Regeling verkeersregelaars
Besluit:
Paragraaf
1
Bevoegdheden verkeersregelaars
Paragraaf
2
Opleiding
Artikel
2
1
De opleiding tot verkeersregelaar die landelijk werkzaam is, vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de korpschef van het Korps Landelijke Politiediensten.
2
De opleiding tot verkeersregelaar die niet landelijk werkzaam is, vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de betrokken korpschef van het regionale politiekorps.
3
Tot verkeersregelaar worden uitsluitend opgeleid:
-
a.
personen die in het kader van de uitoefening van hun beroep verkeersregelende taken verrichten, indien naar het oordeel van de voor de opleiding van verkeersregelaars verantwoordelijke korpschef het verrichten van die taken als een onderdeel van hun hoofdwerkzaamheden moet worden beschouwd of moet worden geacht nauw verband te houden met de uitoefening van hun hoofdwerkzaamheden;
-
b.
personen die bij evenementen eenvoudige verkeersregelende taken verrichten ter ontlasting van de politie;
-
c.
personeelsleden van Rijkswaterstaat die mede de toepassing van incident management als bedoeld in de Beleidsregels incident management Rijkswaterstaat tot taak hebben.
Artikel
3
De opleiding bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Voor verkeersregelaars die per evenement worden aangesteld, kan worden volstaan met een instructie.
Paragraaf
3
Aanstelling
Artikel
4
De aanstelling vindt plaats nadat het theoretische gedeelte van de opleiding, dan wel de instructie, is voltooid. Totdat het praktische gedeelte van de opleiding is voltooid, treedt de verkeersregelaar slechts op onder direct toezicht van de politie.
Artikel
5
2
Verkeersregelaars ontvangen, voorzover zij niet per evenement worden aangesteld, een aanstellingscertificaat. In dit certificaat wordt ten minste aangegeven de geldigheidsduur van de aanstelling en de eventuele beperking in de uitoefening van de bevoegdheid.
3
Verkeersregelaars dienen het aanstellingscertificaat bij de uitvoering van hun werkzaamheden bij zich te dragen.
4
Verkeersregelaars zijn verplicht het aanstellingscertificaat te tonen op eerste vordering van de in artikel 159 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde personen.
Artikel
6
Artikel
7
1
Verkeersregelaars dienen voor de duur van hun aanstelling verzekerd te zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid tot een bedrag, dat ten minste even hoog is als de som waarvoor de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering, bedoeld in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, ten minste moet zijn gesloten.
2
Verkeersregelaars die niet als zelfstandige werkzaam zijn, dienen voor de duur van hun aanstelling bovendien verzekerd te zijn tegen persoonsschade en zaakschade ten gevolge van ongevallen welke hen mochten overkomen tijdens de daadwerkelijke uitoefening van hun taak en tijdens het rechtstreeks gaan naar en komen van de plaats waar zij hun taak uitoefenen. De bedragen waarvoor de verzekering is gesloten, dienen ten minste gelijk te zijn aan de bedragen, waarvoor gangbare ongevallenverzekeringen zijn gesloten.
3
Verkeersregelaars die als vrijwilliger optreden, dienen voor de duur van hun aanstelling bovendien verzekerd te zijn voor de kosten van noodzakelijke huishoudelijke hulp.
Artikel
7a
Artikel 7 is niet van toepassing op verkeersregelaars als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder c.
Artikel
8
1
Het in artikel 56 van het BABW bedoelde gezag verklaart de aanstelling vervallen:
-
a.
indien de betrokken verkeersregelaar het praktische gedeelte van de opleiding niet met succes heeft afgerond;
-
b.
indien dat gezag, na advisering door de betrokken korpschef, van oordeel is dat de betrokken verkeersregelaar niet meer geschikt is om de taak van verkeersregelaar uit te oefenen;
-
c.
indien het niet langer noodzakelijk is, dat de betrokken verkeersregelaar als zodanig werkzaam is, of
-
d.
indien de verkeersregelaar daartoe een verzoek indient.
Paragraaf
4
Plaats van optreden en direct toezicht politie
Artikel
9
Verkeersregelaars die jonger zijn dan achttien jaren, mogen voor de uitoefening van hun taak slechts worden ingezet:
-
a.
op wegen waar in het algemeen niet sneller wordt gereden dan 50 kilometer per uur en
-
b.
indien ter plaatse bij duisternis of slecht zicht voldoende openbare straatverlichting aanwezig is.
Artikel
9a
Landelijk werkzame verkeersregelaars mogen voor de uitoefening van hun taak slechts worden ingezet voor het begeleiden van exceptionele transporten.
Artikel
10
Verkeersregelaars die beperkt zijn in de uitoefening van hun bevoegdheid, oefenen hun taak uit onder direct toezicht van de politie.
Paragraaf
5
Uitrusting
Artikel
11
Bij de uitoefening van hun taak dienen verkeersregelaars ten minste te zijn uitgerust met een oranje fluorescerende jas of hes waarop het woord ‘verkeersregelaar’ aan beide zijden duidelijk leesbaar in witte retroreflecterende letters is aangebracht.
Paragraaf
6
Slotbepalingen
Artikel
12
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2000.
Artikel
13
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verkeersregelaars.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.