Artikel
1
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder grond, meststoffen, bedrijf, landbouwer, landbouwgrond, fosfaat, hectare, veengrond, zand- of lössgrond en kleigrond hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet, wordt verstaan onder zuiveringsslib, compost, herwonnen fosfaten en overige organische meststoffen hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en wordt verstaan onder:
-
a.
dierlijke meststoffen: uitwerpselen van dieren, daaronder begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook producten daarvan;
-
b.
gebruiken van meststoffen: meststoffen op of in de bodem brengen;
-
c.
grasland: grond die voor ten minste 50 procent is beteeld met gras dat blijkens het gebruik van de grond is bestemd om te worden gebruikt als veevoer door beweiding van de grond met dieren of door de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren;
-
d.
bouwland: grond waarop ten minste een deel van het jaar een gewas wordt geteeld, niet zijnde grasland;
-
e.
natuurterrein: grond met een houtopstand die de hoofdfunctie natuur heeft, heideveld, ven, hoogveenterrein, zandverstuiving, duinterrein, kwelder, schor, gors, slik, riet- en ruigtland, griend en laagveenmoeras, alsmede grasland of bouwland dat de hoofdfunctie natuur heeft;
-
f.
beheer: beheer, gericht op de instandhouding van natuurwaarden, dat
-
1°.
is vastgesteld krachtens de Wet natuurbescherming,
-
2°.
geldt als voorwaarde voor de verlening van een subsidie op grond van de Kaderwet EZ-subsidies;
-
3°.
tot stand is gekomen met instemming van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
-
1°.
-
g.
overige grond: andere grond dan natuurterrein en dan landbouwgrond die tot een bedrijf behoort;
-
h.
stikstofkunstmest: anorganische meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, die meer dan 0,5 gewichtsprocenten van de droge stof aan stikstof bevatten;
-
i.
vaste mest: dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn;
-
j.
drijfmest: dierlijke meststoffen die verpompbaar zijn;
-
k.
steekvast zuiveringsslib: zuiveringsslib dat niet verpompbaar is;
-
l.
vloeibaar zuiveringsslib: zuiveringsslib dat verpompbaar is;
-
m.
fruitteelt: bedrijfsmatige teelt op bouwland van vruchten, bestemd voor menselijke consumptie en groeiend aan houtige gewassen;
-
n.
veenkoloniaal gebied: gronden in de provincie Drenthe, de provincie Groningen ten zuiden van het Eemskanaal, de provincie Overijssel ten noorden van de lijn Zwolle-Ommen-Nijverdal-Almelo-Albergen-Tubbergen en de provincie Friesland ten oosten van de lijn Elsloo-Oosterwolde-Haulerwijk;
-
o.
hellingspercentage: quotiënt van het hoogteverschil en de horizontale afstand, uitgedrukt in procenten, volgens de in bijlage II bij dit besluit aangegeven meetmethode;
-
p.
niet-beteelde grond: grond waarvan niet kan worden waargenomen dat deze gelijkmatig met een gewas is bedekt;
-
q.
vaste strorijke mest: vaste mest waarin zichtbaar een substantiële hoeveelheid stro aanwezig is;
-
r.
biologische productiemethode: biologische productiemethode als bedoeld in Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150).
2
Voor de toepassing van artikel 1b, derde lid, is de situatie op 15 mei van het jaar waarin zuiveringsslib wordt gebruikt, bepalend voor de vraag of sprake is van bouwland of grasland, met dien verstande dat indien op 15 mei van het desbetreffende jaar landbouwgrond niet wordt beteeld, deze grond wordt aangemerkt als bouwland, tenzij de grond het gehele jaar niet wordt beteeld, in welk geval de grond wordt aangemerkt als overige grond.
3
Voor de toepassing van artikel 4b wordt onder grasland verstaan: grond die voor tenminste 50 procent is beteeld met gras dat is of wordt gebruikt voor beweiding met dieren of voor de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren.
4
Voor de toepassing van de artikelen 4, 4a, 5 en 6d wordt onder bouwland niet verstaan grond waarop tuinbouw in glasopstanden wordt uitgeoefend, of waarop een anderszins bedekte teelt plaatsvindt.
5
Dit besluit berust, voor zover het de artikelen 4b, 6a, 6b, 6c, 6d en 8a betreft, mede op de artikelen 10 en 11 van de Wet bodembescherming.
6
Dit besluit berust mede op de artikelen 6.6 en 6.7 van de Waterwet met betrekking tot de bodem en oever van oppervlaktewaterlichamen.