Wet van 1 juli 1998, houdende vaststelling van de Wet Raad voor de Transportveiligheid

Wet Raad voor de Transportveiligheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot een herziening, bundeling en harmonisatie van het ongevallenonderzoek in de transportsector en daartoe op te richten de Raad voor de Transportveiligheid, alsmede te komen tot implementatie van richtlijn nr. 94/56/EG van de Raad van de Europese Unie van 21 november 1994, houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart (PbEG L 319);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK

1

BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel

1

HOOFDSTUK

2

RAAD VOOR DE TRANSPORTVEILIGHEID

§

1

Instelling en taak

Artikel

2

Artikel

3

§

2

Inrichting en samenstelling

Artikel

4

Onder de raad ressorteren vier kamers, te weten:

  • a.

    een kamer voor scheepvaartongevallen,

  • b.

    een kamer voor luchtvaartongevallen,

  • c.

    een kamer voor railwegongevallen en

  • d.

    een kamer voor wegenverkeersongevallen.

Artikel

5

De raad bestaat uit ten minste veertien en ten hoogste zeventien leden, de voorzitter daaronder begrepen.

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Van elk der kamers zijn de voorzitter en een of twee andere leden tevens lid van de raad.

Artikel

11

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

  • a.

    de wijze van beëdiging van de voorzitter en de overige leden van de raad alsmede van de voorzitters, de overige leden en de plaatsvervangende leden van de kamers;

  • b.

    de vergoeding, waaronder de vergoeding van reis- en verblijfkosten, van de onder a bedoelde personen.

§

3

Ondersteuning

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de bezoldiging en de vergoeding van reis- en verblijfkosten van de op grond van artikel 14, eerste lid, aangewezen personen.

Artikel

17

§

4

Werkwijze

Artikel

18

Artikel

19

§

5

Beheer

Artikel

20

De voorzitter van de raad en de voorzitters van de kamers vormen tezamen het bestuur van de raad.

Artikel

21

De raad wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad en, bij afwezigheid van deze, door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Bij ministeriële regeling worden voorschriften gesteld over de inrichting van de begroting, het financiële meerjarenbeleidsplan en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Artikel

26

Artikel

27

HOOFDSTUK

3

MELDING

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

HOOFDSTUK

4

INFORMATIEMATERIAAL

Artikel

31

Artikel

32

HOOFDSTUK

5

HET ONDERZOEK

§

1

Bevoegdheden van de onderzoekers

Artikel

33

In deze paragraaf wordt verstaan onder een onderzoeker: de leden en de plaatsvervangende leden van een kamer, de medewerkers van het bureau, genoemd in artikel 12, tweede lid, voorzover als zodanig bij hun aanstelling aangewezen, en de op grond van artikel 14, eerste lid, benoemde personen.

Artikel

34

Artikel

35

Een onderzoeker maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

36

Onze Minister kan algemene aanwijzingen geven voor de uitoefening van de aan een onderzoeker toekomende bevoegdheden.

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

§

2

Het onderzoek door de kamer

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nader aan te duiden rechten terzake van een onderzoek worden toegekend aan een staat waarvan burgers dodelijk of ernstig letsel hebben bekomen.

Artikel

47

De raad is bevoegd ten behoeve van het onderzoek naar een luchtvaartongeval, naar een ernstig incident of naar een incident met een luchtvaartuig, de bijstand in te roepen van instanties en organisaties uit de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voor het beschikbaar stellen van:

  • a.

    installaties, voorzieningen en apparatuur voor:

    • 1°.

      het technische onderzoek van wrakstukken en boordapparatuur en andere voor het onderzoek belangrijke voorwerpen,

    • 2°.

      de verwerking van informatie afkomstig van vluchtrecorders en

    • 3°.

      de elektronische opslag en verwerking van gegevens over luchtvaartongevallen;

  • b.

    deskundigen die gespecialiseerd zijn in onderzoek naar ongevallen of incidenten, teneinde hun welomschreven werkzaamheden toe te vertrouwen en zulks uitsluitend bij een onderzoek naar aanleiding van een belangrijk luchtvaartongeval.

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Indien de kamer besluit een zitting te houden, hebben betrokkenen het recht de op het ongeval of incident betrekking hebbende stukken in te zien en daarvan afschrift te maken. Zij zijn anders dan ter voorbereiding van de behandeling ter zitting tot geheimhouding van deze informatie verplicht.

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

De kamer kan aan de door de voorzitter opgeroepen getuigen en deskundigen en door de voorzitter aangewezen tolken een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen schadeloosstelling toekennen.

Artikel

56

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels omtrent het onderzoek van de kamer of een instantie als bedoeld in artikel 42, derde lid, gesteld.

Artikel

57

Artikel

58

§

3

Het onderzoek door de raad en de kamer

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Artikel

62

De raad streeft ernaar het eindrapport binnen twaalf maanden na het tijdstip van het ongeval of incident uit te brengen.

Artikel

63

Artikel

64

Een veiligheidsaanbeveling behelst niet een vermoeden van schuld aan of aansprakelijkheid wegens een ongeval of een incident.

Artikel

65

Indien noodzakelijk voor onverwijld optreden om ongevallen of incidenten te voorkomen, doet de raad reeds tijdens een onderzoek voorstellen voor preventieve maatregelen.

§

4

Heropening van het onderzoek

Artikel

66

§

5

Afstemming met de ongevallenraad Defensie

Artikel

67

In geval van een ongeval of incident, naar de oorzaak waarvan tevens ingevolge de Wet ongevallenraad Defensie onderzoek wordt verricht, draagt de raad zorg voor onderlinge afstemming van de werkzaamheden van de raad en van de ongevallenraad Defensie.

§

6

Informatie ten behoeve van de Internationale Maritieme Organisatie

Artikel

68

De raad verstrekt, indien een onderzoek een ongeval of een incident met een zeeschip betreft, desgevraagd Onze Minister binnen een door deze te bepalen redelijke termijn alle gegevens die deze nodig heeft om over dat ongeval of incident de Internationale Maritieme Organisatie in te lichten, voorzover de raad over deze gegevens beschikt.

HOOFDSTUK

6

VERVOLG OP VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN

Artikel

69

Indien de raad aan een bestuursorgaan een veiligheidsaanbeveling heeft gedaan, bepaalt het bestuursorgaan tot wie de veiligheidsaanbevelingen zich richten, binnen een jaar zijn standpunt daaromtrent. Indien het bestuursorgaan niet Onze Minister is, maakt het bedoeld standpunt kenbaar aan Onze Minister. Het zendt een afschrift van zijn bericht aan Onze Minister aan de raad. Indien het bestuursorgaan Onze Minister is, maakt deze bedoeld standpunt kenbaar aan de raad.

Artikel

70

HOOFDSTUK

7

AFSTEMMINGSBEPALINGEN

§

1

Identificatie

Artikel

71

§

2

Verhouding tot het strafrechtelijk onderzoek

Artikel

72

§

3

Verhouding tot onderzoek met oog op opleggen van bestuursrechtelijke maatregelen

Artikel

73

Onze Minister kan regels stellen

  • a.

    ten aanzien van het overleg en de coördinatie tussen de raad en Onze Minister ingeval naar aanleiding van een ongeval of incident ook het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel wordt overwogen en

  • b.

    omtrent de in dat kader aan Onze Minister ter beschikking stelling van inbeslaggenomen voorwerpen.

§

4

Verhouding tot gedingen

Artikel

74

HOOFDSTUK

8

ONDERZOEK BUITEN NEDERLAND

Artikel

75

Artikel

76

Indien een ongeval of een ernstig incident buiten Nederland, de territoriale wateren daaronder begrepen, een luchtvaartuig betreft dat in Nederland is ontworpen of vervaardigd, wordt door Onze Minister, indien de staat van het voorval verzoekt om deelneming aan het onderzoek, aan deze staat medegedeeld:

  • a.

    ingeval het gaat om een ongeval of ernstig incident met een luchtvaartuig met een startmassa van meer dan 100 000 kg, de naam van de gevolmachtigde vertegenwoordiger alsmede of hij aanwezig zal zijn bij het onderzoek en, zo dit het geval is, de verwachte datum van zijn aankomst;

  • b.

    ingeval het gaat om een ongeval of ernstig incident met een ander luchtvaartuig, of Nederland een gevolmachtigde vertegenwoordiger zal aanwijzen alsmede, indien Nederland dit doet, zijn naam, of hij aanwezig zal zijn bij het onderzoek en, zo dit het geval is, de verwachte datum van zijn aankomst.

