Wet van 12 november 1998 tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 in verband met de instelling van een College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen

Wijzigingswet Bestrijdingsmiddelenwet 1962 betreffende instelling College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die dit zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 te wijzigen teneinde te voorzien in de instelling van een zelfstandig College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen, dat zal beslissen omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL

I

Wijzigt de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.

ARTIKEL

II

ARTIKEL

III

ARTIKEL

IV

Bij de eerste samenstelling van het college geschiedt de benoeming van twee leden voor een periode van twee jaren.

ARTIKEL

V

Totdat de bedragen, gelden en vergoedingen zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 4b, eerste lid, blijven de door Onze betrokken Ministers vastgestelde bedragen, gelden en vergoedingen van kracht.

ARTIKEL

VI

Wettelijke procedures of rechtsgedingen waarbij Onze betrokken Minister dan wel de Staat optreedt in het kader van de uitvoering van de bij deze wet aan het college opgedragen taken, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet door het college overgenomen.

ARTIKEL

VII

Onze Minister zendt binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL

VIII

Archiefbescheiden van het dienstonderdeel secretariaat van het college gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet over naar het college, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

ARTIKEL

IX

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

ARTIKEL

XI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G. H. Faber
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst
De Minister van Justitie, A. H. Korthals