Regeling verkeersregelaars

Paragraaf

1

Bevoegdheden verkeersregelaars

Artikel

1

Paragraaf

2

Opleiding

Artikel

2

Artikel

3

De opleiding bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Voor verkeersregelaars die per evenement worden aangesteld, kan worden volstaan met een instructie.

Paragraaf

3

Aanstelling

Artikel

4

De aanstelling vindt plaats nadat het theoretische gedeelte van de opleiding, dan wel de instructie, is voltooid. Totdat het praktische gedeelte van de opleiding is voltooid, treedt de verkeersregelaar slechts op onder direct toezicht van de politie.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Vervallen

Artikel

7a

Vervallen

Artikel

8

Paragraaf

4

Plaats van optreden en direct toezicht politie

Artikel

9

Verkeersregelaars die jonger zijn dan achttien jaren, mogen voor de uitoefening van hun taak slechts worden ingezet:

  • a.

    op wegen waar in het algemeen niet sneller wordt gereden dan 50 kilometer per uur en

  • b.

    indien ter plaatse bij duisternis of slecht zicht voldoende openbare straatverlichting aanwezig is.

Artikel

9a

Landelijk werkzame verkeersregelaars mogen voor de uitoefening van hun taak slechts worden ingezet voor:

Artikel

10

Verkeersregelaars die beperkt zijn in de uitoefening van hun bevoegdheid, oefenen hun taak uit onder direct toezicht van de politie.

Paragraaf

5

Uitrusting

Artikel

11

Bij de uitoefening van hun taak dienen verkeersregelaars ten minste te zijn uitgerust met een oranje fluorescerende jas of hes waarop het woord ‘verkeersregelaar’ aan beide zijden duidelijk leesbaar in witte retroreflecterende letters is aangebracht.

Paragraaf

6

Slotbepalingen

Artikel

12

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2000.

Artikel

13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verkeersregelaars.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos