Tijdelijke beschikking erkenning bepaalde Belgische en Duitse hulp verleningsdiensten en vrijstelling van de Regeling optische en geluidssignalen

De Minister van Verkeer en Waterstaat;
Overwegende, dat motorvoertuigen ten dienste van hulpverleningsdiensten uit België en Duitsland in voorkomend geval in Nederland kunnen worden ingezet bij de ongevals- en rampenbestrijding;
  • dat het daartoe noodzakelijk kan zijn dat zij bijzondere optische en geluidssignalen voeren om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen;

  • dat de door Belgische en Duitse motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer, ziekenauto’s en van andere aangewezen hulpverleningsdiensten gebruikte bijzondere optische en geluidssignalen kunnen afwijken van die welke in Nederland zijn voorgeschreven doch dat die afwijking niet zodanig is dat weggebruikers die voertuigen niet herkennen als voorrangsvoertuigen;

  • dat het daarom wenselijk is dat de motorvoertuigen van de Belgische en Duitse hulpverleningsdiensten worden vrijgesteld van de in de Regeling optische en geluidssignalen neergelegde regels inzake de te gebruiken bijzondere optische en geluidssignalen, voorzover zij voldoen aan de in hun eigen land gestelde regels ter zake van de optische en geluidssignalen;

  • dat de aanwijzing en vrijstelling met spoed tot stand moeten worden gebracht in verband met de Europese voetbalkampioenschappen voor landenteams medio 2000;

Besluit:

Artikel

1

Als hulpverleningsdiensten als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van het RVV 1990, worden aangewezen Belgische en Duitse organisaties die taken vervullen op het gebied van de spoedseisende geneeskundige hulpverlening alsmede het Belgische Korps Civiele Bescherming en het Duitse Technische Hilfswerk.

Deze beschikking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze,
de Directeur-Generaal Personenvervoer, J.M.F.Diris

Bijlage

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag van de verzending een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat en gezonden aan de plv. Directeur-Generaal Personenvervoer, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a.

    naam en adres van de indiener:

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift is gericht;

  • d.

    een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Voorlopige voorziening

Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de president van de Arrondissementsrechtbank binnen het rechtsgebied, waarvan de indiener van het bezwaarschrift zijn woon- of vestigingsplaats heeft.

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd.

Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft overgelegd.

Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde president een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed - gelet op de betrokken belangen - dat vereist.

Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de betrokken Arrondissementsrechtbank wijst de verzoeker na de indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.