openbare weg waarvan de rechthebbende een openbaar lichaam is en die niet in onderhoud is bij de provincie of het Rijk, of waterbeheersingswerk waarvan de beheerder een openbaar lichaam is;
c.
glastuinbouwgebied:
gebied waarin hoofdzakelijk of in overwegende mate de teelt van groenten, klein fruit en siergewassen onder staand glas, met inbegrip van de teelt van uitgangsmateriaal, plaatsvindt;
d.
plan:
infrastructuurplan Aalsmeer en omstreken, zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van Noord-Holland bij besluit van 24 december 1997, kenmerk 97-715312;
infrastructuurplan glastuinbouwgebieden Westland, zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van Zuid-Holland bij besluit van 28 juli 1998, kenmerk DRGG154075;’
e.
Dienst Landelijk Gebied:
Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Paragraaf
2
– Algemene bepalingen
Artikel
2
De minister kan, ter verbetering van de infrastructuur in een glastuinbouwgebied dat is weergegeven en begrensd in een plan, aan gemeenten en waterschappen op aanvraag subsidie verstrekken voor de uitvoering van projecten gericht op de aanleg of verbetering van infrastructurele voorzieningen en daarmee samenhangende landschappelijke en recreatieve voorzieningen.
Artikel
3
1
De minister stelt ieder begrotingsjaar een subsidieplafond vast voor op grond van deze regeling te verstrekken subsidies. Hij geeft hiervan kennis in de Staatscourant.
2
De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen.
Artikel
4
De subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien het project bijdraagt aan de verwezenlijking van de in een plan opgenomen toekomstige infrastructuur in het betrokken glastuinbouwgebied.
Artikel
5
Geen subsidie wordt verstrekt indien het project geheel of gedeeltelijk:
a.
bestaat uit de aanleg of verbetering van voorzieningen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten goede komen aan individuele bedrijven en waarvan de kosten gewoonlijk niet ten laste komen van een publiekrechtelijk lichaam, of
b.
betrekking heeft op het regulier onderhoud of het opheffen van achterstallig onderhoud van bestaande infrastructurele of daarmee samenhangende landschappelijke of recreatieve voorzieningen.
Artikel
6
1
Geen subsidie wordt verstrekt indien met de uitvoering van het project een aanvang is gemaakt alvorens een beslissing op de aanvraag om subsidie is genomen. Onder het maken van een aanvang met de uitvoering van het project wordt in elk geval verstaan het aangaan van verplichtingen.
2
Het eerste lid is niet van toepassing op de uitvoering van het project, voorzover bestaande uit de verwerving van grond ten aanzien waarvan de directeur van de Dienst Landelijk Gebied schriftelijk en voorafgaande aan het aangaan van enige verplichting ter zake van die verwerving, heeft verklaard dat die verwerving noodzakelijk is met het oog op de aanleg of verbetering van een in een plan opgenomen infrastructurele, of daarmee samenhangende landschappelijke of recreatieve, voorziening.
Artikel
7
Geen subsidie wordt verstrekt indien het project betrekking heeft op de aanleg of verbetering van een infra-structurele voorziening:
a.
in gebieden waarop een in uitvoering of voorbereiding zijnd reconstructieplan als bedoeld in de Regeling reconstructie oude glastuinbouwgebieden van toepassing is;
b.
in gebieden waarin landinrichting uit kracht van de Landinrichtingswet plaatsvindt, of
c.
in gebieden waarin een reconstructie als bedoeld in de Regeling reconstructie oude glastuinbouwgebieden, onderscheidenlijk landinrichting uit kracht van de Landinrichtingswet, is afgerond in de periode van vijf jaar, voorafgaande aan de datum waarop voor het project uit hoofde van deze regeling subsidie wordt aangevraagd en ten behoeve van die infrastructurele voorziening uit hoofde van die reconstructie, onderscheidenlijk die landinrichting, subsidie is verstrekt.
Artikel
8
Geen subsidie wordt verstrekt voorzover daardoor in de financiering van het project van Rijkswege voor meer dan 50% wordt bijgedragen.
