Regeling niet-reinigbaar straalgrit

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 7 van het Besluit stortverbod afvalstoffen (Stb 1997, 665);

besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
NEN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

b.
NVN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven voornorm;

c.
NEN-EN:

door de European Committee for Standardization en de European Committee for Electrotechnical Standardization uitgegeven norm die door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut is aanvaard als Nederlandse norm;

d.
NEN-ISO:

door de International Organization for Standardization uitgegeven norm die door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut is aanvaard als Nederlandse norm;

e.
VPR:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven Voorlopige Praktijk Richtlijn;

f.
polycyclische aromatische koolwaterstoffen:

naftaleen, anthraceen, fenantreen, chryseen, benzo(a)anthraceen, fluorantheen, benzo(a)pyreen, benzo(k)fluorantheen, indeno(1,2,3-cd)pyreen en benzo(ghi)peryleen;

g.
organotin:

het organisch gebonden tin dat extraheerbaar is met petroleumether;

h.
de concentratie van een stof in een partij:

de gemiddelde concentratie van een stof in een partij;

i.
partij:

een hoeveelheid straalgrit die uit het oogpunt van haar wijze van opslag en uit het oogpunt van haar (deel)-proces van oorsprong als een eenheid wordt beschouwd.

Artikel

2

Straalgrit is niet-reinigbaar indien:

  • a.

    een partij voor meer dan 20 gewichtsprocenten bestaat uit een droge zeeffractie met een korrelgrootte kleiner of gelijk aan 63 micron, of

  • b.

    een partij voor meer dan 5 gewichtsprocenten bestaat uit extraheerbare stoffen, of

  • c.

    de concentratie van de hieronder genoemde stoffen in een partij groter is dan de bij die stof vermelde concentratiegrenswaarde:

    1º.

    cadmium en cadmiumverbindingen

    75 mg/kg ds;

    2º.

    chroomverbindingen (totaal)

    7500 mg/kg ds;

    chroom(VI)verbindingen

    75 mg/kg ds;

    3º.

    koperverbindingen

    7500 mg/kg ds;

    4º.

    nikkelverbindingen

    7500 mg/kg ds;

    5º.

    lood en loodverbindingen

    7500 mg/kg ds;

    6º.

    tinverbindingen

    7500 mg/kg ds;

    7º.

    zinkverbindingen

    20000 mg/kg ds;

    8º.

    polycyclische aromatische koolwaterstoffen

    500 mg/kg ds;

    9º.

    naftaleen, anthraceen of fenantreen

    200 mg/kg ds;

    10º.

    chryseen, benzo(a)anthraceen, fluorantheen, benzo(a)pyreen, benzo(k)fluorantheen, indeno(1,2,3-cd) pyreen enbenzo(ghi)peryleen

    300 mg/kg ds;

    11º.

    extraheerbare organische halogeenverbindingen

    500 mg/kg ds;

    12º.

    organotinverbindingen (uitgedrukt als tin)

    200 mg/kg ds.

Artikel

3

De gewichtsprocenten en de concentratie van de stoffen, bedoeld in artikel 2, worden gemeten door een onderzoekslaboratorium overeenkomstig de methode die is aangegeven in de bijlage.

Artikel

4

Een onderzoekslaboratorium als bedoeld in artikel 3, dient te zijn erkend door de Stichting Raad voor de Accreditatie of door een andere Europese laboratoriumaccreditatie-instelling op basis van de Europese norm NEN-EN 45000-serie.

Artikel

5

Na inwerkingtreding van deze regeling worden de met toepassing van de Regeling niet-reinigbaar straalgrit (Stcrt. 1996, 121) vastgestelde besluiten aangemeld als besluiten, vastgesteld met toepassing van deze regeling.

Artikel

6

De Regeling niet-reinigbaar straalgrit (Stcrt. 1996, 121) wordt ingetrokken.

Artikel

7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling niet-reinigbaar straalgrit.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Margaretha deBoer

Bijlage

bij artikel 3 van de Regeling niet-reinigbaar straalgrit

1

Monstername en monstervoorbereiding

Voor het vaststellen van het gewichtspercentage droge zeeffractie en de concentratie van de stoffen worden:

  • a.

    uit de partij 10 monsters genomen overeenkomstig de methode die is aangegeven in de ontwerp-NVN 5860, uitgave maart 1993;

  • b.

    de monsters niet cryogeen of andersoortig vermalen en wordt

  • c.

    uit deze 10 monsters een representatief mengmonster samengesteld.

Een onderzoekslaboratorium stelt het mengmonster samen.

2

Bepalen samenstelling mengmonster

Een onderzoekslaboratorium meet het gewichtspercentage droge zeeffractie en deconcentratie van de stoffen.

Bij het vaststellen of zich een situatie voordoet, bedoeld in artikel 2, onder a, wordt:

  • a.

    de droge zeeffractie bepaald overeenkomstig ontwerp-NEN 5753, uitgave augustus 1990, en

  • b.

    gedurende tien minuten gezeefd op de volgende korrelgroottes:

    • 1°.

      4000 micron;

    • 2°.

      1000 micron;

    • 3°.

      500 micron;

    • 4°.

      250 micron;

    • 5°.

      125 micron;

    • 6°.

      63 micron.

Bij het vaststellen of zich een situatie voordoet, bedoeld in artikel 2, onder b, wordt:

  • a.

    de bepaling van de extraheerbare stoffen gebaseerd op NEN 3148, uitgave maart 1965, en NEN 6672, uitgave oktober 1994;

  • b.

    60 gram straalgrit gedurende vijf uur met een mengsel van 100 ml petroleumether (40/60) en 50 ml aceton geëxtraheerd in een Soxhletextractietoestel.

Bij het vaststellen van de concentratie van de stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7° vindt ontsluiting plaats door 10 gram straalgrit gedurende 10 minuten te koken met 50 ml 4M zoutzuur.

Bij het vaststellen van de concentratie van de stoffen, bedoeld in artikel 2 onder c, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, wordt gebruik gemaakt van de VPR C 88-01, uitgave september 1988, met dien verstande dat in deze VPR voor "grond" wordt gelezen: straalgrit.

Bij het vaststellen van de concentratie van stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 8°, 9° en 10°, wordt gebruik gemaakt van de VPR C 88-11, uitgave september 1988, met dien verstande dat in deze VPR voor "grond" wordt gelezen: straalgrit.

Bij het vaststellen van de concentratie van stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 11°, wordt gebruik gemaakt van de NEN 5735, uitgave juli 1995, met dien verstande dat voor "grond" wordt gelezen: straalgrit.

3

Registratie meetgegevens

Het onderzoekslaboratorium vermeldt in een schriftelijk verslag van de meting ten minste:

  • a.

    de gegevens die noodzakelijk zijn voor de identiteit van het monster;

  • b.

    de wijze waarop het mengmonster is samengesteld;

  • c.

    de wijze van monstervoorbehandeling;

  • d.

    de wijze waarop het onderzoek naar de niet-reinigbaarheid van straalgrit is uitgevoerd;

  • e.

    het gewichtspercentage droge zeeffractie en de concentratie van de stoffen.

De ontdoener bewaart het schriftelijk verslag gedurende een periode van ten minste drie jaar nadat de meting is uitgevoerd.