Wet van 13 april 2000, houdende regels met betrekking tot de productie en keuring van uitrusting voor zeeschepen (Wet scheepsuitrusting)

Wet scheepsuitrusting

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op richtlijn nr. 96/98/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen (PbEG 1997, L 46), noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot de productie en keuring van uitrusting voor zeeschepen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    richtlijn: richtlijn nr. 96/98/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen (PbEG 1997, L 46);

  • b.

    de verdragen:

    • 1°.

      het op 5 april 1966 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de uitwatering van schepen (Trb. 1966, 275);

    • 2°.

      het op 20 oktober 1972 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake Internationale Voorschriften ter voorkoming van aanvaringen op zee (Trb. 1974, 51);

    • 3°.

      het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, (Trb. 1975, 147);

    • 4°.

      het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157);

    • 5°.

      de bij de onder 1° tot en met 4° genoemde verdragen behorende bindende protocollen, bindende bijlagen of bindende aanhangsels;

  • c.

    uitrusting: de onderdelen van scheepsuitrusting, genoemd in bijlage A.1 van de richtlijn;

  • d.

    Nederlands schip: een schip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren, en waarvoor de verdragen voorschrijven dat de aan boord te plaatsen uitrusting overeenkomstig de verdragen is goedgekeurd;

  • e.

    productvoorschriften: de relevante fabricagevoorschriften en beproevingsnormen uit bijlage A.1 van de richtlijn;

  • f.

    overeenstemmingsbeoordeling: het onderzoek naar het voldoen van uitrusting aan de productvoorschriften;

  • g.

    merk van overeenstemming: het symbool, weergegeven in bijlage D van de richtlijn, dat wordt aangebracht op uitrusting waarvan overeenkomstig deze wet of een andere regeling ter uitvoering van de richtlijn is aangetoond dat zij voldoet aan de toepasselijke voorschriften uit de verdragen;

  • h.

    keuringsinstantie: een ingevolge artikel 4, eerste lid, aangewezen instantie;

  • i.

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel

2

Deze wet is niet van toepassing op uitrusting, bestemd voor plaatsing aan boord van oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van een militaire taak.

Artikel

3

Hoofdstuk

2

De aanwijzing van keuringsinstanties

Artikel

4

Artikel

5

Onze Minister stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de andere lidstaten van de Europese Unie in kennis van een aanwijzing of een intrekking ingevolge artikel 4 en vermeldt in geval van een aanwijzing de aan de aangewezen instantie toegekende taken en het door de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan die instantie toegekende identificatienummer.

Hoofdstuk

3

De overeenstemmingsbeoordeling

§

1

Voorschriften voor de fabrikant

Artikel

6

In deze paragraaf wordt onder keuringsinstantie mede verstaan: een door een andere lidstaat van de Europese Unie bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instantie, belast met in het kader van een of meer modules van overeenstemmingsbeoordeling als bedoeld in bijlage B van de richtlijn, te verrichten taken.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De fabrikant verleent de keuringsinstantie en de door deze ingevolge artikel 16, tweede lid, aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen alle medewerking, voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de procedure van overeenstemmingsbeoordeling en de uitoefening van andere in deze wet bedoelde taken.

Artikel

13

§

2

Voorschriften voor de gemachtigde van de fabrikant en degene die de uitrusting in de handel brengt

Artikel

14

Artikel

15

Indien voor uitrusting, niet zijnde uitrusting bestemd voor plaatsing aan boord van een Nederlands schip, door de fabrikant geen procedure van overeenstemmingsbeoordeling is gevolgd, komt de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7, tweede lid, toe aan de gemachtigde van de fabrikant of de persoon die de uitrusting in de handel brengt. De artikelen 8 tot en met 13 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.

§

3

Voorschriften voor de keuringsinstantie

Artikel

16

Artikel

17

Een keuringsinstantie die een procedure van overeenstemmingsbeoordeling heeft uitgevoerd, brengt, indien zij betrokken is bij de fase van fabricagecontrole, naast het merk van overeenstemming haar identificatienummer aan of ziet erop toe dat dit nummer wordt aangebracht door de fabrikant, diens gemachtigde of degene die de uitrusting in de handel brengt.

Artikel

18

Artikel

19

Hoofdstuk

4

Bijzondere bepalingen

§

1

Bepalingen inzake technische innovatie en beproeving van uitrusting in bedrijf aan boord

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Uitrusting waarvoor een certificaat van gelijkwaardigheid of een certificaat ten behoeve van beproeving is afgegeven, behoeft in afwijking van artikel 3, eerste lid, niet te voldoen aan de productvoorschriften en mag, mits vergezeld van het desbetreffende certificaat, in afwijking van artikel 3, tweede lid, ook zonder merk van overeenstemming in de handel worden gebracht.

§

2

Bijzondere bepalingen inzake het vrij verkeer van uitrusting

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

De fabrikant, diens gemachtigde of de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen, verleent alle medewerking die noodzakelijk is voor de uitvoering van maatregelen als bedoeld in de artikelen 23 en 24.

Hoofdstuk

5

Verbodsbepalingen

Artikel

26

Hoofdstuk

6

Toezicht

Artikel

27

Artikel

28

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het kader van artikel 4, vierde lid, onderdeel a, op de keuringsinstanties uit te oefenen toezicht en de door de keuringsinstanties voor de uitoefening van dat toezicht verschuldigde vergoeding.

Hoofdstuk

7

Overgangsbepalingen

Artikel

29

Hoofdstuk

8

Slotbepalingen

Artikel

30

Artikel

31

Voorzover op grond van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte de richtlijn ook verbindend is voor een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, wordt deze staat voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een lidstaat van de Europese Unie.

Artikel

32

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

33

Wijzigt de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

Artikel

34

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

35

Deze wet wordt aangehaald als: Wet scheepsuitrusting.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos
De Minister van Justitie, A. H. Korthals