Besluit van 11 mei 1999, houdende regels in verband met de reorganisatie van het openbaar ministerie en de instelling van het landelijk parket (reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket)

Besluit reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 april 1998, Directie wetgeving, nr. 694983/98/6;
De Raad van State gehoord (advies van 3 juli 1998, nr. 98.002332)
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 27 april 1999, Directie wetgeving, nr. 762073/99/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK

1

SAMENSTELLING COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL

Artikel

1

Het College van procureurs-generaal bestaat uit vijf leden.

HOOFDSTUK

2

MANDAAT VAN BEVOEGDHEDEN

Artikel

2

HOOFDSTUK

3

BEVOEGDHEID LANDELIJK PARKET

Artikel

3

De officier van justitie bij het landelijk parket is belast met de vervolging van:

  • a.

    misdrijven die gezien hun ernst of frequentie dan wel het georganiseerd verband waarin deze worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken en voor de bestrijding waarvan een hoge mate van financiële en fiscale deskundigheid noodzakelijk is;

  • b.

    misdrijven die in nationaal of internationaal verband worden gepleegd en waarvoor vervolging door het landelijk parket in aanmerking komt, gezien de taakverdeling tussen de regionale eenheden van de politie en een dienst van de landelijke eenheid van de politie die tot taak heeft:

    • 1°.

      het binnen vooraf door het bevoegd gezag vastgestelde aandachtsgebieden verrichten van onderzoeken naar zware en georganiseerde criminaliteit die naar aard of organisatie een landelijk of internationaal karakter hebben en die de rechtsstaat in ernstige mate bedreigen;

    • 2°.

      het afhandelen van gecompliceerde internationale rechtshulpverzoeken op de door het bevoegd gezag aangewezen aandachtsgebieden van de desbetreffende dienst van de landelijke eenheid en van gecompliceerde rechtshulpverzoeken die niet zijn terug te brengen op een specifieke regionale eenheid of opsporingsinstantie;

    • 3°.

      het verrichten van onderzoeken van nationaal belang zoals die door het bevoegd gezag als zodanig zijn aangewezen en die naar aard of methodiek aansluiten bij de dienst;

    • 4°.

      het leveren van capaciteit ten behoeve van internationale samenwerkingsverbanden;

    • 5°.

      het vervullen van een landelijke expertisefunctie op de voor de desbetreffende dienst van de landelijke eenheid door het bevoegd gezag vastgestelde aandachtsgebieden, ten behoeve van het opstellen van criminaliteitsbeeldanalyses en het nationaal dreigingsbeeld alsmede het vervullen van deze functie ter ondersteuning van de bestrijding en voorkoming van zware en georganiseerde criminaliteit en van de operationele onderzoeken van de dienst en andere opsporingseenheden;

    • 6°.

      de bestrijding van de productie en verspreiding van XTC, de bestrijding van terrorisme en het verrichten van onderzoeken naar oorlogsmisdrijven.

HOOFDSTUK

4

AANPASSING GELDENDE BESLUITEN

Artikel

4

Wijzigt het Reglement I.

Artikel

5

Wijzigt het Reglement II.

Artikel

6

Wijzigt het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel

7

Wijzigt het Besluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht.

Artikel

8

Wijzigt het Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving.

Artikel

9

Wijzigt de Ambtsinstructie commissaris van de Koning.

Artikel

10

Wijzigt de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel

11

Wijzigt de Tijdelijke regeling medezeggenschap openbaar ministerie.

Artikel

12

Wijzgt het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel

13

Wijzigt het Besluit ex artikel 37 van de Wet op de economische delicten.

Artikel

14

Wijzigt het Besluit inlichtingen justitiële documentatie.

Artikel

15

Wijzigt het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau.

Artikel

16

Wijzigt het Besluit onkostenvergoeding rechterlijke ambtenaren.

Artikel

17

Wijzigt het Koninklijk Besluit van 12 januari 1966, betreffende de organisatie van de Veiligheidsdienst van het Koninklijk Huis (Stb. 1966, 21).

Artikel

18

Wijzigt het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem.

Artikel

19

Wijzigt het Reglement voor de ondernemingskamer.

Artikel

20

Wijzigt het Tribunaalbesluit.

Artikel

21

Wijzigt het Koninklijk Besluit van 23 februari 1965, houdende uitvoering artikel 18 van de Noodwet rechtspleging (Stb. 1965, 79).

HOOFDSTUK

5

SLOTBEPALINGEN

Artikel

22

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

23

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Justitie, A. H. Korthals