Verordening op de Permanente Opleiding 2000

Verordening op de Permanente Opleiding 2000

Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten;
Overwegende dat het in het belang van een goede praktijkuitoefening en ter bevordering van het in de advocatuur te stellen vertrouwen vereist is dat regels worden gesteld aan de Permanente Opleiding van advocaten;
dat de Verordening op de Permanente Opleiding op 1 januari 1996 in werking is getreden en dat de ervaringen welke daarmee in de praktijk zijn opgedaan noodzaken tot dusdanige aanpassingen dat het de voorkeur verdient de Permanente Opleiding te regelen in een nieuwe verordening;
Gezien het ontwerp van de Algemene Raad met bijbehorende toelichting;
Gelet op de adviezen van de Adviescommissie Permanente Opleiding,

Stelt de navolgende verordening vast:

Artikel

1

In deze verordening wordt verstaan onder

  • a.

    Advocaat:

    De in Nederland ingeschreven advocaat, alsmede de advocaat bedoeld in artikel 16h van de Advocatenwet.

  • b.

    Deken:

    De deken van het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt.

  • c.

    Raad van Toezicht:

    De Raad van Toezicht van het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt.

  • d.

    Jaar:

    Een kalenderjaar.

  • e.

    Erkende opleidingsinstelling:

    De door de Algemene Raad als zodanig erkende natuurlijke of rechtspersoon.

  • f.

    Eén opleidingspunt:

    Van het behalen van één opleidingspunt is sprake zodra de advocaat in de periode dat deze verordening op hem van toepassing is één der navolgende handelingen heeft verricht:

    • 1.

      het gedurende 60 minuten volgen van onderwijs dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt bij een erkende opleidingsinstelling, wanneer dit heeft geleid tot de verkrijging van een bewijsstuk vanwege die instelling dat het onderwijs daadwerkelijk is gevolgd en voltooid of dat de toetsen of het examen betrekking hebbend op dat onderwijs met succes zijn afgelegd;

    • 2.

      het gedurende 30 minuten geven van onderwijs dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt aan een erkende opleidingsinstelling;

    • 3.

      het schrijven van 500 woorden deel uitmakend van een juridisch artikel gepubliceerd in de rechtsliteratuur, of een daaraan gelijkwaardige publicatie.

    • 4.

      het gedurende een door de Algemene Raad bepaalde tijdseenheid verrichten van een andere door de Algemene Raad al dan niet onder het stellen van voorwaarden als opleiding aangemerkte handeling die de praktijkuitoefening ten goede komt;

  • g.

    Voorgaande verordening:

    De Verordening Permanente Opleiding van 16 september 1994.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

(vervallen)

Artikel

6

De advocaat is verplicht desgevraagd alle door of namens de deken gewenste inlichtingen te verstrekken die betrekking hebben op de naleving van deze verordening.

Artikel

7

Artikel

8

Deze verordening treedt in de plaats van de voorgaande verordening en kan worden aangehaald als de Verordening op de Permanente Opleiding 2000. Zij treedt in werking op een door de Algemene Raad te bepalen tijdstip.