uren, zo nodig na de in de tweede volzin bedoelde verhoging, verhoogd met 160 uren.
Voor de kandidaat die eindexamen h.a.v.o. aflegt en op wie artikel VII van toepassing is, wordt dat eindexamen dienovereenkomstig aangepast. Indien voor die kandidaat het profieldeel een normatieve studielast heeft van minder dan 1160 uren, wordt het in artikel 13, eerste lid, onderdeel c, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. genoemde getal van 200 verhoogd met het mindere. Indien het bevoegd gezag van een school voor h.a.v.o. met toepassing van artikel VI, onderdeel C, derde lid, van de Wet van 2 juli 1997, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met verbetering van de aansluiting van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs op het hoger onderwijs (profielen voortgezet onderwijs), Stb. 322, pas met ingang van 1 augustus 1999 met het onderwijs in algemene natuurwetenschappen aanvangt, wordt het getal van 200 uren, zo nodig na de in de tweede volzin bedoelde verhoging, verhoogd met 160 uren voor die kandidaten die alleen in het schooljaar 1998–1999 het onderwijs in het vierde leerjaar volgden. Voor de kandidaat die voor 1 augustus 2003 eindexamen h.a.v.o. aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, kan het bevoegd gezag bepalen dat het gemeenschappelijk deel niet het vak algemene natuurwetenschappen omvat. In dat geval wordt het getal van 200 uren, zo nodig na de in de tweede volzin bedoelde verhoging, verhoogd met 160 uren.
Dit besluit treedt wat de artikelen III tot en met VIII betreft in werking met ingang van 1 augustus 1998.
De artikelen I en II treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in de artikelen I en II van het onderhavige besluit geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.