Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- 
      a.
      
                                Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 
- 
      b.
      
                                hoofdinspecteur: de hoofdinspecteur van het desbetreffende onderdeel van het Staatstoezicht op de volksgezondheid; 
- 
      c.
      
                                directeur: de directeur van de gemeentelijke gezondheidsdienst of, indien deze geen arts is, een door de directeur aangewezen arts die in dienst is van de gemeentelijke gezondheidsdienst; 
- 
      d.
      
                                laboratorium: een laboratorium waar van het menselijk lichaam afgescheiden stoffen worden onderzocht ten behoeve van de diagnostiek van infectieziekten; 
- 
      e.
      
                                gebouw: elk bouwwerk, vaar- of voertuig, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de belijdenis van godsdienst of levensovertuiging; 
- 
      f.
      
                                waren: eetwaren, waaronder tevens worden begrepen kauwpreparaten, drinkwaren alsmede andere roerende zaken, voorzover gebruikt in de sfeer van de particuliere huishouding of van een krachtens de Warenwet daarmee gelijkgestelde andere huishouding; 
- 
      g.
      
                                infectieziekten: de infectieziekten, genoemd in artikel 2; 
- 
      h.
      
                                groep A: de infectieziekten, genoemd in artikel 2, onder a; 
- 
      i.
      
                                groep B: de infectieziekten, genoemd in artikel 2, onder b; 
- 
      j.
      
                                groep C: de infectieziekten, genoemd in artikel 2, onder c; 
- 
      k.
      
                                pokken: de ziekte bedoeld in artikel 2 van de Quarantainewet; 
- 
      l.
      
                                persoon in de eerste ring: persoon, niet zijnde een patiënt lijdend aan een infectieziekte behorend tot groep A of groep B, die: - 
          1º.
          
                                    gedurende twee of meer minuten gezichtscontact op een afstand van minder dan twee meter met een zodanige patiënt heeft gehad; 
- 
          2º.
          
                                    gedurende twee of meer uren met een zodanige patiënt in dezelfde ruimte heeft doorgebracht; 
- 
          3º.
          
                                    is blootgesteld aan de opzettelijke verspreiding van een infectieziekte behorend tot groep A of groep B; 
- 
          4º.
          
                                    met de verzorging van een zodanige patiënt belast is geweest; 
 
- 
          1º.
          
                                    
- 
      m.
      
                                persoon in de tweede ring: persoon, niet zijnde een zodanige patiënt of een persoon in de eerste ring, met gezins- of daarmee vergelijkbare contacten met een persoon in de eerste ring; 
- 
      n.
      
                                medisch toezicht: medisch toezicht op één of meer personen in de eerste ring, met het doel om bij hen zo spoedig mogelijk de eerste klinische symptomen van een infectieziekte behorend tot groep A of groep B op te merken; 
- 
      o.
      
                                afzondering: verblijf van een persoon die mogelijk besmet is met een infectieziekte behorend tot groep A of groep B in een door de burgemeester aangewezen gebouw of in een aantal aangewezen ruimten daarbinnen, in verband met de bestrijding van de gevaren van die ziekte; 
- 
      p.
      
                                waarneming: medische beoordeling van een in afzondering geplaatst persoon om te bezien of hij met een infectieziekte behorend tot groep A of groep B is geïnfecteerd en dientengevolge ziekteverschijnselen vertoont.