Wet van 26 november 1998, houdende regels over experimenten inzake zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefkwaliteit in stedelijk gebied (Experimentenwet Stad en Milieu)

Experimentenwet Stad en Milieu

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is experimenten in het belang van een zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefkwaliteit in het stedelijk gebied mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

experimenteergebied: een gebied als bedoeld in artikel 2;

milieukwaliteitseis: bij of krachtens de wet vastgestelde eis ten aanzien van de kwaliteit van een onderdeel van het milieu;

inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar;

bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit;

toezichthoudend bestuursorgaan: bestuursorgaan dat toezicht als bedoeld in titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht, uitoefent op een ander bestuursorgaan.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

De gemeenteraad maakt van de bevoegdheid bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet eerder gebruik dan nadat hij tot het oordeel is gekomen dat daarmee, vergeleken met de situatie waarbij de binnen de geldende regelgeving bestaande mogelijkheden optimaal worden benut, de belangen genoemd in de aanhef van artikel 3, eerste lid, aanzienlijk beter gediend zijn.

Artikel

5

Artikel

6

Indien de gemeenteraad besluit tot afwijking van milieukwaliteitseisen, worden de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen zoveel mogelijk beperkt. Voor zover dit niet mogelijk is, worden de nadelige gevolgen gecompenseerd op een zodanige wijze dat daarmee de belangen genoemd in de aanhef van artikel 3, eerste lid, gediend zijn. Compensatie geschiedt zoveel mogelijk binnen het betreffende onderdeel van de milieukwaliteit. De compensatie heeft zoveel mogelijk plaats binnen het experimenteergebied.

Artikel

7

In een besluit krachtens artikel 3, eerste lid, worden aangegeven:

  • a.

    het experimenteergebied waarop het besluit betrekking heeft;

  • b.

    de bepalingen ten aanzien waarvan tot afwijking is besloten;

  • c.

    de eisen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu, die gelden ter vervanging van de milieukwaliteitseisen waarvan wordt afgeweken;

  • d.

    de procedures die worden gevolgd ter vervanging van die waarvan wordt afgeweken;

  • e.

    de wijze waarop wordt voorzien in de bevoegdheden waarvan wordt afgeweken;

  • f.

    de gevolgen die de uitvoering van het besluit met zich brengt voor de onderscheidene onderdelen en objecten binnen het experimenteergebied;

  • g.

    de wijze waarop de nadelige gevolgen van afwijking van milieukwaliteitseisen worden beperkt en gecompenseerd;

  • h.

    de termijnen waarvoor de afwijkingen gelden.

Artikel

8

De motivering van het besluit bevat in ieder geval een beschrijving van:

  • a.

    de visie van de gemeente op de gewenste leefkwaliteit van het experimenteergebied, mede in relatie tot het ruimtegebruik en de leefkwaliteit in het stedelijk gebied waarbinnen het experimenteergebied is gelegen;

  • b.

    de wijze waarop getracht is binnen de geldende regelgeving het gewenste ruimtegebruik en de gewenste leefkwaliteit te realiseren;

  • c.

    de van de geldende milieukwaliteitseisen, procedurele bepalingen of bepalingen inzake bevoegdheden ondervonden beperkingen alsmede een uiteenzetting over de meerwaarde die de afwijking daarvan met zich brengt met het oog op het bereiken van het gewenste ruimtegebruik en de gewenste leefkwaliteit;

  • d.

    de effecten van het besluit op de volksgezondheid en het milieu en de overwegingen met betrekking tot het beperken en compenseren van de nadelige gevolgen van afwijking van milieukwaliteitseisen;

  • e.

    de wijze waarop onderzoek zal worden gedaan naar de gevolgen van de uitvoering van het besluit;

  • f.

    de wijze waarop bij de voorbereiding van het besluit ingezetenen, betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden zijn betrokken;

  • g.

    de naar voren gebrachte zienswijzen en uitgebrachte adviezen en de overwegingen van de gemeenteraad omtrent de naar voren gebrachte zienswijzen en uitgebrachte adviezen;

  • h.

    de overwegingen die hebben geleid tot de in het besluit aangegeven termijnen waarvoor de afwijkingen gelden, alsmede de maatregelen die zullen worden getroffen teneinde die termijnen niet te overschrijden.

Artikel

9

Artikel

10

Het niet tijdig bekendmaken van een besluit omtrent goedkeuring of een besluit tot verdaging van de beslissing omtrent goedkeuring heeft niet tot gevolg dat een besluit tot goedkeuring geacht wordt te zijn genomen.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

De bestuursorganen die met de uitvoering en handhaving van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde bepalingen zijn belast en de toezichthoudende bestuursorganen nemen bij de uitoefening van hun taak ten aanzien van de experimenteergebieden het daarop betrekking hebbende besluit krachtens artikel 3, eerste lid, in acht.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van deze wet nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel

17

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

18

Deze wet wordt aangehaald als: Experimentenwet Stad en Milieu.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk
De Minister van Justitie, A. H. Korthals

BIJLAGE

behorende bij de Experimentenwet Stad en Milieu (artikel 2, eerste lid)

Almelo

«Stationsgebied»

Amersfoort

«Spoorwegzone»

Amsterdam

«Bijlmermeer»

Apeldoorn

«Kanaalzone»

Arnhem

«Malburgen»

Assen

«Covecoterrein»

Delft

«Zuidpoort»

Den Haag

«Scheveningen Haven»

Deventer

«Bergweide»

Eindhoven

«Tongelre-Zuidoost»

Groningen

«CiBoGa-terrein»

Haarlem

«Project Raaks»

Hengelo

«Zuidelijke spoorzone»

Leiden

«Van Gend & Loos-terrein e.o.»

Maastricht

«Noord-West Entree»

Oosterhout

«De Zwaaikom»

Roermond

«Maasoeverproject»

Rotterdam

«Overschie»

Schiedam

«Nieuwland»

Smallingerland

«Drachtstervaartproject»

Tilburg

«Piushaven»

Utrecht

«Kromhoutkazerne»

Velsen

«IJmuiden-Noord»

Vlaardingen

«Rivierzone»

Vlissingen

«De Stadswerven»

De vermelde experimenteergebieden zijn aangegeven op een kaart waarvan exemplaren ter inzage liggen bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te Den Haag en bij de gemeente waarbinnen het experimenteergebied is gelegen.