Wet van 27 juli 1998, houdende regels ter bevordering van het overleg tussen huurders en verhuurder van woongelegenheden (Wet op het overleg huurders verhuurder)

Wet op het overleg huurders verhuurder

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is wettelijke regels te stellen ter bevordering van het overleg tussen huurders van woongelegenheden en de verhuurder daarvan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

2

Informatie- en adviesrecht van huurdersorganiaties

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Bij schriftelijke overeenkomst tussen de verhuurder en de huurdersorganisatie kunnen aan de huurdersorganisatie meer bevoegdheden dan de in deze wet genoemde worden toegekend.

Artikel

7

Hoofdstuk

3

Geschillenregeling

Artikel

8

Geschillen die voortvloeien uit deze wet, worden voorgelegd aan de kantonrechter.

Hoofdstuk

4

Slotbepalingen

Artikel

9

Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

10

Artikel

11

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het overleg huurders verhuurder.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Tavarnelle
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, D. K. J. Tommel
De Minister van Justitie, A. H. Korthals