Besluit van 11 januari 1999, houdende regelen inzake bedrijfsmatige verkoop, aflevering en inbewaringneming van honden en katten (Honden- en kattenbesluit 1999)

Honden- en kattenbesluit 1999

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 17 juli 1998, no. J. 986550, Directie Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 1998, no. W11.98.0346);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 4 januari 1999, nr. TRCJZ/1998/2204, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    inrichting: bedrijfsinrichting, asiel of pension;

  • b.

    bedrijfsinrichting: een perceelsgebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het houden van honden of katten ten behoeve van fokdoeleinden of voor het houden van honden of katten ten behoeve van verkoop of aflevering;

  • c.

    asiel: een perceelsgebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden of katten die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan;

  • d.

    pension: een perceelsgebonden ruimte of ruimtes, niet zijnde een asiel, bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden of katten;

  • e.

    quarantaineruimte: een volledig afgescheiden onderdeel van een inrichting, bestemd voor het onderbrengen van dieren die mogelijk met een besmettelijke ziekte of parasiet zijn besmet, dat zodanig luchtdicht afsluitbaar is dat gasontsmetting kan worden uitgevoerd, dan wel op andere wijze deugdelijk gedesinfecteerd kan worden;

  • f.

    ziekenboeg: een onderdeel van een inrichting dat bestemd kan worden voor het onderbrengen van zieke dieren;

  • g.

    beheerder: degene die onmiddellijk leiding geeft aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde handelingen.

§

2

Het bedrijfsmatig verkopen, afleveren, in bewaring nemen of fokken van honden katten

Artikel

2

Artikel

3

§

3

Aanmelding en registratie van de inrichting en vakbekwaamheid van de beheerder

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

§

4

Huisvesting en verzorging

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Voor de berekening van de beschikbare vloeroppervlakte voor de honden of katten, bedoeld in de artikelen 12 en 13, worden de niet gespeende honden of katten die zich bij hun moeder bevinden niet meegerekend.

Artikel

17

Een hond wordt in de gelegenheid gesteld om tenminste twee uur per dag in een buitenverblijf of op een speelweide als bedoeld in artikel 8, tweede lid, te vertoeven.

Artikel

18

§

5

Fokken

Artikel

19

§

6

Identificatie en inenting van in bedrijfsinrichtingen of asielen gehouden honden of katten

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

§

7

Voorschriften inzake verkoop en aflevering

Artikel

22

Bij de aflevering van een hond of kat vanuit een bedrijfsinrichting of asiel wordt aan de koper of de verwerver van de hond of kat het in artikel 21, vijfde lid, bedoelde bewijs van inenting verstrekt.

Artikel

23

Vervallen

§

8

Inbewaringneming in een pension

Artikel

24

§

9

Overige bepalingen

Artikel

25

Artikel

26

§

10

Overgangsbepalingen

Artikel

28

Het is vanaf de inwerkingtreding van dit besluit voor een tijdvak van 2 maanden toegestaan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde activiteiten te verrichten op een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit bestaande inrichting, mits degene die binnen dat tijdvak op de inrichting verantwoordelijk is voor de in artikel 2, eerste lid, bedoelde activiteiten binnen 2 maanden na de inwerkingtreding van dit besluit de inrichting overeenkomstig dit besluit aanmeldt.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel 7, eerste lid, is voor een tijdvak van 3 jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit niet op een inrichting van toepassing, indien degene onder wiens verantwoordelijkheid de in artikel 2, eerste lid, bedoelde activiteiten op die inrichting worden verricht, aantoont dat:

  • a.

    de inrichting vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in gebruik is genomen;

  • b.

    hij op de inrichting als beheerder werkzaam is en een opleiding volgt op grond waarvan deze in aanmerking kan komen voor de verkrijging van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, en

  • c.

    voorzover hij binnen het vermelde tijdvak verantwoordelijk blijft voor de in artikel 2, eerste lid, bedoelde activiteiten die op de inrichting worden verricht.

§

11

Slotbepalingen

Artikel

31

Het Honden- en Kattenbesluit 1981 wordt ingetrokken.

Artikel

32

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens ter kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij wet wordt geregeld.

Artikel

33

Dit besluit wordt aangehaald als: Honden- en kattenbesluit met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin het zal worden geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, H. H. Apotheker
De Minister van Justitie, A. H. Korthals