Regeling houdende aanwijzing hulpverleningsdiensten, omschrijving werkzaamheden en omstandigheden en vaststelling van optische en geluidssignalen

Regeling optische en geluidssignalen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Besluit:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

De volgende signalen moeten als volgt zijn uitgevoerd:

  • 1

    blauw zwaailicht of blauw knipperlicht:

    • op een motorvoertuig:

      licht aan de bovenzijde van het voertuig, dat rondom licht uitstraalt dan wel twee lichten, indien door de bouw van het voertuig één licht niet uit alle verkeersrichtingen voldoende zichtbaar is;

    • op een motorfiets:

      in plaats van het licht als bedoeld voor een motorvoertuig mag ook een licht aan de voorzijde van het voertuig zijn aangebracht, dat zowel aan de voorzijde als opzij goed zichtbaar is;

    • motorvoertuig ten behoeve van de brandweer:

      aan de voorzijde van het voertuig mag op een hoogte van 1,20 m boven het wegdek bovendien één licht worden gevoerd, indien door de bouw van het voertuig het aan de voorzijde bevestigde licht niet kan worden waargenomen door op korte afstand vóór het voertuig rijdende bestuurders;

  • 2

    tweetonige hoorn:

    een hoorn die achtereenvolgens de tonen b en e aangeeft in een geluidsterkte van tenminste 100 decibel;

  • 3

    drietonige hoorn:

    een hoorn die achtereenvolgens de tonen c - e - g - e aangeeft;

  • 4

    geel zwaai- of knipperlicht:

    één geel zwaai- of knipperlicht aan de bovenzijde van het motorvoertuig dan wel twee gele zwaai- of knipperlichten, indien door de bouw van het voertuig één licht niet uit alle verkeersrichtingen voldoende zichtbaar is;

  • 5

    De meting van de geluidssterkte van de meertonige hoorns vindt plaats overeenkomstig Hoofdstuk 11 van de Regeling toelatingseisen.

Artikel

4

Artikel

5

Bij de volgende werkzaamheden of omstandigheden moet een voertuig, indien de kans bestaat dat het voertuig niet tijdig door andere weggebruikers wordt opgemerkt, geel zwaai- of knipperlicht voeren:

  • a.

    werkzaamheden ten behoeve van de hulpverlening op of langs de weg met kennelijk daartoe ingerichte motorvoertuigen;

  • b.

    werkzaamheden ten behoeve van wegen, werken of inrichtingen op, aan, in of boven wegen, daaronder begrepen gladheidsbestrijding of sneeuwruimen;

  • c.

    werkzaamheden met kennelijk daartoe ingerichte motorvoertuigen voor de hulpverlening aan en het repareren of bergen en wegslepen van voertuigen;

  • d.

    vervoer van ondeelbare lading voorzover het voertuigen betreft waarvoor krachtens het Voertuigreglement ontheffing is verleend inzake de afmetingen van deze voertuigen of hun lading;

  • e.

    het begeleiden van transporten waarvoor een ontheffing is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit en dit geschiedt met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen;

  • f.

    het begeleiden van militaire colonnes;

  • g.

    het rijden met landbouw- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid, of daardoor voortbewogen aanhangwagens, die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan 2,60 meter.

Artikel

6

De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 oktober 1991, nr. RVR 103388, houdende aanwijzing hulpverleningsdiensten, omschrijving werkzaamheden en omstandigheden en vaststelling van optische en geluidssignalen (Stcrt. 202), wordt ingetrokken.

Artikel

7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling optische en geluidssignalen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, A.Jorritsma-Lebbink

Bijlage

Model symbool hulpverleningsvoertuigen

Kleuren:

■ = blauw

o = wit