Besluit van 10 november 1998, houdende regels met betrekking tot universele dienstverlening (Besluit universele dienstverlening)
Besluit universele dienstverlening
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 juni 1998, nr. HDTP/98/1681/MD Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;
Gelet op de artikelen 3 tot en met 7 van richtlijn nr. 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (PbEG L 101) en op artikel 9.1 van de Telecommunicatiewet;
De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 1998, nr. W09.98.0235);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 november 1998, nr. HDTP/98/3281/JWD, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
openbare betaaltelefoon: voor het publiek toegankelijk telefoontoestel, voor het gebruik waarvan met munten, krediet- of debetkaart of met een vooruit betaalde telefoonkaart wordt betaald;
c.
woonkern: aaneengesloten bebouwing binnen één gemeente;
d.
abonnee: natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met een aanbieder van openbare telecommunicatiediensten voor de levering van dergelijke diensten.
Artikel
2
Als openbare telecommunicatiediensten of daarmee samenhangende voorzieningen als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
a.
het naar aanleiding van een redelijk verzoek aansluiten op het vaste openbare telefoonnetwerk op een vaste locatie en het bieden van toegang tot de vaste openbare telefoondienst;
b.
het beschikbaar stellen van openbare betaaltelefoons;
c.
het beschikbaar stellen van telefoongidsen;
d.
het beschikbaar stellen van een abonnee-informatiedienst.
Artikel
3
Het vaste openbare telefoonnetwerk, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voldoet aan deel 1 van bijlage I van richtlijn nr. 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 199).
Artikel
4
In een woonkern met meer dan 5000 inwoners wordt zorg gedragen voor het plaatsen en instandhouden van ten minste een openbare betaaltelefoon per 5000 inwoners.
Artikel
5
1
Onverminderd artikel 11.6, eerste lid, van de wet bevatten de telefoongidsen, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, de gegevens van de abonnees van aanbieders van vaste en mobiele openbare telefoondiensten met inbegrip van hun vaste, mobiele en persoonlijke nummers.
2
De telefoongidsen zijn beschikbaar in een door het college goedgekeurde gedrukte of elektronische vorm.
3
De telefoongidsen worden ten minste eenmaal per jaar bijgewerkt.
4
Een aanbieder van de in dit artikel bedoelde telefoongidsen is gehouden bij de behandeling en de presentatie van de hem verstrekte informatie non-discriminatoir te handelen.
Artikel
6
1
Onverminderd artikel 11.6, eerste lid, van de wet bevat de abonnee-informatiedienst, bedoeld in artikel 2, onderdeel d, de vaste, mobiele en persoonlijke nummers van de abonnees van aanbieders van vaste en mobiele openbare telefoondiensten.
2
Een aanbieder van de in dit artikel bedoelde abonnee-informatiedienst is gehouden bij de behandeling en de presentatie van de hem verstrekte informatie non-discriminatoir te handelen.
Artikel
7
1
Voor een natuurlijk persoon die uitsluitend of hoofdzakelijk anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelt, dient in ieder geval een aanbod beschikbaar te zijn bestaande uit een enkelvoudige en analoge aansluiting en toegang als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, tegen ten hoogste bij ministeriële regeling vast te stellen tarieven. Deze tarieven hebben betrekking op de periodieke vergoedingen voor het abonnement en op de verkeersafhankelijke vergoedingen in verband met het regionale en overige nationale telefoonverkeer.
2
Bij het vaststellen van de tarieven, bedoeld in het eerste lid, worden in acht genomen de ramingen van het Centraal Planbureau voor de ontwikkeling van de consumptieprijs, blijkend uit de laatst bekende formele publicatie van het Centraal Planbureau.
Artikel
8
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de maximale hoogte van de tarieven van de openbare telecommunicatiediensten en voorzieningen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b, c, d, alsmede met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 3 tot en met 7. Artikel 7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel
9
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel
10
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit universele dienstverlening.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries