Regeling van 18 augustus 2000, voor de inrichting van het verslag en de begroting van de instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Richtlijn jaarverslaggeving hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
Handelende in overeenstemming met de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij,
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
b.
de minister:
de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen en, voor zover het betreft het onderwijs en onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij;
c.
instelling:
een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a en d van de wet;
d.
verslag:
het verslag, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van de wet;
e.
OCenW-bijlage:
een bijlage waarin nadere specificaties van jaarrekeningposten of toelichtingen worden opgenomen die een specifieke relatie hebben met de minister. Deze bijlage wordt, samen met de jaarrekening, onderworpen aan accountantscontrole;
f.
jaarrekening:
de jaarrekening, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, van de wet;
g.
boekjaar:
het kalenderjaar waarop het verslag of de begroting betrekking heeft;
h.
hoofdkostenplaats:
in de organieke structuur van de instelling, de verzameling kostenplaatsen die tot die afzonderlijke functionele eenheid behoren;
i.
verbonden partijen:
van verbonden partijen is sprake wanneer een partij beslissende zeggenschap kan uitoefenen over een andere partij dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het financieel en zakelijk beleid van de andere partij. Van verbondenheid tussen partijen is ook sprake indien een derde op die partijen beslissende zeggenschap kan uitoefenen;
j.
collegegeld:
het collegegeld, bedoeld in de artikelen 7.43 en 7.44 van de wet.
2
Het verslag omvat mede de kerngegevens van de instelling en bijlagen; een bijlage mag ook los van het verslag gepresenteerd worden. De OCenW-bijlage wordt afzonderlijk, maar gelijktijdig met het verslag, ingediend bij de minister.
Artikel
2
Taal en geldeenheid
De begroting en het verslag worden opgesteld en gepubliceerd in de Nederlandse taal en in de in Nederland wettige valuta. Tot en met het boekjaar 2001 worden de begroting en het verslag opgesteld in guldens en vanaf het boekjaar 2002 in euro's.
Hoofdstuk
2
Inrichting jaarrekening en begroting
§
1
Algemene bepalingen omtrent de jaarrekening
Artikel
3
De jaarrekening wordt overeenkomstig deze richtlijn opgesteld, waarbij deze richtlijn wordt beschouwd als minimumniveau van informatieverstrekking door de instelling.
Artikel
4
1
De jaarrekening bestaat uit de balans, de exploitatierekening, het kasstroomoverzicht en de toelichting.
2
De jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat van de instelling, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de instelling.
3
De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het vermogen en zijn samenstelling in actief- en passiefposten aan het einde van het boekjaar weer. De balans geeft het vermogen weer, zoals het is samengesteld na de verwerking van de bestemming van het exploitatiesaldo.
4
De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo over het boekjaar en zijn afleiding uit de posten van baten en lasten weer.
5
Indien het verschaffen van het in het tweede lid bedoelde inzicht dit vereist, verstrekt de instelling in de jaarrekening gegevens ter aanvulling van hetgeen in de bijzondere voorschriften in deze richtlijn wordt verlangd. Indien dit noodzakelijk is voor het verschaffen van dat inzicht, wijkt de instelling van die voorschriften af; de reden van deze afwijking wordt in de toelichting uiteengezet, onder opgaaf van de invloed ervan op het vermogen en het exploitatiesaldo.
6
De baten en lasten van het boekjaar worden in de jaarrekening opgenomen, onverschillig of zij tot ontvangsten of uitgaven in dat boekjaar hebben geleid.
7
De jaarrekening wordt vastgesteld en aan goedkeuring onderworpen met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële toestand op de balansdatum is gebleken tussen het opmaken van de jaarrekening en de datum waarop de desbetreffende vaststellings- en goedkeuringsbesluiten zijn genomen, voor zover dat onontbeerlijk is voor het in het tweede lid bedoelde inzicht.
Artikel
5
1
De samenvoeging, de ontleding en de rangschikking van de gegevens in de jaarrekening en de toelichting op die gegevens zijn gericht op het inzicht dat de jaarrekening krachtens artikel 4, tweede lid, beoogt te geven. Daarbij worden de voorschriften van de richtlijn in acht genomen.
2
Het is niet geoorloofd in de jaarrekening activa en passiva of baten en lasten tegen elkaar te laten wegvallen, indien zij ingevolge deze richtlijn in afzonderlijke posten moeten worden opgenomen.
3
Een post behoeft niet afzonderlijk te worden vermeld, indien deze in het geheel van de jaarrekening van te verwaarlozen betekenis is voor het in artikel 4, tweede lid, bedoelde inzicht. Krachtens deze richtlijn vereiste vermeldingen mogen achterwege blijven voor zover zij op zichzelf genomen en tezamen met soortgelijke vermeldingen voor dit inzicht van te verwaarlozen betekenis zouden zijn. Vermeldingen krachtens de artikelen 19 en 26, elfde lid en twaalfde lid, mogen evenwel niet achterwege blijven.
4
De indeling van de balans en van de exploitatierekening mag slechts wegens gegronde redenen afwijken van die van het voorafgaande boekjaar; in de toelichting worden de verschillen aangegeven en worden de redenen die tot afwijking hebben geleid, uiteengezet.
5
Zoveel mogelijk wordt bij iedere post van de jaarrekening het bedrag van het voorafgaande boekjaar vermeld; voor zover nodig wordt dit bedrag om wille van de vergelijkbaarheid herzien en wordt de afwijking ten gevolge van de herziening toegelicht.
Artikel
6
1
In de exploitatierekening worden vergelijkende cijfers uit de oorspronkelijk vastgestelde en/of goedgekeurde begroting opgenomen.
2
In plaats van op de balans of de exploitatierekening kan elke ononderbroken reeks van posten geheel of ten dele in de toelichting worden opgenomen, met herhaling van de som. Voor zover dit lid wordt toegepast, worden reeksen in de toelichting opgenomen in de volgorde van die van de balans of exploitatierekening.
§
2
Geconsolideerde jaarrekening
Artikel
7
1
Een geconsolideerde jaarrekening is de jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van de verbonden partijen die binnen de consolidatiekring, bedoeld in het derde lid, vallen, als één geheel worden opgenomen.
2
De geconsolideerde jaarrekening moet overeenkomstig artikel 4, tweede lid, inzicht geven betreffende de partijen binnen de consolidatiekring.
3
De instelling die, alleen of samen met een andere verbonden partij, aan het hoofd staat, neemt als de jaarrekening een geconsolideerde jaarrekening op van de eigen financiële gegevens met die verbonden partijen waarin het instellingsbestuur direct of indirect beslissende zeggenschap kan uitoefenen. In de toelichting op deze geconsolideerde jaarrekening wordt de enkelvoudige jaarrekening van de instelling opgenomen.
4
De bepalingen van deze richtlijn over de jaarrekening en onderdelen daarvan, zijn van overeenkomstige toepassing op de geconsolideerde jaarrekening.
Artikel
8
1
Het aandeel in het geconsolideerde vermogen en in het geconsolideerde exploitatiesaldo dat niet aan de instelling toekomt, wordt vermeld.
2
Verschillen tussen het eigen vermogen volgens de balans en volgens de geconsolideerde balans en tussen het exploitatiesaldo volgens de exploitatierekening en volgens de geconsolideerde exploitatierekening moeten worden toegelicht in een aansluitingsoverzicht.
3
De balansdatum voor de geconsolideerde jaarrekening is dezelfde als voor de jaarrekening van de instelling zelf.
4
In geen geval mag de geconsolideerde jaarrekening worden opgemaakt aan de hand van gegevens, opgenomen meer dan drie maanden voor of na de balansdatum.
Artikel
9
Voor zover dit niet op een andere wijze is geregeld, zorgt de instelling er voor dat de accountant van de minister toegang heeft tot de administratie van rechtspersonen waarvan de jaarrekening wordt geconsolideerd met de jaarrekening van de instelling. Dit na overleg met het instellingsbestuur en voor zover de accountant zulks nodig acht voor de uitvoering van zijn taak als bedoeld in artikel 2.10 van de wet.
