Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «Onze Minister»: Onze Minister van Buitenlandse Zaken of Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goed vinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «Onze Minister»: Onze Minister van Buitenlandse Zaken of Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het beleid ten aanzien van:
het bevorderen van de internationale rechtsorde;
het bevorderen van vrede en veiligheid;
het behartigen van politieke belangen in het buitenland;
het bevorderen van ontwikkelings- en transitieprocessen in andere landen;
het behartigen van sociale, culturele en economische belangen in het buitenland;
het voorlichten op het terrein van het buitenlands beleid en het bevorderen van mondiale bewustwording in Nederland;
het bevorderen van onderzoek en advisering ter ondersteuning van het buitenlands beleid;
het lenigen van menselijke noden ten gevolge van crises;
het bevorderen van de internationale economische betrekkingen en
het bevorderen van het welzijn van het personeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling worden de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepaald en worden nadere regels voor die verstrekking vastgesteld.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen voorts regels worden vastgesteld met betrekking tot:
de vaststelling van een subsidieplafond;
het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
de bevoegdheid om besluiten te nemen over subsidieverlening;
de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;
de verplichtingen voor de subsidieontvanger, waaronder de rapportage over toepassing van de subsidie;
de vaststelling van de subsidie;
de betaling van de subsidie en de eventuele verlening van voorschotten;
de rapportage over de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidies in de praktijk en
overige onderwerpen die betrekking hebben op de uitvoering van deze wet.
In aanvulling op het bepaalde krachtens het eerste en tweede lid kan de verstrekking van subsidie afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan beoordelingsmaatstaven, niet strekkende tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, met betrekking tot:
het beloningsbeleid van de subsidieaanvrager,
het integriteitsbeleid van de subsidieaanvrager,
de naleving van algemeen gangbare normen van maatschappelijk verantwoord ondernemen door de subsidieaanvrager,
de naleving van internationaal aanvaarde humanitaire principes door de subsidieaanvrager,
de positie van vrouwen,
de gevolgen voor het milieu,
de gevolgen voor internationaal erkende burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten van mensen en
overige uit oogpunt van algemeen belang bij algemene maatregel van bestuur geregelde beoordelingsmaatstaven.
Deze wet is niet van toepassing op subsidies waarvan de verstrekking bij afzonderlijke wet is geregeld.
Deze wet en afdeling 3.3 tot en met 3.7 en de hoofdstukken 4, 5, 6, 7, 8 en 10 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de verstrekking van financiële middelen aan natuurlijke personen en rechtspersonen buiten de Europese Unie door een Nederlandse vertegenwoordiging buiten de Europese Unie namens Onze Minister.
Een aanvraag voor een subsidie kan worden afgewezen en een beschikking inhoudende de verstrekking van een subsidie kan door Onze Minister worden ingetrokken of gewijzigd voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn met volkenrechtelijke verplichtingen rustend op de staat.
Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De op grond van artikel 3 in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder e, van de Kaderwet EZ-subsidies, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de wet van 11 november 2013 tot wijziging van de Kaderwet EZ-subsidies (aanpassing aan de samenvoeging van de voormalige ministeries van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (Stb. 2013, 482), vastgestelde ministeriële regelingen, berusten op artikel 3, eerste lid, van deze wet.
Het bij of krachtens de Kaderwet EZ-subsidies bepaalde blijft van toepassing op subsidies die zijn verstrekt krachtens artikel 3 in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder e, van die wet, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de wet van 11 november 2013 tot wijziging van de Kaderwet EZ-subsidies (aanpassing aan de samenvoeging van de voormalige ministeries van Economische Zaken en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (Stb. 2013, 482).
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.