Wet van 1 juli 1999 tot verruiming van de mogelijkheid om het griffierecht in burgerlijke zaken gedeeltelijk in debet te doen stellen

Wijzigingswet Wet tarieven in burgerlijke zaken, enz. (verruiming van de mogelijkheid om het griffierecht in burgerlijke zaken gedeeltelijk in debet te doen stellen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat minder draagkrachtigen in burgerlijke zaken ook na het verschuldigd worden van het griffierecht in bepaalde gevallen nog in aanmerking kunnen komen voor gedeeltelijke verlaging van het griffierecht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL

I

Wijzigt de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

ARTIKEL

II

Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

ARTIKEL

III

Artikel I is niet van toepassing op verzoeken om indebetstelling van vast recht, verschuldigd voor zaken die op de dag waarop deze wet in werking treedt reeds twee jaar of langer geleden geëindigd zijn.

ARTIKEL

IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Justitie, A. H. Korthals