Besluit van 22 december 1997 betreffende de titulatuur en het kostuum der rechterlijke ambtenaren alsmede het kostuum van de advocaten en van de procureurs (Reglement II)

Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 19 september 1997, Directie Wetgeving, nr. 653157/97/6;
De Raad van State gehoord (advies van 6 november 1997, nr. W03.79.0609);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 17 december 1997, Directie Wetgeving, nr. 671101/97/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Eerste

hoofdstuk

De titulatuur

Artikel

1

De rechterlijke ambtenaren voeren de volgende titulatuur:

  • a.

    de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast werkzaam bij de rechtbank alsmede de officieren van justitie en de plaatsvervangende officieren van justitie bij de arrondissementsparketten en het landelijk parket: die van edelachtbare heer of vrouwe;

  • b.

    de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast werkzaam bij, de advocaten-generaal en de plaatsvervangende advocaten-generaal bij het gerechtshof: die van edelgrootachtbare heer of vrouwe;

  • c.

    de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast werkzaam bij, de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal en de advocaten-generaal en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij, alsmede de griffier en de substituut-griffiers van de Hoge Raad: die van edelhoogachtbare heer of vrouwe;

  • d.

    de procureurs-generaal die het College van procureurs-generaal vormen: die van edelgrootachtbare heer of vrouwe.

Tweede

hoofdstuk

Het ambtskostuum

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Voor zover de toga is voorzien van banen, zijn deze ter breedte van ongeveer 18 cm evenwijdig aan elkander met een tussenruimte van ongeveer 8 cm verticaal aan de voorzijde aangebracht en wel van de bovenkant van elke schouder af tot aan de onderkant der toga.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Artikel

11

De baret is rond en heeft een staande rand ter hoogte van 5 cm en een 5 cm buiten die rand uitstekend plat geplooid bovenstuk, dat in het midden is voorzien van een platte knoop, bekleed met de stof, waarvan de baret is vervaardigd, een en ander in overeenstemming met de bij dit besluit gevoegde afbeeldingen.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Tenzij het bestuur van een gerecht of de president van de Hoge Raad voor plechtige terechtzittingen anders bepaalt, kan de baret tijdens de terechtzitting of de ambtsverrichting ter zijde worden gelegd.

Artikel

18

De raadsheer-plaatsvervanger van een gerechtshof, de rechter-plaatsvervanger van een rechtbank, de plaatsvervangend advocaat generaal en de plaatsvervangend officier van justitie zijn, wanneer zij tijdens de vervulling van hun ambt ingevolge het bepaalde in artikel 2 een ambtskostuum dragen, gekleed hetzij in het kostuum, behorende bij het door hen waargenomen ambt, hetzij in het kostuum van de advocaat.

Artikel

19

De ambtenaar van het openbaar ministerie, aan wie de waarneming van de werkzaamheden van een ambtenaar met hogere rang wordt opgedragen, is, wanneer hij tijdens de vervulling van die werkzaamheden het in artikel 2 bedoelde kostuum moet dragen, gekleed in het voor zijn eigen rang voorgeschreven kostuum.

Artikel

20

Derde

hoofdstuk

Het galakostuum

Artikel

21

Individueel ten Hove verschijnende of openbare plechtigheden bijwonende, kunnen de in artikel 1 genoemde rechterlijke ambtenaren een kostuum dragen, bestaande uit:

  • a.

    een geklede zwarte lakense rok, met zwarte zijde gevoerd en voorzien van zakken met kleppen, van mouwen met omslagen en van de navolgende knopen met rijkswapen: 9 stuks aan de voorzijde, 2 stuks in de taille, 2 stuks op de onderzijde van de rokpanden en 3 stuks onder elke zakklep;

  • b.

    een zwarte lakense broek met op de buitennaden een galon ter breedte van 4 cm;

  • c.

    een tweebladige steek met zwarte liggende struisveren, oranje cocarde, een lis van zes strengen en een knoop als op de rok;

    bij welk kostuum wordt gedragen een degen met verguld gevest in een zwarte schede; een en ander met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 22 tot en met 26 en in overeenstemming met de afbeeldingen, welke door Onze Minister van Justitie zullen worden bewaard.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Vervallen

Artikel

26

Het in artikel 21 bedoelde kostuum voor de substituut-griffier bij de Hoge Raad is gelijk aan het kostuum dat in artikel 22 is voorgeschreven voor de griffier van de Hoge Raad, met dien verstande dat het borduursel op de omslagen van de mouwen de halve breedte heeft.

Vierde

hoofdstuk

Het kostuum van de advocaten en de procureurs

Artikel

27

Artikel

28

De toga van de advocaten en de procureurs is gelijk aan die, welke is omschreven in artikel 3, met dien verstande, dat de toga is van dof grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met aan de mouwen omslagen van dezelfde stof.

Artikel

29

Artikel

30

Vijfde

hoofdstuk

Slotbepalingen

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Dit besluit wordt aangehaald als: Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

Bijlage

bij het Reglement II

Afbeeldingen als bedoeld in artikel 3

Toga met banen (vooraanzicht)

Toga met banen (zij-aanzicht)

Toga met banen (achteraanzicht)

Toga zonder banen (vooraanzicht)

Toga zonder banen (zij-aanzicht)

Toga zonder banen (achteraanzicht)

Afbeeldingen als bedoeld in artikel 11

Baret (zonder boordsel) (zij-aanzicht)

Baret (boven-aanzicht)

Afbeelding als bedoeld in artikel 13