het semi-automatisch pistool van het merk Walther, type P5, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter; of
–
het semi-automatisch pistool van het merk SIG-Sauer, type PPNL, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;
d.
pepperspray: de spuitbus met Oleoresin Capsicum (OC) van het merk Defense Technology, type MK-3 of van het merk Sabre, type MK-3;
e.
verdekte pepperspray: de spuitbus met Oleoresin Capsicum (OC), van het merk Sabre, type MK-6, bedoeld om niet zichtbaar te worden gedragen.
Artikel
2
1
De bewapening van de ambtenaar en van de bijzonder ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 43 van de Politiewet 1993, bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:
a.
een korte wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
de pepperspray;
c.
het pistool.
2
Bij het optreden in burgerkleding bestaat de bewapening in plaats van de pepperspray uit de verdekte pepperspray.
Artikel
2a
1
De bewapening van de surveillant van politie bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:
a.
een korte wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
de pepperspray.
2
De bewapening van de surveillant van politie bestaat mede uit het pistool:
voor de duur van het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst, indien de surveillant van politie een opleiding volgt op niveau 3 of hoger als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs.
3
In andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid, is het bewapenen van de surveillant van politie met het pistool alleen toegestaan indien de Minister daarvoor, op verzoek van korpsbeheerder, toestemming heeft verleend. Aan deze toestemming kunnen door de Minister voorwaarden worden verbonden.
Artikel
2b
1
De bewapening van de aspirant bestaat in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst uit:
a.
een korte wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
de pepperspray.
2
De bewapening van de aspirant die een opleiding volgt op niveau 3 of hoger als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, bestaat in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst mede uit het pistool.
Artikel
3
1
Het bewapenen van de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, die op grond van artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993, de bevoegdheid heeft geweld te gebruiken, met een korte wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type, met de pepperspray of met het pistool is alleen toegestaan indien de Minister daarvoor toestemming heeft gegeven.
Aan deze toestemming kunnen door de Minister voorwaarden worden verbonden.
2
Het verzoek voor het bewapenen, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan door de korpsbeheerder.
een korte wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
de pepperspray.
2
Indien de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is aangesteld in een der rangen, bedoeld in artikel 2a, onderdeel c, van het Besluit rangen politie, omvat zijn bewapening tevens het pistool. Het bewapenen van de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, op wie de eerste volzin niet van toepassing is, met het pistool is toegestaan indien de Minister daarvoor, onder door hen te stellen voorwaarden, toestemming heeft verleend.
3
Het verzoek voor het bewapenen met het pistool wordt gedaan door de korpsbeheerder.
Artikel
5
De bewapening van de ambtenaar, met inbegrip van de surveillant van de politie, die dienst doet met een politiesurveillance-hond, bestaat mede uit een elektrische wapenstok en een lange wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type.
Artikel
6
De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een bereden onderdeel, bestaat mede uit:
a.
een lange wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
een ceremonieel ruitersabel.
Artikel
7
De bewapening van de ambtenaar die behoort tot de mobiele eenheid, bestaat mede uit:
a.
een lange wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm, en CS-traangasgranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
c.
het semi-automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A2, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter, voor zover hij belast is met de uitvoering van de bewakings- en beveiligingstaak.
Artikel
8
1
De bewapening van de ambtenaar die is belast met persoonsbeveiliging en die behoort tot een eenheid van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke beveiliging van het Korps landelijke politiediensten dan wel tot een eenheid als bedoeld in artikel 11a van het Besluit beheer regionale politiekorpsen, bestaat mede uit:
a.
de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm, en CS-traangasgranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
rook- en lawaaigranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
c.
het semi-automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A2, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;
d.
het automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A3 en type MP5K, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.
2
De bewapening van de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 1993, die op grond van artikel 8, zevende lid, van die wet de bevoegdheid heeft geweld te gebruiken, bestaat tevens uit de in het eerste lid genoemde wapens, indien hij is belast met persoonsbeveiliging en behoort tot de Dienst Koninklijke en Diplomatieke beveiliging van het Korps landelijke politiediensten.
