Regeling vetten in diervoeders

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op de artikelen 3 en 9 van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding (PbEG L 115) alsmede op artikel 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

inrichting:

onderneming of instelling die frituurvetten, daaronder begrepen oliën, bereidt, vervaardigt, voorhanden of in voorraad heeft, bewaart, opslaat, be- of verwerkt, ge- en verbruikt, vervoert, aflevert, vervreemd of te koop aanbiedt;

voedermiddelen:

producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide producten van industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor vervoedering van dieren, hetzij als zodanig, hetzij na be- en verwerking, voor de bereiding van mengvoeders of als dragers bij voormengsels;

PCB’s:

poly chloorbifenylen.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

5

De regeling wordt aangehaald als: Regeling vetten in diervoeders.

Deze regeling wordt met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G.H.Faber
Overeenkomstig het door de Staatssecretaris genomen besluit:
De directeur-generaal Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; J.F. deLeeuw