§
3
Voorschriften omtrent de balans en de toelichting daarop
Activa
Artikel
10
Balansposten
1
Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheden van de instelling al of niet duurzaam te dienen.
2
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, materiële en financiële vaste activa.
3
Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, vorderingen, effecten en liquide middelen.
4
Onder de passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de egalisatierekening investeringssubsidies, de voorzieningen, de langlopende schulden en de kortlopende schulden.
Artikel
11
Immateriële vaste activa
Onder de immateriële vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:
a.
kosten van verwerving ter zake van concessies, vergunningen en rechten van intellectuele eigendom;
b.
kosten van goodwill die van derden is verkregen;
c.
vooruitbetalingen op immateriële vaste activa.
Artikel
12
Materiële vaste activa
1
Onder de materiële vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:
a.
gebouwen;
b.
terreinen;
c.
inventaris en apparatuur;
d.
materiële vaste activa in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa;
e.
niet aan het primaire proces dienstbare materiële vaste activa.
f.
overige materiële vaste activa.
2
Indien de instelling op of met betrekking tot materiële vaste activa een beperkt zakelijk, goederenrechtelijk of persoonlijk duurzaam genotsrecht heeft, wordt dit in de toelichting vermeld.
3
Van gebouwen en terreinen wordt in de toelichting op de balans de meest recente OZB-waarde opgegeven. Tevens wordt de verzekerde waarde voor de calamiteitenverzekering opgenomen. Hierbij worden ook de desbetreffende peildata vermeld.
4
Boeken en dergelijke worden niet geactiveerd. Wel wordt van boeken de jaarlijkse aanschafwaarde opgegeven in de toelichting.
Artikel
13
Financiële vaste activa
1
Onder de financiële vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:
a.
aandelen, certificaten van aandelen en andere vormen van deelnemingen;
b.
leningen u/g aan verbonden partijen;
c.
overige leningen u/g;
d.
vorderingen op de minister;
e.
effecten.
2
In de toelichting worden genoemd de naam en statutaire vestigingsplaats van de betrokken rechtspersonen waarin wordt deelgenomen en het desbetreffende bedrag, bedoeld in het eerste lid, onder a.
3
In de toelichting worden vermeld naam en statutaire vestigingsplaats van de betrokken partij, en het desbetreffende bedrag, rentevoet, vorm van zakelijke of goederenrechtelijke zekerheid en resterende looptijd van de desbetreffende leningen u/g, bedoeld in het eerste lid, onder b en c.
4
In de toelichting worden de effecten, bedoeld in het eerste lid, onder e, nader gespecificeerd naar aandelen, obligaties, deposito's en overige effecten.
Artikel
14
Mutatieoverzicht vaste activa
Het verloop van elk van de posten, behorende tot de vaste activa, gedurende het boekjaar wordt in de toelichting in een sluitend mutatieoverzicht weergegeven. Daaruit blijken:
a.
de som van de aanschaffingswaarden die betrekking hebben op de activa die op de balansdatum aanwezig zijn;
b.
de som van de afschrijvingen op de balansdatum;
c.
de boekwaarde aan het begin van het boekjaar;
d.
de som van de waarden waartegen de in het boekjaar verkregen activa zijn te boek gesteld;
e.
de som van de boekwaarden van de activa waarover de instelling aan het einde van het boekjaar niet meer beschikt;
f.
de afschrijvingen, en de terugneming daarvan over het boekjaar;
g.
de boekwaarde aan het einde van het boekjaar.
Artikel
15
Voorraden
Onder de tot de vlottende activa behorende voorraden worden afzonderlijk opgenomen:
a.
gebruiksgoederen;
b.
onderhanden werk in opdracht van derden.
Artikel
16
Vorderingen
1
Onder de tot de vlottende activa behorende vorderingen worden afzonderlijk opgenomen:
a.
debiteuren;
b.
vorderingen op studenten voor zover het betreft collegegelden met een wettelijke basis;
c.
vorderingen op de minister, met afzonderlijk de kasbeperking rijksbijdrage;
d.
vorderingen op verbonden partijen;
e.
overige vorderingen.
f.
overlopende activa.
2
Bij elk van de in het eerste lid vermelde groepen van vorderingen wordt aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd langer is dan een jaar.
Artikel
17
Effecten
1
Onder de tot de vlottende activa behorende effecten worden afzonderlijk opgenomen:
a.
aandelen;
b.
obligaties;
c.
overige effecten.
2
Omtrent de effecten wordt vermeld in hoeverre deze niet ter vrije beschikking van de instelling staan.
Artikel
18
Liquide middelen
1
Onder de liquide middelen worden opgenomen de kasmiddelen, de tegoeden op bankrekeningen, de wissels en cheques, alsmede voor universiteiten het saldo bij de Rijkshoofdboekhouding.
2
Omtrent de tegoeden wordt vermeld in hoeverre deze niet ter vrije beschikking van de instelling staan.
Passiva
Artikel
19
Eigen vermogen
1
Onder het eigen vermogen worden afzonderlijk opgenomen:
a.
kapitaal;
b.
algemene reserve;
c.
bestemmingsreserves.
2
De bestemming van het exploitatiesaldo over het boekjaar wordt in de jaarrekening verwerkt.
3
De bestemmingsreserves worden gesplitst in componenten en naar hun aard, doel en functie toegelicht.
4
Van de bestemmingsreserves worden in ieder geval afzonderlijk opgenomen:
a.
hoofdsom van erfstellingen en legaten begrepen in het eigen vermogen;
b.
eigen vermogen van rechtspersonen waarvan de gegevens in de jaarrekening zijn geconsolideerd;
c.
bestemde reserve voor huisvestingsbeleid.
5
Het verloop van elk van de posten behorende tot het eigen vermogen gedurende het boekjaar, wordt in de toelichting in een sluitend mutatieoverzicht weergegeven.
Artikel
20
Egalisatierekening investeringssubsidies
1
De egalisatierekening investeringssubsidies wordt gesplitst in componenten en toegelicht.
2
Ten gunste van de baten in de exploitatierekening vindt jaarlijks een, aan de afschrijving op de desbetreffende activa evenredige, vrijval plaats.
3
Het verloop van elk van de posten behorende tot de egalisatierekening investeringssubsidies gedurende het boekjaar, wordt in de toelichting in een sluitend mutatieoverzicht weergegeven.
Artikel
21
Voorzieningen
1
Op de balans worden voorzieningen opgenomen tegen:
a.
verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, maar redelijkerwijs is te schatten;
b.
op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;
c.
kosten welke in een volgend boekjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het boekjaar of in een voorafgaand boekjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal boekjaren.
2
Waardevermindering van een actief wordt niet door vorming van een voorziening tot uitdrukking gebracht.
3
De voorzieningen worden gesplitst naar de aard, doel en functie van de verplichtingen, verliezen en kosten waartegen zij worden getroffen; zij worden overeenkomstig de aard, doel en functie nauwkeurig omschreven. In de toelichting wordt afzonderlijk vemeld het gedeelte van de voorzieningen dat naar verwachting binnen één jaar zal worden afgewikkeld, het gedeelte dat naar verwachting na één jaar en binnen vijf jaar zal worden afgewikkeld, en het gedeelte dat naar verwachting na meer dan vijf jaar zal worden afgewikkeld.
4
In ieder geval worden afzonderlijk opgenomen:
a.
onderhoudsvoorziening;
b.
voorziening wachtgelden.
5
Het verloop van elk van de posten behorende tot de voorzieningen gedurende het boekjaar, wordt in de toelichting in een sluitend mutatieoverzicht weergegeven.
Artikel
22
Schulden
1
Onder langlopende schulden, schulden met een resterende looptijd van meer dan één jaar, worden afzonderlijk opgenomen:
a.
schulden aan kredietinstellingen;
b.
schulden aan de minister;
c.
schulden aan verbonden partijen;
d.
overige langlopende schulden;
2
Onder kortlopende schulden worden afzonderlijk opgenomen:
a.
schulden aan kredietinstellingen;
b.
vooruitgefactureerde en -ontvangen termijnen onderhanden werk;
c.
crediteuren;
d.
schulden aan de minister;
e.
schulden aan verbonden partijen;
f.
schulden ter zake van belastingen en premies sociale verzekering;
g.
schulden ter zake van pensioenen;
h.
overige kortlopende schulden;
i.
overlopende passiva.
3
Bij elke in het eerste lid vermelde groep van schulden wordt in de toelichting aangegeven naam en statutaire vestigingsplaats van de betrokken partij, bedrag, de resterende looptijd en de rentevoet van de desbetreffende lening (o/g).
4
Onderscheiden naar de in het eerste en tweede lid genoemde groepen wordt aangegeven voor welke schulden zakelijke of goederenrechtelijke zekerheid is gesteld en in welke vorm dat is geschied. Voorts wordt medegedeeld ten aanzien van welke schulden de instelling zich, al dan niet voorwaardelijk, heeft verbonden tot het bezwaren of niet bezwaren van goederen, voor zover dat noodzakelijk is voor het verschaffen van het in artikel 4, tweede lid, bedoelde inzicht.
5
Aangegeven wordt tot welk bedrag schulden in rang zijn achtergesteld bij de andere schulden; de aard van deze achterstelling wordt toegelicht.
6
Tevens wordt vermeld welke schulden zijn geborgd en door welk waarborgfonds dit is geschied.
7
Het bedrag dat de instelling op leningen die zijn opgenomen onder de schulden met een resterende looptijd van meer dan een jaar, moet aflossen tijdens het boekjaar, volgend op dat waarop de jaarrekening betrekking heeft, wordt gerubriceerd onder de kortlopende schulden.
8
Heeft de instelling zich aansprakelijk gesteld voor schulden van anderen of loopt zij nog risico voor verdisconteerde wissels of chèques, dan worden de daaruit voortvloeiende verplichtingen, voor zover daarvoor op de balans geen voorzieningen zijn opgenomen, vermeld en ingedeeld naar de vorm der geboden zekerheid. Afzonderlijk worden vermeld de verplichtingen die ten behoeve van partijen binnen de consolidatiekring zijn aangegaan.
Overig
Artikel
23
Overzicht verbonden partijen
1
De instelling vermeldt van de verbonden partijen waarin zij direct of indirect beslissende zeggenschap kan uitoefenen of waarvan financiële gegevens in de geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen, de volgende gegevens in de toelichting:
a.
naam;
b.
juridische vorm;
c.
statutaire zetel;
d.
aard van de activiteiten;
e.
eigen vermogen;
f.
exploitatiesaldo;
g.
omzet;
h.
betrokkenheid in de consolidatie;
i.
omvang van het eventuele deelnemingspercentage;
j.
of een aansprakelijkstelling overeenkomstig artikel 2:403 BW is afgegeven.
2
Van de overige verbonden partijen, waarbij geen vermelding plaatsvindt op basis van het eerste lid van dit artikel, worden in ieder geval de in het eerste lid, onder a tot en met d, bedoelde gegevens opgenomen in de toelichting.
3
De in het eerste en tweede lid genoemde gegevens worden in ieder geval opgenomen indien het (begrote) totaal van de exploitatielasten van de verbonden partij 1 o/oo of meer van het totaal van de exploitatielasten van de intelling bedraagt. Indien het totaal van de exploitatielasten van de zo niet opgenomen verbonden partijen meer dan 3 o/oo van het totaal van de exploitatielasten van de instelling bedraagt, worden de gegevens van de belangrijkste van deze verbonden partijen toch opgenomen.
Artikel
24
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
In de toelichting bij de balans wordt vermeld tot welke belangrijke, niet in de balans opgenomen, financiële verplichtingen de instelling voor een aantal toekomstige jaren is verbonden, waaronder in ieder geval die welke uit langlopende overeenkomsten voortvloeien. Daarbij worden afzonderlijk vermeld de verplichtingen jegens partijen binnen de consolidatiekring. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
§
4
Voorschriften omtrent de exploitatierekening en de toelichting daarop
Artikel
25
Posten exploitatierekening
1
Op de exploitatierekening worden afzonderlijk opgenomen:
a.
baten en lasten en het resultaat uit de gewone bedrijfsvoering;
b.
buitengewone baten en lasten en het resultaat uit de buitengewone bedrijfsvoering;
c.
het exploitatiesaldo.
2
Als baten en lasten uit gewone bedrijfsvoering worden afzonderlijk opgenomen:
a.
rijksbijdragen van OCenW;
b.
collegegelden;
c.
baten werk in opdracht van derden;
d.
overige baten;
e.
personele lasten;
f.
afschrijvingen;
g.
overige instellingslasten;
h.
inkomensoverdrachten;
i.
financiële baten;
j.
financiële lasten.
3
Als buitengewone baten en lasten worden aangemerkt de baten en lasten die niet uit de gewone uitoefening van het bedrijf van de instelling voortvloeien. Tenzij deze baten en lasten van ondergeschikte betekenis zijn voor de beoordeling van het exploitatiesaldo, worden zij naar aard en omvang toegelicht; hetzelfde geldt voor de baten en lasten welke aan een ander boekjaar moeten worden toegerekend, voor zover zij niet tot de buitengewone baten en lasten zijn gerekend.
Artikel
26
Specificaties exploitatierekening
1
In de exploitatierekening worden de rijksbijdragen van OCenW onderverdeeld in:
a.
normatieve rijksbijdrage OCenW, zijnde een structurele bijdrage;
b.
overige subsidies OCenW, zijnde een niet-structurele bijdrage.
2
In de toelichting op de exploitatierekening worden de collegegelden nader onderverdeeld naar relevante inzichten.
3
In de exploitatierekening worden de baten werk in opdracht van derden onderverdeeld in:
a.
opbrengst werk in opdracht van derden;
b.
mutatie onderhanden werk in opdracht van derden.
4
In de exploitatierekening wordt de opbrengst werk in opdracht van derden, bedoeld in het derde lid, onder a, onderverdeeld in:
a.
contractonderwijs;
b.
contractonderzoek;
c.
overig.
5
In de OCenW-bijlage van universiteiten wordt de post opbrengst werk in opdracht van derden, bedoeld in het derde lid, onder a, onderverdeeld naar hoofdkostenplaatsen.
6
In de toelichting op de exploitatierekening wordt de post contractonderzoek, bedoeld in het vierde lid, onder b, als volgt uitgesplitst naar opdrachtgevers: internationale organisaties, nationale overheden (inclusief, maar afzonderlijk zichtbaar, NWO en KNAW), overige non-profit organisaties en bedrijven.
7
In de exploitatierekening worden de overige baten onderverdeeld in:
a.
resultaat deelnemingen;
b.
verhuur onroerende zaken;
c.
detachering personeel;
d.
schenking en sponsoring;
e.
overig.
8
In de exploitatierekening worden van de lasten onderstaande specificaties opgenomen:
a.
de personele lasten onderverdeeld in:
i.
lonen en salarissen (inclusief de overhevelingstoeslag);
ii.
sociale lasten (inclusief pensioenpremie);
iii.
overige personele lasten:
1.
dotatie voorziening wachtgelden;
2.
kosten van inschakeling van uitzendkrachten, declaranten, e.d.
3.
overige;
iv.
uitkeringen (als aftrekpost).
b.
de afschrijvingen onderverdeeld in:
i.
immateriële vaste activa;
ii.
gebouwen;
iii.
inventaris en apparatuur;
iv.
overige materiële vaste activa;
c.
de overige instellingslasten onderverdeeld naar:
i.
huur;
ii.
dotatie onderhoudsvoorziening;
iii.
energie en water;
iv.
heffingen;
v.
inventaris en apparatuur;
vi.
dotatie overige voorzieningen;
vii.
overige.
d.
de inkomensoverdrachten onderverdeeld naar:
i.
rijksbijdrage academische ziekenhuizen;
ii.
affiliaties;
iii.
subsidies en bijdragen;
iv.
overige.
9
In de exploitatierekening worden de financiële baten en lasten onderverdeeeld naar:
a.
financiële baten:
i.
rentebaten;
ii.
overige financiële baten;
b.
financiële lasten:
i.
rentelasten;
ii.
overige financiële lasten.
10
In de OCenW-bijlage van universiteiten worden in een overzicht de personele lasten en de materiële lasten onderverdeeld naar hoofdkostenplaatsen.
11
In de toelichting wordt opgenomen een overzicht van de personeelsbezetting in FTE's op de balansdatum, uitgesplitst naar wetenschappelijk of onderwijzend personeel (WP of OP) en ondersteunend- en beheerspersoneel (OBP). In de OCenW-bijlage geven de universiteiten een nadere onderverdeling van dit overzicht naar hoofdkostenplaatsen.
12
Opgegeven worden in de toelichting op de exploitatierekening het bedrag van de bezoldigingen, met inbegrip van de pensioenlasten, en van de andere uitkeringen voor de gezamenlijke leden en gewezen leden van het College van Bestuur en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke leden van de Raad van Toezicht. De vorige zin heeft betrekking op de bedragen die in het boekjaar ten laste van de instelling zijn gekomen. Indien de instelling verbonden partijen heeft of de financiële gegevens van andere partijen consolideert, worden de bedragen die in het boekjaar te hunnen laste zijn gekomen, in de opgave begrepen. Een opgave die herleid kan worden tot een enkele natuurlijke persoon mag achterwege blijven.
§
5
Voorschriften omtrent het kasstroomoverzicht en de toelichting daarop
Artikel
27
Kasstroomoverzicht
1
Het kasstroomoverzicht is een overzicht van de geldmiddelen die in het boekjaar beschikbaar zijn gekomen en van het gebruik dat van deze geldmiddelen is gemaakt.
2
Het kasstroomoverzicht bestaat uit drie onderdelen: a. kasstromen uit operationele activiteiten; b. kasstromen uit investeringsactiviteiten; c. kasstromen uit financieringsactiviteiten.
3
Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de indirecte methode.
4
In de toelichting op het kasstroomoverzicht wordt aandacht besteed aan de aspecten die voor een goed begrip van het kasstroomoverzicht van belang zijn.
§
6
Voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van bepaling van het exploitatiesaldo
Artikel
28
Waarderingsgrondslagen
1
Bij de keuze van een grondslag voor de waardering van een actief en van een passief en voor de bepaling van het exploitatiesaldo laat de instelling zich leiden door de voorschriften van artikel 4, tweede tot en met vierde lid. Als grondslag komt in aanmerking de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. In aanvulling hierop gelden voor specifieke activa de volgende waarderingsgrondslagen:
a.
buiten gebruik gestelde activa: als de verwachte opbrengst lager is dan de boekwaarde, waarderen tegen deze lagere opbrengstwaarde;
b.
deelnemingen, indien sprake is van invloed van betekenis wordt de deelneming gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde; indien geen sprake is van invloed van betekenis wordt de deelneming gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs of actuele waarde als deze lager is;
c.
overige effecten onder financiële vaste activa en effecten onder vlottende activa: waarderen tegen de verkrijgingsprijs dan wel de marktwaarde, indien deze lager is.
2
Als de actuele waarde, of een indicatie hiervan, belangrijk afwijkt van de boekwaarde, wordt ook die actuele waarde opgenomen in de toelichting.
3
Bij de toepassing van de grondslagen wordt voorzichtigheid betracht. Resultaten worden slechts opgenomen, voor zover zij op de balansdatum zijn verwezenlijkt. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het boekjaar, worden in acht genomen, indien zij voor het opmaken van de jaarrekening zijn bekend geworden.
4
Bij de waardering van activa en passiva wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het geheel van de werkzaamheden van de instelling waaraan die activa en passiva dienstbaar zijn, wordt voortgezet, tenzij die veronderstelling onjuist is of haar juistheid aan gerede twijfel onderhevig is: alsdan wordt dit onder mededeling van de invloed op vermogen en exploitatiesaldo in de toelichting uiteengezet.
5
De grondslagen van de waardering van de activa en de passiva en de bepaling van het exploitatiesaldo worden met betrekking tot elk der posten uiteengezet. De grondslagen voor de omrekening van in vreemde valuta luidende bedragen worden uiteengezet: tevens wordt vermeld op welke wijze koersverschillen zijn verwerkt.
6
Slechts wegens gegronde redenen mogen de waardering van activa en passiva en de bepaling van het exploitatiesaldo geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande boekjaar zijn toegepast. De redenen van de verandering worden in de toelichting uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor vermogen en exploitatiesaldo, aan de hand van de aangepaste cijfers voor het boekjaar of voor het voorafgaande boekjaar.
7
Immateriële vaste activa mogen slechts in de balans worden opgenomen, indien de verwachting gefundeerd is dat de toekomstige opbrengsten die met deze activa samenhangen, voldoende ruimte laten voor afschrijvingen.
8
De in artikel 11 genoemde activa worden opgenomen tot ten hoogste de daarvoor gedane uitgaven, verminderd met de afschrijvingen.
9
Resultaat op onderhanden werk in opdracht van derden dient geheel te worden verantwoord in het boekjaar waarin het desbetreffende project wordt opgeleverd.
Artikel
29
Afschrijvingsgrondslagen
1
De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het exploitatiesaldo van het boekjaar.
2
De methoden volgens welke de afschrijvingen zijn berekend worden in de toelichting uiteengezet.
3
De geactiveerde kosten van goodwil worden afgeschreven naar gelang van de verwachte gebruiksduur. De afschrijvingsduur mag vijf jaren slechts te boven gaan, indien de goodwill aan een aanzienlijk langer tijdvak kan worden toegerekend; alsdan moet de afschrijvingsduur met de redenen hiervoor worden opgegeven.
4
Op terreinen wordt niet afgeschreven.
5
Op materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks lineair afgeschreven volgens een stelsel dat op de verwachte economische levensduur en de restwaarde is afgestemd. In de jaarrekening dienen hierbij voor onder andere de bepaling van de benodigde afschrijvingsbedragen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd, voor onder andere de te onderscheiden hoofdcategorieën:
a.
gebouwen van voor 2000;
b.
investeringen in gebouwen vanaf 2000:
i.
casco;
ii.
afbouw;
iii.
inbouwpakket;
iv.
technische installaties;
v.
investeringen in huurpanden;
vi.
terreinvoorzieningen:
1.
uitgaven aanleg sportterreinen;
2.
overige terreinvoorzieningen;
c.
uitgaven groot onderhoud worden zoveel mogelijk geactiveerd, in relatie tot bovengenoemde categorieën;
d.
inventaris;
e.
apparatuur;
i.
hardware;
ii.
software
iii.
overige apparatuur;
f.
bedragen boven ƒ 25.000 dienen altijd geactiveerd te worden, de activeringsgrens mag echter ook lager liggen.
6
In de OCenW-bijlage dient voor de materiële vaste activa gebouwen tevens een sluitend mutatieoverzicht overeenkomstig artikel 14 te worden opgenomen op basis van de voorgaande leden, en de onderstaande afschrijvingstermijnen:
a.
gebouwen van voor 2000: 30 jaar (integraal);
b.
investeringen in gebouwen vanaf 2000:
i.
casco: 60 jaar;
ii.
afbouw: 30 jaar;
iii.
inbouwpakket: 15 jaar;
iv.
technische installaties: 15 jaar;
v.
investeringen in huurpanden: 10 jaar of kortere huurtermijn;
vi.
terreinvoorzieningen:
1.
uitgaven aanleg sportterreinen: 10 jaar;
2.
overige terreinvoorzieningen: 30 jaar.
Artikel
30
Prijsgrondslagen
1
De verkrijgingsprijs waartegen een actief wordt gewaardeerd omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
2
De vervaardigingsprijs waartegen een actief wordt gewaarderd, omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
§
7
Overige gegevens
Artikel
31
Overige gegevens
1
Het bestuur voegt de volgende gegevens toe aan de jaarrekening en het jaarverslag:
a.
de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 2.9 derde lid, van de wet;
b.
een weergave van de statutaire richtlijn omtrent de bestemming van het exploitatiesaldo;
c.
een opgave van de bestemming van het exploitatiesaldo of de verwerking van het verlies, of, zolang deze niet vaststaat, het voorstel daartoe;
d.
een opgave van de gebeurtenissen na de balansdatum met belangrijke financiële gevolgen voor de instelling en de in zijn geconsolideerde jaarrekening betrokken maatschappijen tezamen, onder mededeling van de omvang van die gevolgen;
2
De gegevens mogen niet in strijd zijn met de jaarrekening en met het jaarverslag.
§
8
Voorschriften omtrent de begroting
Artikel
32
Begroting
1
De begroting wordt overeenkomstig deze richtlijn opgesteld. De begroting omvat in ieder geval een algemene inleiding en de exploitatierekening, met de toelichting.
2
De algemene inleiding bevat een adequate korte beleidsmatige beschouwing over de ontwikkelingen van de instelling in een meerjarigperspectief, waarbij het accent ligt op financieel economische aspecten.
3
Het verloop van elk van de posten behorende tot de materiële vaste activa, het eigen vermogen en de voorzieningen gedurende het boekjaar, wordt in de toelichting in een sluitend mutatieoverzicht weergegeven. Dit overeenkomstig respectievelijk artikel 14, 19, vijfde lid, en 21, vijfde lid.
Hoofdstuk
3
Inrichting jaarverslag universiteiten en Open Universiteit
Artikel
33
Verslag van de raad van toezicht
De raad van toezicht doet verslag van zijn werkzaamheden in het verslagjaar.
Artikel
34
Algemeen
1
In het jaarverslag wordt op evenwichtige wijze verslag gedaan van de verschillende activiteiten en openbare verantwoording afgelegd van uitvoering van de taken. De verslaggeving wordt onderbouwd met cijfers en andere gegevens, die in overeenstemming zijn met gegevens uit de jaarrekening en met de door de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten opgestelde kengetallen. De bereikte resultaten worden vergeleken met de in het instellingsplan geformuleerde beleidsvoornemens. Uit het verslag blijkt of er sprake is van een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de taken, binnen de gegeven randvoorwaarden en de externe omstandigheden. Bij de verantwoording wordt rekening gehouden met het laatst verschenen hoger onderwijs- en onderzoekplan, bedoeld in artikel 2.3 van de wet.
2
Het jaarverslag vermeldt doelstellingen, toekomstverwachtingen en continuïteitsrisico's, zoveel mogelijk gespecificeerd, gekwantificeerd en met tijdsdoelstelling, daarbij wordt onder andere rekening gehouden met de karakteristiek van de universiteit zoals bedoeld in artikel 35. Deze doelstellingen worden afgezet tegen de in het verleden bereikte resultaten.
3
In het jaarverslag wordt expliciet aandacht besteed aan en verantwoording afgelegd over samenwerkingsverbanden met andere organisaties op het gebied van onderwijs en onderzoek.
4
Het jaarverslag is niet in strijd met de jaarrekening.
Artikel
35
Karakteristiek van de universiteit
1
Het jaarverslag geeft de missie van de universiteit weer, in relatie tot de voor de universiteit van belang zijnde omgeving. Daarbij wordt aangegeven met welke specifieke kenmerken de universiteit zich wil onderscheiden binnen het hoger onderwijs, nader toegelicht met voorbeelden en gegevens waaruit blijkt hoe dat streven concreet wordt vormgegeven. In het jaarverslag geeft de universiteit ook zijn visie op de functie van het onderzoek binnen het onderwijs. Ook geeft de universiteit aan op welke wijze zij vormgeeft aan de overdracht van kennis en vaardigheden aan de maatschappij.
2
Het jaarverslag beschrijft ingrijpende wijzigingen in de organisatorische opbouw van de universiteit, en in het bijzonder de specifieke keuzen die daarin zijn gemaakt.
3
Indien van toepassing vermeldt het jaarverslag de samenwerkingsverbanden met andere instellingen in binnen- en buitenland, nader toegelicht met gegevens over daarmee bereikte resultaten.
Artikel
36
Onderwijs
1
Het jaarverslag vermeldt de gerealiseerde wijzigingen in het onderwijsaanbod, de plannen voor volgende jaren en de beleidsoverwegingen waarop deze wijzigingen berusten.
2
Het jaarverslag geeft de visie van de universiteit op de bereikte onderwijsresultaten, daaronder begrepen slaagpercentages, studievoortgang, studieduur, verwijzing, uitval, arbeidsmarktsucces van afgestudeerden, en de ontwikkelingen daarin.
3
Het jaarverslag vermeldt de bestuurlijke consequenties die de universiteit heeft getrokken uit de onderwijsvisitaties en de bereikte en verwachte resultaten daarvan.
4
Indien van toepassing vermeldt het jaarverslag ontwikkelingen in de nationale en internationale erkenning van studiepunten van andere instellingen en de nationale en internationale uitwisseling van staf en studenten.
5
Vermeld wordt welk percentage van de door de universiteit toegerekende studiepunten in het buitenland zijn behaald, zo mogelijk gespecificeerd naar land. Indien mogelijk worden ook de aantallen studiepunten vermeld die door buitenlandse studenten aan de universiteit zijn behaald.
6
Het jaarverslag vermeldt of personeelsleden de mogelijkheid geboden wordt zich in te schrijven voor een initiele opleiding, waarvoor het collegegeld, examengeld, of cursusgeld wordt voldaan door de instelling, alsmede het aantal personeelsleden dat op deze wijze wordt ingeschreven.
Artikel
37
Onderzoek
1
Het jaarverslag beschrijft het onderzoekbeleid dat de universiteit voert, en geeft aan dacht aan het specifieke karakter van het wetenschappelijk onderzoek en de relatie daarvan met het onderzoek van andere universiteiten.
2
Het jaarverslag geeft de visie van de universiteit op de omvang van het onderzoek, de onderzoekproductiviteit, de impact van het onderzoek en de promotierendementen en de ontwikkeling daarin.
3
Het jaarverslag gaat in op de resultaten van de kwaliteitszorg voor het onderzoek inclusief het openbare oordeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek over de onderzoekscholen, en vermeldt welke bestuurlijke consequenties de universiteit uit de visitaties heeft getrokken.
4
Het jaarverslag vermeldt relevante ontwikkelingen bij de onderzoekscholen en geeft een verantwoording van de activiteiten en kosten van de toponderzoekscholen.
Artikel
38
Studenten
1
Het jaarverslag bevat een beschouwing van de ontwikkeling van de aantallen afgestudeerden en het beleid van de universiteit in deze.
2
Het jaarverslag vermeldt de resultaten van het beleid van de universiteit inzake werving en opvang van studenten, in het bijzonder voor specifieke doelgroepen, daaronder begrepen mannen en vrouwen, allochtonen, buitenlanders, gehandicapten en ouderen.
3
Het jaarverslag vermeldt de resultaten van het beleid van de universiteit inzake het studieadvies en bindend studieadvies en het aantal gegeven adviezen.
4
Het jaarverslag vermeldt het beleid en de resultaten van toelating en selectie bij opleidingen waarvoor een inschrijvingsbeperking geldt als bedoeld in de artikelen 7.53 tot en met 7.56a van de wet.
5
Het jaarverslag vermeldt het beleid en de ervaringen van de universiteit met de aansluiting van voortgezet onderwijs op hoger onderwijs, in het bijzonder in relatie tot de tweede fase voortgezet onderwijs.
Artikel
39
Personeel
Het jaarverslag geeft een beschrijving van het gevoerde personeelsbeleid in ruime zin, met inbegrip van het doelgroepenbeleid, het gezondheidsbeleid, het arbeidsomstandighedenbeleid en het wervingsbeleid.
Artikel
40
Internationalisering
Het jaarverslag vermeldt de resultaten van het internationaliseringsbeleid van de universiteit, voor zover niet aan de orde gekomen bij de andere punten.
Artikel
41
Academische ziekenhuizen
Voor zover van toepassing vermeldt het jaarverslag de in het kader van dit hoofdstuk van belangzijnde ontwikkelingen in de relatie met het academisch ziekenhuis.
Artikel
42
Materiële voorzieningen
De universiteit vermeldt de relevante ontwikkelingen met betrekking tot huisvesting en apparatuur. Onder de vorengenoemde relevante ontwikkelingen wordt ten minste begrepen een onderbouwde raming van de kasuitgaven van voorgenomen investeringen in de huisvesting in de vijf jaren die volgen op het verslagjaar.
Artikel
43
Financiële situatie
1
Het jaarverslag geeft een vergelijking van de meerjarige financiële kengetallen, zoals geformuleerd in de meest recente begroting en de realisaties in de bij het jaarverslag horende jaarrekening alsmede de toekomstige ontwikkelingen. Relevante verschillen worden verklaard; waar nodig worden maatregelen vermeld die de universiteit heeft genomen. In deze rubriek geeft de universiteit, mede op basis van relevante financiële ratio's, een analyse en beschouwing over de financiële situatie op de balansdatum en de gang van zaken gedurende het boekjaar. Het accent ligt hierbij op de financieel-economische aspecten, waarbij de volgende onderwerpen relevant zijn: analyse van het exploitatiesaldo, het verschil tussen begroting en realisatie en de kasstromen. Daarnaast besteedt de universiteit aandacht aan de financiële uitwerking en verantwoording van het beleid dat de universiteit heeft gevoerd ter zake van het treasury management en de huisvesting.
2
Tevens wordt vermeld hoe bijzondere gebeurtenissen waarmee in de jaarrekening geen rekening behoeft te worden gehouden, de verwachtingen hebben beïnvloed.
Artikel
44
Informatieafspraken
Over de levering van betrouwbare informatie en gegevensleveringen worden, op hoofdlijnen, bestuurlijke afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn als bijlage 1 gevoegd bij deze regeling.
Artikel
45
Jaarverslag Open Universiteit
Het jaarverslag van de Open Universiteit maakt tevens inzichtelijk:
a.
de resultaten van de door de minister in aanmerking genomen activiteiten die de Open Universiteit in het boekjaar heeft verricht ten behoeve van vernieuwing van het hoger onderwijs;
b.
het beleid dat de Open Universiteit voert ten aanzien van de regionale studiecentra.
Hoofdstuk
4
Inrichting jaarverslag hogescholen
Artikel
46
Hogescholen Algemeen
1
Het jaarverslag geeft een getrouw beeld omtrent de toestand op de balansdatum en de gang van zaken gedurende het boekjaar van de hogeschool en de daaraan gelieerde rechtspersonen, waarvan de financiële gegevens in zijn jaarrekening zijn opgenomen. Tevens dient aandacht te worden besteed aan de daadwerkelijke ontwikkeling in het verslagjaar van belangrijke aangelegenheden waarover in het voorgaande jaarverslag verwachtingen werden uitgesproken dan wel een belangrijke mate van onzekerheid werd vermeld. De bereikte resultaten worden vergeleken met de geformuleerde beleidsvoornemens. Uit het verslag blijkt of er sprake is van een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de taken, binnen de gegeven randvoorwaarden en de externe omstandigheden. Bij de verantwoording wordt rekening gehouden met het laatst verschenen hoger onderwijs- en onderzoekplan, bedoeld in artikel 2.3 van de wet.
2
In het jaarverslag maakt de hogeschool duidelijk welke maatschappelijke doelen hij nastreeft en in welke mate deze worden gerealiseerd. Zo mogelijk vermeldt het jaarverslag de maatschappelijke oordeelsvorming daarover, toegelicht aan de hand van een verslag van de gevoerde discussie, de conclusies die daaruit zijn getrokken en de effecten die er aan zijn verbonden.
3
In het jaarverslag wordt expliciet aandacht besteed aan en verantwoording afgelegd over samenwerkingsverbanden met andere organisaties op het gebied van onderwijs, kennisontwikkeling en onderzoek.
4
Het jaarverslag is niet in strijd met de jaarrekening.
Artikel
47
Strategisch beleid
1
Het jaarverslag geeft de missie van de hogeschool weer, in relatie tot de voor de hogeschool van belang zijnde omgeving. Daarbij wordt aangegeven met welke specifieke kenmerken de hogeschool zich wil onderscheiden binnen het hoger onderwijs, nader toegelicht met voorbeelden en gegevens waaruit blijkt hoe dat streven concreet wordt vormgegeven. In het jaarverslag geeft de hogeschool ook zijn visie op de functie van het onderzoek binnen het onderwijs. Ook geeft de hogeschool aan op welke wijze zij vormgeeft aan de overdracht van kennis en vaardigheden aan de maatschappij.
2
In het jaarverslag worden mededelingen gedaan omtrent de verwachte gang van zaken. Daarbij wordt, voor zover gewichtige belangen zich hier niet tegen verzetten, in het bijzonder aandacht besteed aan de investeringen, de financiering, de personeelsbezetting en aan de omstandigheden waarvan de ontwikkeling van de omzet en de rentabiliteit afhankelijk is. Mededelingen worden gedaan omtrent de werkzaamheden op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Vermeld wordt hoe bijzondere gebeurtenissen, waarmee in de jaarrekening geen rekening behoeft te worden gehouden, de verwachtingen hebben beïnvloed.
3
Indien van toepassing vermeldt het jaarverslag de samenwerkingsverbanden met andere nationale en internationale instellingen en organisaties met gegevens over daarmee bereikte resultaten.
Artikel
48
Onderwijs
1
Het jaarverslag vermeldt het onderwijsaanbod en de gerealiseerde wijzigingen in het onderwijsaanbod, de plannen voor volgende jaren en de beleidsoverwegingen waarop deze wijzigingen berusten.
2
Het jaarverslag beschrijft het beleid ten aanzien van kennisontwikkeling en onderzoek dat de hogeschool voert en geeft aandacht aan het specifieke toepassingsgerichte karakter daarvan.
3
Het jaarverslag geeft, uitgesplitst naar vooropleiding, de bereikte onderwijsresultaten weer, daaronder begrepen slaagpercentages, studievoortgang, studieduur, verwijzing, uitval, arbeidsmarktsucces van afgestudeerden, alsmede de ontwikkelingen daarin en de visie van de hogeschool daarop.
4
Het jaarverslag vermeldt de bestuurlijke consequenties die de hogeschool heeft getrokken uit de onderwijsvisitaties en de bereikte en verwachte resultaten daarvan.
5
Het jaarverslag vermeldt ontwikkelingen in de nationale en internationale erkenning van studiepunten van andere instellingen en de nationale en internationale uitwisseling van staf en studenten.
6
Het jaarverslag vermeldt of personeelsleden de mogelijkheid geboden wordt zich in te schrijven voor een initiële opleiding, waarvoor het collegegeld, examengeld, of een bijdrage zoals bedoeld in het tweede lid van art. 7.46 WHW door de instelling wordt voldaan, alsmede het aantal personeelsleden dat op deze wijze wordt ingeschreven.
Artikel
49
Studenten
1
Het jaarverslag bevat een beschouwing van de ontwikkeling van de aantallen afgestudeerden en het beleid van de hogeschool in deze.
2
Het jaarverslag vermeldt de resultaten van het beleid van de hogeschool inzake werving en opvang van studenten, in het bijzonder voor specifieke doelgroepen, daaronder begrepen mannen en vrouwen, allochtonen, buitenlanders, ouderen en gehandicapten.
3
Het jaarverslag vermeldt de resultaten van het beleid van de hogeschool inzake het studieadvies en het aantal en de aard van de gegeven adviezen.
4
Het jaarverslag vermeldt het beleid en de resultaten van toelating en selectie bij opleidingen waarvoor een inschrijvingsbeperking geldt als bedoeld in de artikelen 7.53 tot en met 7.56a van de wet.
5
Het jaarverslag vermeldt het beleid van de hogeschool en de resultaten daarvan ten aanzien van de aansluiting van voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs als bedoeld in de wet educatie en beroepsonderwijs op hoger beroepsonderwijs.
Artikel
50
Personeel
Het jaarverslag geeft een beschrijving van het gevoerde personeelsbeleid in ruime zin, met inbegrip van het doelgroepenbeleid, het gezondheidsbeleid, het arbeidsomstandighedenbeleid en het wervingsbeleid
Artikel
51
Materiële voorzieningen
De hogeschool geeft informatie over het ruimtebestand voor de huisvesting, en de ontwikkeling daarin. Tevens wordt vermeld hoe de, al dan niet permanente, huisvesting van de hogeschool is geregeld, onder andere met betrekking tot de situatie dat de hogeschool niet direct of indirect economisch eigenaar is van het onroerend goed of afzonderlijke onroerend goed rechtspersonen niet zijn meegeconsolideerd.
Artikel
52
Financiële situatie
1
Het jaarverslag geeft een vergelijking van de meerjarige financiële kengetallen, zoals geformuleerd in de meest recente begroting en de realisaties in de bij het jaarverslag horende jaarrekening alsmede de toekomstige ontwikkelingen. Relevante verschillen worden verklaard; waar nodig worden maatregelen vermeld die de hogeschool heeft genomen. In deze rubriek geeft de hogeschool, mede op basis van relevante financiële ratio's, een analyse en beschouwing over de financiële situatie op de balansdatum en de gang van zaken gedurende het boekjaar. Het accent ligt hierbij op de financieel-economische aspecten, waarbij de volgende onderwerpen relevant zijn: analyse van het exploitatiesaldo, het verschil tussen begroting en realisatie en de kasstromen. Daarnaast besteedt de hogeschool aandacht aan de financiële uitwerking en verantwoording van het beleid dat de hogeschool heeft gevoerd ter zake van het treasury management en de huisvesting.
2
Tevens wordt vermeld hoe bijzondere gebeurtenissen waarmee in de jaarrekening geen rekening behoeft te worden gehouden, de verwachtingen hebben beïnvloed.
Artikel
53
Verslag inzake het interne toezicht
1
Het bestuur van de rechtspersoon, waarvan de bijzondere hogeschool uitgaat, doet verslag van zijn werkzaamheden in het verslagjaar.
2
Indien ten aanzien van een bijzondere hogeschool artikel 10.8, tweede lid, van de wet is toegepast, doet de bestuursraad verslag van zijn werkzaamheden in het verslagjaar, waarbij de wijze waarop de bestuursraad zijn goedkeuringsrecht heeft uitgeoefend aan de orde komt, alsmede de wijze waarop de bestuursraad zijn bevoegdheden op grond van artikel 10.8, derde lid, van de wet heeft uitgeoefend.
Artikel
54
Informatieafspraken
Over de levering van betrouwbare informatie en gegevensleveringen worden, op hoofdlijnen, bestuurlijke afspraken gemaakt. Deze zijn als bijlage 2 gevoegd bij deze regeling.
Hoofdstuk
5
Afwijkende voorschriften KNAW en KB
Artikel
55
Koninklijke Bibliotheek
Het bepaalde in de hoofdstukken 2 en 4 en de artikelen 36, 37, 38 en 41 zijn niet van toepassing op de Koninklijke Bibliotheek.
Artikel
56
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Het bepaalde in de hoofdstukken 2 en 4 en de artikelen 36, 37, tweede tot en met vierde lid, 38 en 41 zijn niet van toepassing op de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Hoofdstuk
6
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
57
Intrekking besluit
De Richtlijn van 22 juni 1994, houdende vaststelling van de Richtlijn voor de inrichting van het verslag van de instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wordt ingetrokken met ingang van het tijdstip waarop deze richtlijn in werking treedt.
Artikel
58
Bekendmaking
Deze richtlijn zal met de toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.
Artikel
59
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze richtlijn is geplaatst en vindt voor het eerst toepassing voor het verslag over het boekjaar 2001 en de begroting over het boekjaar 2002.
Artikel
60
Overgangsbepaling verantwoording collegegeld HBO
Het is de Saxion Hogescholen, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Hogeschool Rotterdam e.o. en Hogeschool van beeldende Kunst, Muziek en Dans 's Gravenhage, toegestaan het kasstelsel met betrekking tot het collegegeld toe te passen, mits:
a.
dit expliciet gemeld wordt in de grondslagen bij de jaarrekening en
b.
aangegeven wordt wanneer het baten/lasten-stelsel toegepast gaat worden.
Artikel
61
Citeertitel
Deze richtlijn wordt aangehaald als: "Richtlijn jaarverslaggeving hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek".
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappendrs. L.M.L.H.A. Hermans
Bijlage
1
Informatieafspraak 2001 Wetenschappelijk Onderwijs zoals bedoeld in artikel 44 van de regeling
1. Algemeen
De minister zal het jaarverslag toetsen op de kwaliteit van de verantwoording over het door de universiteit gevoerde beleid.
2. De informatieafspraak
In deze informatieafspraak wordt een aantal hoofdregels geformuleerd voor de levering van betrouwbare informatie door de universiteiten aan de minister. De informatieafspraak brengt het gemeenschappelijke belang tot uiting, dat minister en universiteiten hebben bij een effectieve en doelmatige informatie-uitwisseling. De minister heeft informatie nodig voor bekostiging, beleidsontwikkeling en beleidsverantwoording. De aard en omvang van deze informatiebehoefte is ten dele wel en ten dele niet voorspelbaar. Daarom zijn de afspraken over regelmatige informatiestromen in deze informatieafspraak beperkt tot datgene waaraan een permanente behoefte bestaat. Daarnaast is er een goed hanteerbare afspraak om te voorzien in ad hoc vragen. Bij de universiteiten bestaat de bereidheid om die ad hoc informatie te verstrekken. Deze informatieafspraak spreekt zich niet uit over vormen van publieke informatievoorziening gericht op andere doelgroepen dan de overheid.
3. Branchedocumenten
In het jaarverslag legt elke universiteit voor zichzelf verantwoording af. Deze afzonderlijke jaarverslagen hebben niet als doel om de universiteiten met elkaar te vergelijken. Voor het verkrijgen van een beeld van het gehele bestel worden door de vereniging van samenwerkende Nederlandse universiteiten branchedocumenten uitgebracht, op twee niveaus:
A. Kengetallen
De jaarlijkse kengetallenpublicaties Wetenschappelijk Onderwijs Personeelsinformatie (WOPI), Kengetallen Universitair Onderzoek (KUOZ) en Kengetallen Universitair Onderwijs (KUO) verschijnen met ingang van 1 juli 2001 alleen nog op het internet (www.vsnu.nl). De gedrukte editie vervalt. De inhoud blijft in hoofdlijnen gelijk, met dien verstande, dat: 1. in Wetenschappelijk Onderwijs Personeelsinformatie: 1.1. de kengetallen over ziekteverzuim vervallen en worden vervangen door een beschouwing over de ontwikkeling van het ziekteverzuim in het brancheverslag; 1.2. de leeftijdsverdeling van Wetenschappelijk Personeel (WP) en Ondersteunend Beheerspersoneel (OBP) ook in personen wordt gegeven ten behoeve van de internationale statistiek, zijnde Education at a Glance; 2. in Kengetallen Universitair Onderwijs: 2.1. de rendementscijfers in de toekomst worden aangepast aan het bachelor/master-stelsel; 2.2. ook het gemiddelde rendement op universiteitsniveau wordt opgenomen; 3. de Wetenschappelijk Onderwijs-monitor iedere twee jaar op het internet verschijnt; 4. in Kengetallen Universitair Onderzoek worden de cijfers over de tijdsinzet voor onderzoek, zijnde de zogeheten input wetenschappelijk personeel eerste, tweede en derde geldstroom in fte, gehandhaafd op grond van de best mogelijke benadering.
B. Brancheverslag
1. In het brancheverslag doen de gezamenlijke universiteiten jaarlijks verslag van de ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Zij beschrijven de ontwikkelingen in hoofdlijnen op grond van de kengetallen en leggen verklarende verbanden.
2. Jaarlijks vindt in het eerste kwartaal overleg plaats tussen de minister en de vereniging van samenwerkende Nederlandse universiteiten over specifieke onderwerpen die in het brancheverslag over dat jaar zullen worden behandeld.
3. Het brancheverslag verschijnt negen maanden na afloop van het verslagjaar, zodat de uitkomsten door de minister gebruikt kunnen worden in de verantwoording aan de Tweede Kamer op de daaropvolgende derde woensdag in mei.
4. Het eerste brancheverslag verschijnt in het najaar van 2002.
4. Detailinformatie onderzoek
De universiteiten spannen zich in om de informatie over lopend onderzoek zichtbaar te maken in een landelijk bestand.
5. Procedure bij ad hoc vragen
De reguliere informatiestromen zijn beperkt gehouden, om te vermijden dat veel informatie wordt gegenereerd die niet wordt gebruikt. Daardoor zal het regelmatig voorkomen, dat informatie nodig is, die niet in bestaande documenten en internetlocaties is te vinden. In zo'n geval is een gerichte ad hoc vraag nodig. Daarbij wordt als volgt gehandeld:
a. er vindt over een dergelijke informatievraag eerst communicatie plaats met de vereniging van samenwerkende Nederlandse universiteiten, zo nodig in een bestuurlijk overleg, maar in ieder geval ambtelijk;
b. opvragen van de informatie vindt plaats via het College van Bestuur van de universiteit,
c. in het bestuurlijk overleg vindt retrospectieve beoordeling plaats van de gang van zaken rond informatievragen. Op basis daarvan worden de gedragsregels eventueel aangepast.
6. Internationale afspraken
a. Op grond van afspraken tussen Nederland en Vlaanderen wordt om de twee jaar het aantal Belgische studenten per opleiding opgevraagd, onderverdeeld naar adres van herkomst (Nederland dan wel Vlaanderen).
b. Zo nodig worden, zo restrictief mogelijk, nadere vragen gesteld, indien dit voor het overleg met Vlaanderen nodig is.
7. Specificatie en overige structurele gegevensleveringen door de universiteiten
a. De inhoud van de kengetallendocumenten, waaronder mede begrepen de overige structurele gegevensleveringen door de universiteiten aan overheidsorganen, zal in nader overleg gespecificeerd worden.
b. Omdat de structurele gegevensleveringen elkaar mogelijkerwijs deels overlappen wordt een technische werkgroep ingesteld die een verkenning zal uitvoeren of deze gegevensstromen efficiënter kunnen worden ingericht.
c. Het resultaat van de in het vorige lid bedoelde verkenning zal als aanhangsel bij deze bijlage worden gevoegd.
8. Levering van informatie door de minister aan de universiteiten
a. Kwantitatieve gegevens worden door de minister in het document Hoger Onderwijs in Cijfers iedere twee jaar bij elkaar gebracht.
b. De behoefte aan andersoortige terugkoppelingsinformatie zal in overleg met het veld worden onderzocht.
9. Onderhoud van deze afspraak
Uiterlijk in 2005, en vervolgens elke vier jaar, wordt in ambtelijke overleg tussen de minister en vereniging van samenwerkende Nederlandse universiteiten nagegaan of deze afspraak nog voldoet, en wordt zo nodig een werkgroep ingesteld om te komen tot aanpassing.
Bijlage
2
Informatieafspraak 2002 Hoger Beroepsonderwijs zoals bedoeld in artikel 54 van deze regeling.
1. Uitgangspunten
In deze informatieafspraak worden een aantal hoofdregels geformuleerd voor de levering van informatie door de hogescholen aan de minister. Deze informatieafspraak is een uitwerking van wat in artikel 1.12 en 2.9 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek over informatielevering en verslaglegging is bepaald.
2. Het jaarverslag
Het doel van het jaarverslag en de jaarrekening is het afleggen van verantwoording over de taken van de hogescholen. De minister geeft een richtlijn voor de inrichting van de jaarrekening en het jaarverslag om te bereiken dat deze stukken voldoen aan de algemene maatschappelijke normen en aan de specifieke behoeften van het ministerie en het parlement. De minister zal het jaarverslag toetsen op de kwaliteit van de verantwoording over het door de hogeschool gevoerde beleid.
3. Branchedocumenten
In het jaarverslag legt elke hogeschool voor zichzelf verantwoording af. Deze afzonderlijke jaarverslagen hebben niet als doel om de hogescholen met elkaar te vergelijken. Voor het verkrijgen van een beeld van het gehele bestel worden door de vereniging van hogescholen in Nederland, de HBO-Raad, branchedocumenten uitgebracht, te weten het brancheverslag en de jaarlijkse publicatie Hogescholen Management Informatie. De Hogescholen Management Informatie geeft informatie per hogeschool en dient als bronbestand voor het brancheverslag dat in tegenstelling tot het eerste document over de branche en niet per hogeschool rapporteert.
4. Brancheverslag
In het brancheverslag doen de gezamenlijke hogescholen jaarlijks verslag van de ontwikkelingen in het hoger beroepsonderwijs. Zij beschrijven de ontwikkelingen in hoofdlijnen op grond van kengetallen en leggen verklarende verbanden. Jaarlijks vindt voorafgaand aan het verslagjaar overleg plaats tussen de minister en de vereniging van hogescholen in Nederland over specifieke onderwerpen die in het brancheverslag over dat jaar zullen worden behandeld en zijn ook de gebruikte en te gebruiken kengetalleen onderdeel van overleg. Het brancheverslag verschijnt negen maanden na afloop van het verslagjaar maar uiterlijk 1 oktober, zodat de uitkomsten door de minister gebruikt kunnen worden in de verantwoording aan de Tweede Kamer op de daaropvolgende derde woensdag in mei. Het eerste brancheverslag verschijnt uiterlijk 1 oktober 2002.
5. Procedure bij ad hoc vragen
De reguliere informatiestromen zijn beperkt gehouden, om te vermijden dat veel informatie wordt gegenereerd die niet wordt gebruikt. Daardoor zal bet regelmatig voorkomen, dat informatie nodig is, die niet in bestaande documenten en internetlocaties is te vinden. In zo'n geval is een gerichte ad hoc vraag nodig. Daarbij wordt als volgt gehandeld:
a. Er vindt over een dergelijke informatievraag eerst communicatie plaats met de vereniging van hogescholen in Nederland, zo nodig in een bestuurlijk overleg, maar in ieder geval ambtelijk.
b. Opvragen van de informatie vindt plaats via het College van Bestuur.
In het bestuurlijk overleg vindt retrospectieve beoordeling plaats van de gang van zaken rond informatievragen. Deze beoordeling vind jaarlijks plaats, zo spoedig mogelijk na het uitbrengen van het brancheverslag. Op basis daarvan worden de gedragsregels eventueel aangepast.
6. Levering van informatie door de minister aan de hogescholen
Kwantitatieve gegevens worden door de minister in het document Hoger Onderwijs in Cijfers iedere twee jaar bij elkaar gebracht. De behoefte aan andersoortige terugkoppelingsinformatie vanuit de minister zal in overleg met het veld worden onderzocht.
7. Onderhoud van deze afspraak
Uiterlijk in 2005, en vervolgens elke vier jaar, wordt in ambtelijke overleg tussen de minister en vereniging van hogescholen in Nederland nagegaan of deze afspraak nog voldoet, en wordt zo nodig een werkgroep ingesteld om te komen tot aanpassing.