Artikel
9
1
De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een aanhoudings- en ondersteuningseenheid, bestaat mede uit:
a.
rook- en lawaaigranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
een elektrische wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
c.
de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm, en CS-traangasgranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
d.
het semi-automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A2, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;
e.
het automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A3 en type MP5K, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;
f.
het semi-automatisch pistool, merk Glock, type 17, derde generatie, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;
g.
het repeteervuurwapen, merk Mossberg, type 590 A1, kaliber 12 (kamerlengte 76 millimeter);
De korpsbeheerder kan in bijzondere, door het bevoegd gezag aangegeven situaties toestaan dat de ambtenaar tijdelijk mede wordt bewapend met:
a.
een lange wapenstok van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
b.
de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm, en CS-traangasgranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;
c.
het semi-automatisch vuurwapen, merk Heckler en Koch, type MP5A2, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter, voor zover hij belast is met de uitvoering van de bewakings- en beveiligingstaak.
Artikel
12
Onverminderd de artikelen 2 tot en met 11 kan de Minister aan door hem aangewezen ambtenaren andere dan de in deze regeling genoemde wapens en munitie toekennen.
Artikel
13
Vervallen
Artikel
13a
Vervallen
Artikel
14
1
Het pistool, het semi-automatisch vuurwapen, bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 en 11, en het automatisch vuurwapen, bedoeld in de artikelen 8 en 9, worden geladen met:
a.
munitie van het merk RUAG Ammotec GmbH, type Action, model NP, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter, of
b.
munitie van het merk RUAG Ammotec GmbH, type Action, model Effect, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.
De Minister kan toestemming geven tot beproeving van andere wapens en munitie dan in de artikelen 2 tot en met 12 en 14 bedoeld. De Minister bepaalt de omstandigheden waaronder de beproeving wordt uitgevoerd.
2
Ten behoeve van opleiding en beroepsvaardigheidstrainingen mag, naast de in deze regeling genoemde wapens en munitie, gebruik worden gemaakt van trainingswapens en trainingsmunitie van een door de Minister goedgekeurd merk en type.
De wapens en de munitie, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 15, worden via de Politie Nederland aangeschaft en afgevoerd. Uitzondering op het bepaalde in de eerste volzin vormen de pepperspray, de verdekte pepperspray en de munitie, bedoeld in artikel 14, voorzover deze na gebruik geen werkzame bestanddelen meer bevatten.
2
In bijzondere gevallen kan de Minister ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.
3
De Minister kan aanwijzingen geven over de wijze waarop de wapens en de munitie worden afgevoerd.
De korpsbeheerder geeft regels met betrekking tot het dragen, het onderhoud en het in een inbraakvrije ruimte bewaren van de wapens en de munitie, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 15.
2
Het pistool wordt gedragen in een holster van een door de Minister goedgekeurd merk en type.
3
De pepperspray wordt gedragen in een draagmiddel van een door de Minister goedgekeurd merk en type.
4
Het stroomstootwapen, bedoeld in artikel 9, onderdeel h, wordt gedragen in een holster van een door de Minister goedgekeurd merk en type.
Artikel
19
Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de krachtens de Bewapeningsregeling politie van 25 maart 1994 (Stcrt. 1994, 64) vastgestelde besluiten op deze regeling.
Artikel
20
De Bewapeningsregeling politie van 25 maart 1994 (Stcrt. 1994, 64) wordt ingetrokken.
Artikel
21
Deze regeling wordt aangehaald als: Bewapeningsregeling politie.
Artikel
22
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage
De Minister van Binnenlandse Zaken, H.F.Dijkstal
Bijlage
1
bij de Bewapeningsregeling politie: technische specificaties pepperspray- spuitbussen, oefenpeppersprayspuitbussen en draagmiddelen voor pepperspray-spuitbussen als bedoeld in artikel 1, onderdelen d, e, en f