Besluit van 26 april 2000 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 130c van de Werkloosheidswet (Tijdelijk besluit preventieve inzet wachtgeldfondsen)
De Raad van State gehoord (advies van 10 maart 2000, no. W12.00.0082/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 20 april 2000, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/00/17519;
Het met dit besluit beoogde resultaat is het verschaffen van inzicht in het effect van de preventieve inzet van middelen uit de wachtgeldfondsen en het Uitvoeringsfonds voor de overheid om het ontstaan van recht op WW-uitkering te voorkomen.
waarvan redelijkerwijs vaststaat dat hij, indien toepassing van dit besluit achterwege blijft, als gevolg van de eindiging van de dienst-betrekking, bedoeld in onderdeel a, recht op WW-uitkering zal krijgen.
2
Dit besluit is eveneens van toepassing op de werknemer:
a.
waarvan redelijkerwijs valt aan te nemen dat zijn dienstbetrekking binnen vier maanden zal eindigen; en
b.
waarvan redelijkerwijs valt aan te nemen dat hij, indien toepassing van dit besluit achterwege blijft, de eerstvolgende jaren per kalenderjaar meermaals recht op WW-uitkering zal krijgen.
Artikel
4
Taak Lisv
1
Het UWV stelt voor de betrokkene, op diens aanvraag, een traject vast gericht op het ingeschakeld blijven in het arbeidsproces.
2
Het UWV draagt ter uitvoering van het eerste lid werkzaamheden op aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of aan derden, niet zijnde uitvoeringsinstellingen, waardoor de betrokkene in staat wordt gesteld deel te nemen aan activiteiten die bijdragen tot het ingeschakeld blijven in het arbeidsproces.
3
De activiteiten, bedoeld in het tweede lid, mogen niet gericht zijn op het behouden van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 3, of het opnieuw ontstaan van een dienstbetrekking tussen betrokkene en zijn werkgever.
4
Het UWV heeft de taak, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot de werknemer, bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet meer na afloop van het kwartaal, volgend op het kwartaal waarin het aantal werknemers, bedoeld in dat lid, waarvoor een traject is vastgesteld, de duizend heeft bereikt.
5
Het UWV heeft de taak, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot de werknemer, bedoeld in artikel 3, tweede lid, niet meer na afloop van het kwartaal, volgend op het kwartaal waarin het aantal werknemers, bedoeld in dat lid, waarvoor een traject is vastgesteld, de duizend heeft bereikt.
Artikel
5
Nadere regels inzake de aanvraag
1
Het UWV is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de aanvraag, bedoeld in artikel 4, eerste lid.
2
De aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst.
Artikel
6
Looptijd
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag gelegen drie maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en vervalt vier jaar na die dag.
Artikel
7
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit preventieve inzet wachtgeldfondsen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J. F. Hoogervorst