Besluit van 27 januari 1998, houdende regels voor het lozen bij reinigings- en conserveringswerkzaamheden aan vaste objecten, ter bescherming van het oppervlaktewater (Lozingenbesluit Wvo vaste objecten)

Lozingenbesluit Wvo vaste objecten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 juli 1997, nr. HKW/AW 97/7738, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gezien het advies van de Staatscommissie voor de Waterstaatswetgeving (advies van 2 april 1997);
De Raad van State gehoord (advies van 14 oktober 1997, no. W09.97.0483);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 januari 1998, nr. HKW/A RH 1998/313, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

§

1.1

Algemene bepalingen

Artikel

1

§

1.2

Indeling stoffen, technieken en werkzaamheden

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

In de afschermingsklasse I zijn de volgende werkzaamheden ingedeeld, waarbij de afstand van het te behandelen deel van het oppervlak tot het wateroppervlak gelijk is aan of groter is dan 50 cm:

  • a.

    reinigingswerkzaamheden met behulp van een techniek uit cluster 4.1, waarbij een stof uit categorie A, B of C vrijkomt, en

  • b.

    conserveringswerkzaamheden met behulp van een techniek uit cluster 5, waarbij een stof uit categorie B vrijkomt.

Artikel

5

In de afschermingsklasse II zijn de volgende werkzaamheden ingedeeld, waarbij de afstand van het te behandelen deel van het oppervlak tot het wateroppervlak gelijk is aan of groter is dan 50 cm:

  • a.

    reinigingswerkzaamheden met behulp van:

    • 1°.

      een techniek uit cluster 2, waarbij een stof uit categorie A, B of C vrijkomt;

    • 2°.

      een techniek uit cluster 3, waarbij een stof uit categorie A vrijkomt, en

  • b.

    conserveringswerkzaamheden met behulp van een techniek uit cluster 5, waarbij een stof uit categorie C wordt gebruikt.

Artikel

6

In de afschermingsklasse III zijn reinigingswerkzaamheden ingedeeld met behulp van:

  • a.

    een techniek uit cluster 3, waarbij een stof uit categorie A vrijkomt en waarbij smeltslakgrit of een mineraal straalmiddel wordt gebruikt, en

  • b.

    een techniek uit cluster 4.2, waarbij een stof uit categorie A vrijkomt en waarbij de afstand van het te behandelen deel van het oppervlak tot het wateroppervlak gelijk is aan of groter is dan 50 cm.

Artikel

7

In de afschermingsklasse IV zijn de volgende werkzaamheden ingedeeld:

  • a.

    reinigingswerkzaamheden met behulp van:

    • 1°.

      een techniek uit cluster 3, waarbij een stof uit categorie B vrijkomt, en

    • 2°.

      een techniek uit cluster 4.2, waarbij een stof uit categorie B vrijkomt en waarbij een metallisch straalmiddel wordt gebruikt, en

  • b.

    conserveringswerkzaamheden met behulp van een techniek uit cluster 6, waarbij een stof uit categorie B wordt gebruikt.

Artikel

8

In de afschermingsklasse V zijn de volgende werkzaamheden ingedeeld:

  • a.

    reinigingswerkzaamheden met behulp van:

    • 1°.

      een techniek uit cluster 3, waarbij een stof uit categorie C vrijkomt;

    • 2°.

      een techniek uit cluster 4.2, waarbij een stof uit categorie B vrijkomt en waarbij smeltslakgrit of een mineraal straalmiddel wordt gebruikt, en

    • 3°.

      een techniek uit cluster 4.2, waarbij een stof uit categorie C vrijkomt en waarbij een metallisch straalmiddel wordt gebruikt, en

  • b.

    conserveringswerkzaamheden met behulp van:

    • 1°.

      een techniek uit cluster 6 en een stof uit categorie C wordt gebruikt, en

    • 2°.

      een techniek uit cluster 7, waarbij een stof uit categorie B wordt gebruikt.

Artikel

9

In de afschermingsklasse VI zijn de volgende werkzaamheden ingedeeld:

  • a.

    reinigingswerkzaamheden met behulp van een techniek uit cluster 4.2, waarbij een stof uit categorie C vrijkomt en waarbij smeltslakgrit of een mineraal straalmiddel wordt gebruikt, en

  • b.

    conserveringswerkzaamheden met behulp van een techniek uit cluster 7, waarbij een stof uit categorie C wordt gebruikt.

