Wet van 19 februari 2000, houdende regels inzake het recht op aanpassing van de arbeidsduur (Wet aanpassing arbeidsduur)

Wet aanpassing arbeidsduur

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels inzake het recht op aanpassing van de arbeidsduur tot stand te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Algemene bepaling

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    werkgever: degene die een ander krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten;

  • b.

    werknemer: de ander, bedoeld onder a.

Recht op aanpassing van de arbeidsduur

Artikel

2

Beëindiging arbeidsverhouding

Artikel

3

De werkgever kan de arbeidsverhouding van een werknemer niet beëindigen wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte om aanpassing van de arbeidsduur heeft verzocht.

Evaluatiebepaling

Artikel

4

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Inwerkingtreding

Artikel

5

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Citeertitel

Artikel

6

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing arbeidsduur.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. E. Verstand-Bogaert
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper
De Staatssecretaris van Defensie, H. A. L. van Hoof
De Minister van Justitie, A. H. Korthals