Artikel
9
De subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:
a.
de aanleg of verbetering van de infrastructurele voorziening en de daarmee samenhangende landschappelijke of recreatieve voorzieningen wordt uitgevoerd op basis van openbare aanbesteding, overeenkomstig het Uniform Aanbestedingsreglement 1986, dan wel, indien de kosten van het project de drempelwaarde als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 93/37/EEG overschrijden, overeenkomstig het Uniform Aanbestedingsreglement EEG 1991, en
b.
de subsidieaanvrager uit eigen middelen tenminste voor 25% bijdraagt in de financiering van het project.
Artikel
10
1
Onverminderd het tweede lid worden als subsidiabele kosten van een project uitsluitend aangemerkt:
a.
de kosten van de in bijlage 1 opgenomen activiteiten, voorzover bestaande uit de som waartegen die activiteiten overeenkomstig artikel 9 zijn aanbesteed, exclusief verrekenbare omzetbelasting;
b.
de kosten van de, ten behoeve van de aanleg of verbetering van de infrastructurele voorziening noodzakelijke, verwerving van grond, voorzover bestaande uit de aankoopprijs en de met de aankoop verband houdende notariële kosten, exclusief verrekenbare omzetbelasting, dan wel, indien de verwerving geschiedt bij wege van onteigening, voorzover bestaande uit de betaalde schadeloosstelling, de in verband met de onteigening gemaakte proceskosten tot vergoeding waarvan de onteigenende partij is veroordeeld, alsmede de noodzakelijke kosten van bekendmaking van de onteigening;
c.
de kosten van de, ten behoeve van de aanleg van landschappelijke of recreatieve voorzieningen noodzakelijke, verwerving van grond, voorzover bestaande uit de aankoopprijs en de met de aankoop verband houdende notariële kosten, exclusief verrekenbare omzetbelasting, dan wel, indien de verwerving geschiedt bij wege van onteigening, voorzover bestaande uit de betaalde schadeloosstelling, de in verband met de onteigening gemaakte proceskosten tot vergoeding waarvan de onteigenende partij is veroordeeld, en de noodzakelijke kosten van bekendmaking van de onteigening, en de kosten van de in bijlage 2 opgenomen activiteiten, bestaande uit de som waartegen die activiteiten overeenkomstig artikel 9 zijn aanbesteed, in totaal tot ten hoogste 2% van de som van de in onderdeel a en b bedoelde subsidiabele kosten, en
d.
de kosten van de voorbereiding en directievoering door derden, niet zijnde bestuursorganen, exclusief verrekenbare omzetbelasting.
2
Niet als subsidiabele kosten worden aangemerkt de kosten die, gelet op de aard, functie of ligging van de desbetreffende infrastructurele voorziening, in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd.
Artikel
11
De subsidie bedraagt per project 50% van de subsidiabele kosten met dien verstande dat niet meer subsidie wordt verstrekt dan het bedrag waarop de subsidie, blijkens de voor het project op grond van artikel 15 afgegeven subsidieverlening, ten hoogste kan worden vastgesteld.
Paragraaf
3
– De aanvraag voor subsidie
Artikel
12
De aanvraag voor subsidie kan worden ingediend tot 1 juli 2005.
Artikel
13
De aanvraag voor subsidie wordt gericht aan de minister en wordt ingediend bij de Directeur van de Dienst Landelijk Gebied.
Artikel
14
De aanvraag voor subsidie gaat vergezeld van een projectplan waarin zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen:
a.
de aard en omvang van de aanleg of verbetering van de infrastructurele voorziening en de daarmee verband houdende landschappelijke of recreatieve voorzieningen en de in verband daarmee te verrichten werkzaamheden;
b.
de relatie van het project met het plan;
c.
de gehanteerde uitgangspunten en daarbij uitgevoerde berekeningen;
d.
de financiële planning van de uitvoering;
e.
de oppervlakte grond die is, onderscheidenlijk zal worden verworven ten behoeve van de aan te leggen of te verbeteren infrastructurele, of daarmee samenhangende landschappelijke of recreatieve, voorziening, alsmede het huidig gebruik en de huidige bestemming van de desbetreffende grond;
f.
de wijze waarop de grond is, onderscheidenlijk zal worden verworven;
g.
een gespecificeerde begroting;
h.
een opgave van de financieringswijze van het project, alsmede
i.
een verklaring of de ten behoeve van de infrastructurele voorziening verschuldigde omzetbelasting al dan niet verrekenbaar is.
Paragraaf
4
– De subsidieverlening
Artikel
15
1
De beschikking tot subsidieverlening vermeldt:
a.
de geraamde kosten van de, voor de aanleg of verbetering van de infrastructurele voorziening noodzakelijke, grondverwerving en de subsidiabele kosten daarvan;
b.
de geraamde som waartegen de aanleg of verbetering van de infrastructurele voorziening wordt aanbesteed en de subsidiabele kosten daarvan;
c.
de geraamde kosten van de, voor de aanleg of verbetering van de landschappelijke of recreatieve voorziening noodzakelijke, grondverwerving en de subsidiabele kosten daarvan;
d.
de geraamde som waartegen de aanleg of verbetering van landschappelijke of recreatieve voorzieningen wordt aanbesteed en de subsidiabele kosten daarvan;
e.
de geraamde kosten van de voorbereiding en de directievoering van het project en de subsidiabele kosten daarvan;
f.
het bedrag waarop de subsidie voor het project ten hoogste kan worden vastgesteld.
2
De raming van de kosten van de grondverwerving, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geschiedt op basis van taxatie door het Bureau Beheer Landbouwgronden, bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer.
Artikel
16
De subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de financiering van het project niet toereikend zal zijn.
Artikel
17
De minister geeft de beschikking tot subsidieverlening binnen vier maanden nadat de aanvraag is ingediend. Indien deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking tegemoet kan worden gezien.
Paragraaf
5
– Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel
18
1
De subsidieontvanger is verplicht:
a.
de activiteiten ten behoeve waarvan subsidie is verleend binnen drie jaar na de datum van subsidieverlening te hebben uitgevoerd overeenkomstig de subsidieverlening;
b.
binnen één maand nadat de opdracht tot aanleg of verbetering van de desbetreffende infrastructurele voorziening en de daarbij verband houdende landschappelijke of recreatieve voorzieningen, met inachtneming van artikel 9, onderdeel a, is verstrekt aan de directeur van de Dienst Landelijk Gebied melding te doen van de desbetreffende aanbestedingssom, en
c.
de infrastructurele voorziening ten behoeve waarvan subsidie is verleend naar behoren te beheren en onderhouden.
2
De minister kan de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn ten hoogste met één jaar verlengen indien de subsidieontvanger uiterlijk 3 maanden voor afloop van die termijn schriftelijk aan de minister om verlenging heeft verzocht. Indien de minister de termijn heeft verlengd is de subsidieontvanger, in afwijking van het eerste lid, verplicht de activiteiten binnen de verlengde termijn uitgevoerd te hebben.
Paragraaf
6
– De subsidievaststelling
Artikel
19
1
De aanvraag voor de vaststelling van de subsidie wordt ingediend bij de directeur van de Dienst Landelijk Gebied binnen twee maanden nadat de activiteiten ten behoeve waarvan subsidie is verleend zijn uitgevoerd.
2
De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:
a.
een verklaring van de subsidieontvanger dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd overeenkomstig de subsidieverlening, en
b.
een financiële verantwoording van het project en een verklaring van een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat is voldaan aan de bij of krachtens deze regeling gestelde voorwaarden en verplichtingen.
3
De registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent, bedoeld in het tweede lid, controleert met inachtneming van het in bijlage 3 opgenomen controleprotocol. De goedkeurende accountantsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig de in bijlage 4 opgenomen model-accountantsverklaring.
Artikel
20
De minister stelt na ontvangst van de in artikel 19 bedoelde bescheiden binnen vier maanden de subsidie vast.
Paragraaf
7
– Intrekking en wijziging van de subsidieverlening en -vaststelling
Artikel
21
Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan de minister de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien de som waartegen de activiteiten voor de aanleg of verbetering van de infrastructurele voorziening en daarmee samenhangende landschappelijke of recreatieve voorzieningen is aanbesteed lager is dan de bij de subsidieverlening geraamde aanbestedingssom.
Paragraaf
8
– Bevoorschotting
Artikel
22
1
De minister kan de subsidieontvanger op diens verzoek voorschotten verlenen.
2
Het totaal van de verleende voorschotten kan nooit meer bedragen dan 80% van het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.
3
De aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een overzicht van de liquiditeitsbehoefte.
4
De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot.
Paragraaf
9
– Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
23
Twee jaar na inwerkingtreding wordt een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.
Artikel
24
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel
25
Deze regeling wordt aangehaald als: Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J.J. vanAartsen
Bijlage
1
Subsidiale activiteiten met betrekking tot de aanleg of verbetering van een infrastructurele voorziening
1.
De aanleg van nieuwe verharde wegen;
2.
De aanleg van bruggen;
3.
De reconstructie van bestaande verharde wegen;
4.
De aanleg van uitwijkplaatsen bij bestaande verharde wegen;
5.
De aanleg van nieuwe waterlopen;
6.
De aanleg van nieuwe waterbergingen, voorzover deze niet dienen voor de opvang van water als gevolg van particuliere dempingen elders;
7.
De verbetering van bestaande waterlopen;
8.
De aanleg van kunstwerken die samenhangen met de aanleg of verbetering van waterlopen en verharde wegen;
9.
Het herstel van nutsleidingen als gevolg van de aanleg van nieuwe of reconstructie van bestaande verharde wegen en waterlopen.
Bijlage
2
Subsidiale activiteiten met betrekking tot de met de aanleg of verbetering van een infrastructurele voorziening verband houdend landschappelijk en recreatieve voorzieningen
1.
Het planten van bomen langs wegen;
2.
Het planten van heesters of de aanleg van struikbeplanting;
Bij de controle, op basis waarvan de rapportage als bedoeld in artikel 19, tweede lid, plaatsvindt, dient aan de naleving van de volgende artikelen op de daarbij aangegeven wijze aandacht te worden besteed.
artikel 6: Vaststellen dat geen aanvang is gemaakt met de uitvoering van het project voordat de beslissing op de subsidieaanvraag was afgegeven;
artikel 8: Vaststellen dat het totaal van de Rijksbijdrage in de financiering van het project juist, volledig en tijdig als zodanig opgenomen is in de financiële verantwoording en dat dit totaal niet meer bedraagt dan 50%.
artikel 9: onderdeel b: Vaststellen dat de subsidieaanvrager uit eigen middelen tenminste voor 25% bijdraagt in de financiering van het project.
artikel 10: Vaststellen dat de in de financiële verantwoording van het project opgenomen kosten aantoonbaar zijn gemaakt en betaald, gerubriceerd en in overeenstemming zijn met artikel 10.
Onder speciale aandacht wordt verstaan: controle waarbij nadrukkelijk wordt bezien of desbetreffende voorschriften zijn nageleefd. In dit geval moet dus verder worden gegaan dan normaal bij de controle van een verantwoording.
Aan de niet genoemde artikelen behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat, teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten, kennisneming van deze overige artikelen alsmede de toelichting op de subsidieregeling noodzakelijk is.
De minister behoudt zich het recht voor om de accountantsdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een review te laten uitvoeren op de door de accountant van de aanvrager aan wie de subsidie ingevolge de Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden is verleend, verrichte werkzaamheden.
Wij hebben de bijgevoegde financiële verantwoording van <naam instelling> te <plaats>inzake het project < naam project> over de periode van ...t/m ....in het kader van de Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden gecontroleerd. De financiële verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van <de leiding van naam instelling / naam persoon>. Het is onze verantwoordelijkheid om een accountantsverklaring inzake de financiële verantwoording te verstrekken.
Voor het onderhavige project is bij beschikking van de Directeur van de Dienst Landelijk Gebied, kenmerk <nummer> d.d. <datum> een subsidie verleend tot een maximum van f <bedrag>.
Onze controle is verricht overeenkomstig de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en overeenkomstig de aanwijzingen die de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in het controleprotocol, behorende bij de vorenbedoelde ministeriële regeling, heeft gegeven met betrekking tot de naleving van de subsidiebepalingen. Volgens de richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat ondermeer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen in de financiële verantwoording. Voorts is aanvullend specifieke aandacht besteed aan de in vorenbedoeld controleprotocol aangegeven aspecten.
Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Wij zijn van oordeel dat de financiële verantwoording voldoet aan de voor dit doel eraan te stellen eisen. Tevens delen wij mede dat de in het controleprotocol genoemde subsidiebepalingen zijn nageleefd.