Hoofdstuk

II

Werkingssfeer

Artikel

10

De voorschriften die bij dit besluit zijn gesteld, alsmede de krachtens deze voorschriften gestelde nadere eisen, zijn van toepassing op het in een oppervlaktewaterlichaam brengen van stoffen in het kader van reinigings- of conserveringswerkzaamheden aan vaste objecten.

Artikel

11

Hoofdstuk

III

Voorschriften

§

3.1

Algemene voorschriften

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Bij een beweegbare brug zijn zichtbare verontreinigingen van de vloer van de hulpconstructie verwijderd alvorens de brug wordt geopend.

Artikel

16

Artikel

17

§

3.2

Aanvullende voorschriften

Artikel

18

Onverminderd paragraaf 3.1., gelden voor de afschermingsklasse 0 de volgende voorschriften:

  • a.

    bij reinigingswerkzaamheden die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf worden verricht wordt uitsluitend water gebruikt, zonder toevoeging van ontvetters;

  • b.

    loszittende verfdelen worden vóór aanvang van de werkzaamheden verwijderd; deze verfdelen en de bij de verwijdering vrijkomende stoffen worden opgevangen en naar een verzamelplaats afgevoerd;

  • c.

    werkzaamheden worden uitgevoerd bij een windkracht lager dan 4 op de schaal van Beaufort, en

  • d.

    indien bij de uitvoering van de werkzaamheden een werkplatvorm wordt gebruikt, voldoet de vloer van het werkplatvorm aan de voorschriften voor een vloer van een hulpconstructie, gesteld in paragraaf 3.1.

Artikel

19

Onverminderd paragraaf 3.1., gelden voor de afschermingsklasse I de volgende voorschriften:

  • a.

    er is een vloer, die aan alle zijden ten minste 2m uitsteekt buiten het te behandelen object, en

  • b.

    werkzaamheden worden uitgevoerd bij een windkracht lager dan 4 op de schaal van Beaufort.

Artikel

20

Onverminderd paragraaf 3.1., gelden voor de afschermingsklasse II de volgende voorschriften:

  • a.

    de hulpconstructie heeft zijwanden van gaasnetten met een maaswijdte van ten hoogste 0,4 mm bij 0,4 mm of zeilen;

  • b.

    de zijwanden van de hulpconstructie bevinden zich tot 1m boven het te behandelen deel van het object, en

  • c.

    werkzaamheden worden uitgevoerd bij een windkracht lager dan 6 op de schaal van Beaufort.

Artikel

21

Onverminderd paragraaf 3.1., gelden voor de afschermingsklasse III de volgende voorschriften:

  • a.

    een hulpconstructie omsluit de ruimte waarin wordt gewerkt volledig;

  • b.

    de hulpconstructie heeft zij- en bovenwanden van gaasnetten met een maaswijdte van ten hoogste 0,4 mm bij 0,4 mm of zeilen, en

  • c.

    werkzaamheden worden uitgevoerd bij een windkracht lager dan 6 op de schaal van Beaufort.

Artikel

22

Onverminderd paragraaf 3.1, gelden voor de afschermingsklasse IV de volgende voorschriften:

  • a.

    een hulpconstructie omsluit de ruimte waarin wordt gewerkt volledig;

  • b.

    de zij- en bovenwanden van de hulpconstructie zijn vloeistofdicht en sluiten vloeistofdicht op elkaar aan, indien werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een techniek uit cluster 3 of 6;

  • c.

    de zij- en bovenwanden van de hulpconstructie zijn winddicht en sluiten winddicht op elkaar aan, indien werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een techniek uit cluster 4.2;

  • d.

    indien de hulpconstructie deel uitmaakt van het vaste object en werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een techniek uit cluster 3 of 6, sluit de hulpconstructie daarop vloeistofdicht aan en zodanig dat geen stoffen tussen de opstaande randen van de vloer en de wanden van de hulpconstructie kunnen geraken, en

  • e.

    indien de hulpconstructie deel uitmaakt van het vaste object en werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een techniek uit cluster 4.2, sluit de hulpconstructie daarop winddicht aan en zodanig dat geen stoffen tussen de opstaande randen van de vloer en de wanden van de hulpconstructie kunnen geraken.

Artikel

23

Artikel

24

§

3.3

Afwijkende bepalingen en nadere eisen

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Hoofdstuk

IV

Meldingen

§

4.1

Melding bij voornemen tot lozen of wijziging daarvan

Artikel

28

Artikel 29

Vervallen

§

4.2

Melding bij ongewoon voorval

Artikel

30

Hoofdstuk

V

Mededeling nadere eisen

Artikel

31

Van de beschikking waarbij een nadere eis wordt gesteld krachtens dit besluit, wordt mededeling gedaan door kennisgeving in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Artikel

35

Dit besluit wordt aangehaald als: Lozingenbesluit Wvo vaste objecten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Margaretha de Boer
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

Bijlage

1

Behorende bij het Lozingenbesluit Wvo vaste objecten

Indeling van technieken bij reinigingswerkzaamheden in clusters als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Technieken gebruikt bij reinigingswerkzaamheden:

Cluster 1:

  • afwassen met water;

  • schoonspuiten met water onder een druk van ten hoogste 200 bar en zonder toevoeging van ontvetters;

  • stoomreinigen onder een druk van ten hoogste 200 bar en zonder toevoeging van ontvetters.

Cluster 2:

  • handmatig schuren (met bevochtigingsmedium);

  • schuren met behulp van een handschuurapparaat (met bevochtigingsmedium);

  • borstelen;

  • beitelen;

  • bikken;

  • gebruik van naaldhamer;

  • slijpen;

  • branden;

  • afsoppen;

  • afkrabben;

  • chemisch reinigen en ontvetten;

  • schoonspuiten met water onder een druk van ten hoogste 20 bar;

  • stoomreinigen onder een druk van ten hoogste 20 bar.

Cluster 3:

Techniek waarbij een bevochtigingsmedium wordt gebruikt of afvalwater vrijkomt:

  • hogedruk-waterreinigen onder een druk van meer dan 20 bar;

  • watergritreinigen;

  • lagedruk watergritstralen/vochtig stralen;

  • handmatig hogedruk water(grit)stralen;

  • mechanisch hogedruk water(grit)stralen;

  • stoomreinigen onder een druk van meer dan 20 bar;

  • ijsstralen.

Cluster 4:

Techniek waarbij geen bevochtigingsmedium wordt gebruikt:

Cluster 4.1:

  • mobiel werpstralen;

  • vacuümstralen;

  • (handmatig) schuren met afzuiging.

Cluster 4.2:

  • droog aanstralen;

  • droog integraal stralen;

  • integraal opruwen door stralen;

  • roestvrij maken van (kleine) oppervlakten door stralen of mini-stralen.

Bijlage

2

Behorende bij het Lozingenbesluit Wvo vaste objecten

Indeling van technieken bij conserveringswerkzaamheden in clusters als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Technieken gebruikt bij conserveringswerkzaamheden:

Cluster 5

– aanbrengen van verf- of conserveringslagen met behulp van kwast, spaan of roller.

Cluster 6

  • spuiten van kleine oppervlakten;

  • aanbrengen van verf- of conserveringslagen met behulp van kneedmortelpomp.

Cluster 7

– (pneumatische) spuitapparatuur.

Bijlage

3

Behorende bij het Lozingenbesluit Wvo vaste objecten

Indeling van stoffen in categorie A, B of C als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Categorie A:

Stoffen die vrijkomen bij reinigingswerkzaamheden bij de volgende niet gecoate ondergronden:

  • basalt;

  • beton en betonmortel;

  • schoonmetselwerk;

  • cementgebonden deklagen;

  • niet verduurzaamd hout;

  • steenachtige ondergronden;

  • metallische ondergronden met uitzondering van zink, tin, koper of legeringen van die metalen.

Categorie B:

Stoffen die niet bedoeld worden onder categorie A of C.

Categorie C:

  • koolteer of koolteerderivaten;

  • lood- of chromaathoudende pigmenten; antifoulings of andere verven op basis van cadmium, tin of kwik.