Artikel

77

Artikel

78

Indien de staat die een onderzoek verricht terzake van een ongeval met een luchtvaartuig met een startmassa van meer dan 2250 kg dat in Nederland is ingeschreven, waarvan de exploitant in Nederland woont of waarvan Nederland de staat van ontwerp of vervaardiging is, verzoekt om deelneming door Nederland, wijst Onze Minister een gevolmachtigde vertegenwoordiger terzake van het onderzoek aan.

Artikel

80

Artikel

81

Op verzoek van de staat die een onderzoek terzake van een ongeval of incident met een luchtvaartuig verricht, verschaft Onze Minister alle relevante informatie die hij beschikbaar heeft.

Artikel

82

Artikel

83

Ingeval er sprake is van een ongeval of ernstig incident met een Nederlands luchtvaartuig of een luchtvaartuig waarvan de exploitant in Nederland is gevestigd, en het luchtvaartuig in een andere staat landt dan die waarin het ongeval of het incident zich heeft voorgedaan, verschaft Onze Minister, op verzoek van de staat die het onderzoek verricht, aan deze staat de opnamen van de vluchtrecorder en, indien nodig, van de verbonden vluchtrecorders.

Artikel

84

Artikel

85

Onze Minister en de raad maken een ontwerp-rapport dat zij hebben verkregen gedurende een onderzoek, verricht door een andere staat, door de Nederlandse Antillen of door Aruba, niet openbaar tenzij zij daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben gekregen van het betrokken land of het betrokken stuk door dat land reeds openbaar is gemaakt of is vrij gegeven.

Artikel

86

Indien Nederland veiligheidsaanbevelingen of andere voorstellen voor preventieve maatregelen krijgt van een andere staat, deelt Onze Minister de betrokken staat, met redenen omkleed, mede welk gevolg aan de aanbevelingen of de voorstellen zal worden gegeven.

HOOFDSTUK

9

STRAF- EN OPSPORINGSBEPALINGEN

Artikel

88

HOOFDSTUK

10

EVALUATIE

Artikel

89

HOOFDSTUK

11

TAAKVERWAARLOZING

Artikel

90

HOOFDSTUK

12

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel

91

Onderzoeken naar ongevallen of incidenten ingevolge de Luchtvaartongevallenwet, de Binnenvaartrampenwet en de Spoorwegwet die zijn begonnen voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, worden door de raad afgehandeld.

Artikel

92

In afwijking van artikel 7, eerste lid, geschiedt de benoeming van de leden van de raad voor de eerste maal zonder dat de raad wordt gehoord.

Artikel

93

De Binnenvaartrampenwet wordt ingetrokken.

Artikel

94

Wijzigt de Spoorwegwet.

Artikel

95

Wijzigt de Binnenschepenwet.

Artikel

96

Wijzigt de Wet vervoer binnenvaart.

Artikel

97

Wijzigt de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

Artikel

98

Wijzigt de Deltaschadewet.

Artikel

99

Wijzigt de Vaarplichtwet.

Artikel

100

Wijzigt het Wetboek van Koophandel.

Artikel

101

Wijzigt de Arbeidstijdenwet.

Artikel

102

De Luchtvaartongevallenwet wordt ingetrokken.

Artikel

103

Wiizigt de Wet op de Lijkbezorging.

Artikel

104

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat deze wet op een later tijdstip in werking treedt ten aanzien van het onderzoek naar ongevallen en incidenten met een zeeschip. Indien dit geschiedt, treden de bepalingen van deze wet die verband houden met de opheffing van de Raad voor de Scheepvaart, ook eerst met ingang van dat latere tijdstip in werking.

Artikel

105

Deze wet wordt aangehaald als: Wet Raad voor de Transportveiligheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager