Regeling van 18 augustus 2000, voor de inrichting van het verslag en de begroting van de instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Richtlijn jaarverslaggeving hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
Handelende in overeenstemming met de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij,
Gelet op:

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

Artikel

2

Taal en geldeenheid

De begroting en het verslag worden opgesteld en gepubliceerd in de Nederlandse taal en in de in Nederland wettige valuta. Tot en met het boekjaar 2001 worden de begroting en het verslag opgesteld in guldens en vanaf het boekjaar 2002 in euro's.

Hoofdstuk

2

Inrichting jaarrekening en begroting

§

1

Algemene bepalingen omtrent de jaarrekening

Artikel

3

De jaarrekening wordt overeenkomstig deze richtlijn opgesteld, waarbij deze richtlijn wordt beschouwd als minimumniveau van informatieverstrekking door de instelling.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

§

2

Geconsolideerde jaarrekening

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Voor zover dit niet op een andere wijze is geregeld, zorgt de instelling er voor dat de accountant van de minister toegang heeft tot de administratie van rechtspersonen waarvan de jaarrekening wordt geconsolideerd met de jaarrekening van de instelling. Dit na overleg met het instellingsbestuur en voor zover de accountant zulks nodig acht voor de uitvoering van zijn taak als bedoeld in artikel 2.10 van de wet.

§

3

Voorschriften omtrent de balans en de toelichting daarop

Activa

Artikel

10

Balansposten

Artikel

11

Immateriële vaste activa

Onder de immateriële vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kosten van verwerving ter zake van concessies, vergunningen en rechten van intellectuele eigendom;

  • b.

    kosten van goodwill die van derden is verkregen;

  • c.

    vooruitbetalingen op immateriële vaste activa.

Artikel

12

Materiële vaste activa

Artikel

13

Financiële vaste activa

Artikel

14

Mutatieoverzicht vaste activa

Het verloop van elk van de posten, behorende tot de vaste activa, gedurende het boekjaar wordt in de toelichting in een sluitend mutatieoverzicht weergegeven. Daaruit blijken:

  • a.

    de som van de aanschaffingswaarden die betrekking hebben op de activa die op de balansdatum aanwezig zijn;

  • b.

    de som van de afschrijvingen op de balansdatum;

  • c.

    de boekwaarde aan het begin van het boekjaar;

  • d.

    de som van de waarden waartegen de in het boekjaar verkregen activa zijn te boek gesteld;

  • e.

    de som van de boekwaarden van de activa waarover de instelling aan het einde van het boekjaar niet meer beschikt;

  • f.

    de afschrijvingen, en de terugneming daarvan over het boekjaar;

  • g.

    de boekwaarde aan het einde van het boekjaar.

Artikel

15

Voorraden

Onder de tot de vlottende activa behorende voorraden worden afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    gebruiksgoederen;

  • b.

    onderhanden werk in opdracht van derden.

Artikel

16

Vorderingen

Artikel

17

Effecten

Artikel

18

Liquide middelen

Passiva

Artikel

19

Eigen vermogen

Artikel

20

Egalisatierekening investeringssubsidies

Artikel

21

Voorzieningen

Artikel

22

Schulden

Overig

Artikel

23

Overzicht verbonden partijen

Artikel

24

Niet in de balans opgenomen verplichtingen

In de toelichting bij de balans wordt vermeld tot welke belangrijke, niet in de balans opgenomen, financiële verplichtingen de instelling voor een aantal toekomstige jaren is verbonden, waaronder in ieder geval die welke uit langlopende overeenkomsten voortvloeien. Daarbij worden afzonderlijk vermeld de verplichtingen jegens partijen binnen de consolidatiekring. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

§

4

Voorschriften omtrent de exploitatierekening en de toelichting daarop

Artikel

25

Posten exploitatierekening

Artikel

26

Specificaties exploitatierekening

§

5

Voorschriften omtrent het kasstroomoverzicht en de toelichting daarop

Artikel

27

Kasstroomoverzicht

§

6

Voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van bepaling van het exploitatiesaldo

Artikel

28

Waarderingsgrondslagen

Artikel

29

Afschrijvingsgrondslagen

Artikel

30

Prijsgrondslagen

§

7

Overige gegevens

Artikel

31

Overige gegevens

§

8

Voorschriften omtrent de begroting

Artikel

32

Begroting

Hoofdstuk

3

Inrichting jaarverslag universiteiten en Open Universiteit

Artikel

33

Verslag van de raad van toezicht

De raad van toezicht doet verslag van zijn werkzaamheden in het verslagjaar.

Artikel

34

Algemeen

Artikel

35

Karakteristiek van de universiteit

Artikel

36

Onderwijs

Artikel

37

Onderzoek

Artikel

38

Studenten

Artikel

39

Personeel

Het jaarverslag geeft een beschrijving van het gevoerde personeelsbeleid in ruime zin, met inbegrip van het doelgroepenbeleid, het gezondheidsbeleid, het arbeidsomstandighedenbeleid en het wervingsbeleid.

Artikel

40

Internationalisering

Het jaarverslag vermeldt de resultaten van het internationaliseringsbeleid van de universiteit, voor zover niet aan de orde gekomen bij de andere punten.

Artikel

41

Academische ziekenhuizen

Voor zover van toepassing vermeldt het jaarverslag de in het kader van dit hoofdstuk van belangzijnde ontwikkelingen in de relatie met het academisch ziekenhuis.

Artikel

42

Materiële voorzieningen

De universiteit vermeldt de relevante ontwikkelingen met betrekking tot huisvesting en apparatuur. Onder de vorengenoemde relevante ontwikkelingen wordt ten minste begrepen een onderbouwde raming van de kasuitgaven van voorgenomen investeringen in de huisvesting in de vijf jaren die volgen op het verslagjaar.

Artikel

43

Financiële situatie

Artikel

44

Informatieafspraken

Over de levering van betrouwbare informatie en gegevensleveringen worden, op hoofdlijnen, bestuurlijke afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn als bijlage 1 gevoegd bij deze regeling.

Artikel

45

Jaarverslag Open Universiteit

Het jaarverslag van de Open Universiteit maakt tevens inzichtelijk:

  • a.

    de resultaten van de door de minister in aanmerking genomen activiteiten die de Open Universiteit in het boekjaar heeft verricht ten behoeve van vernieuwing van het hoger onderwijs;

  • b.

    het beleid dat de Open Universiteit voert ten aanzien van de regionale studiecentra.

Hoofdstuk

4

Inrichting jaarverslag hogescholen

Artikel

46

Hogescholen Algemeen

Artikel

47

Strategisch beleid

Artikel

48

Onderwijs

Artikel

49

Studenten

Artikel

50

Personeel

Het jaarverslag geeft een beschrijving van het gevoerde personeelsbeleid in ruime zin, met inbegrip van het doelgroepenbeleid, het gezondheidsbeleid, het arbeidsomstandighedenbeleid en het wervingsbeleid

Artikel

51

Materiële voorzieningen

De hogeschool geeft informatie over het ruimtebestand voor de huisvesting, en de ontwikkeling daarin. Tevens wordt vermeld hoe de, al dan niet permanente, huisvesting van de hogeschool is geregeld, onder andere met betrekking tot de situatie dat de hogeschool niet direct of indirect economisch eigenaar is van het onroerend goed of afzonderlijke onroerend goed rechtspersonen niet zijn meegeconsolideerd.

Artikel

52

Financiële situatie

Artikel

53

Verslag inzake het interne toezicht

Artikel

54

Informatieafspraken

Over de levering van betrouwbare informatie en gegevensleveringen worden, op hoofdlijnen, bestuurlijke afspraken gemaakt. Deze zijn als bijlage 2 gevoegd bij deze regeling.

Hoofdstuk

5

Afwijkende voorschriften KNAW en KB

Artikel

55

Koninklijke Bibliotheek

Het bepaalde in de hoofdstukken 2 en 4 en de artikelen 36, 37, 38 en 41 zijn niet van toepassing op de Koninklijke Bibliotheek.

Artikel

56

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

Het bepaalde in de hoofdstukken 2 en 4 en de artikelen 36, 37, tweede tot en met vierde lid, 38 en 41 zijn niet van toepassing op de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Hoofdstuk

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

57

Intrekking besluit

De Richtlijn van 22 juni 1994, houdende vaststelling van de Richtlijn voor de inrichting van het verslag van de instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, wordt ingetrokken met ingang van het tijdstip waarop deze richtlijn in werking treedt.

Artikel

58

Bekendmaking

Deze richtlijn zal met de toelichting in Uitleg OCenW-Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Artikel

59

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze richtlijn is geplaatst en vindt voor het eerst toepassing voor het verslag over het boekjaar 2001 en de begroting over het boekjaar 2002.

Artikel

60

Overgangsbepaling verantwoording collegegeld HBO

Het is de Saxion Hogescholen, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Hogeschool Rotterdam e.o. en Hogeschool van beeldende Kunst, Muziek en Dans 's Gravenhage, toegestaan het kasstelsel met betrekking tot het collegegeld toe te passen, mits:

  • a.

    dit expliciet gemeld wordt in de grondslagen bij de jaarrekening en

  • b.

    aangegeven wordt wanneer het baten/lasten-stelsel toegepast gaat worden.

Artikel

61

Citeertitel

Deze richtlijn wordt aangehaald als: "Richtlijn jaarverslaggeving hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek".

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappendrs. L.M.L.H.A. Hermans

Bijlage

1

Informatieafspraak 2001 Wetenschappelijk Onderwijs zoals bedoeld in artikel 44 van de regeling

1. Algemeen

De minister zal het jaarverslag toetsen op de kwaliteit van de verantwoording over het door de universiteit gevoerde beleid.

2. De informatieafspraak

In deze informatieafspraak wordt een aantal hoofdregels geformuleerd voor de levering van betrouwbare informatie door de universiteiten aan de minister. De informatieafspraak brengt het gemeenschappelijke belang tot uiting, dat minister en universiteiten hebben bij een effectieve en doelmatige informatie-uitwisseling. De minister heeft informatie nodig voor bekostiging, beleidsontwikkeling en beleidsverantwoording. De aard en omvang van deze informatiebehoefte is ten dele wel en ten dele niet voorspelbaar. Daarom zijn de afspraken over regelmatige informatiestromen in deze informatieafspraak beperkt tot datgene waaraan een permanente behoefte bestaat. Daarnaast is er een goed hanteerbare afspraak om te voorzien in ad hoc vragen. Bij de universiteiten bestaat de bereidheid om die ad hoc informatie te verstrekken. Deze informatieafspraak spreekt zich niet uit over vormen van publieke informatievoorziening gericht op andere doelgroepen dan de overheid.

3. Branchedocumenten

In het jaarverslag legt elke universiteit voor zichzelf verantwoording af. Deze afzonderlijke jaarverslagen hebben niet als doel om de universiteiten met elkaar te vergelijken. Voor het verkrijgen van een beeld van het gehele bestel worden door de vereniging van samenwerkende Nederlandse universiteiten branchedocumenten uitgebracht, op twee niveaus:

A. Kengetallen

De jaarlijkse kengetallenpublicaties Wetenschappelijk Onderwijs Personeelsinformatie (WOPI), Kengetallen Universitair Onderzoek (KUOZ) en Kengetallen Universitair Onderwijs (KUO) verschijnen met ingang van 1 juli 2001 alleen nog op het internet (www.vsnu.nl). De gedrukte editie vervalt. De inhoud blijft in hoofdlijnen gelijk, met dien verstande, dat: 1. in Wetenschappelijk Onderwijs Personeelsinformatie: 1.1. de kengetallen over ziekteverzuim vervallen en worden vervangen door een beschouwing over de ontwikkeling van het ziekteverzuim in het brancheverslag; 1.2. de leeftijdsverdeling van Wetenschappelijk Personeel (WP) en Ondersteunend Beheerspersoneel (OBP) ook in personen wordt gegeven ten behoeve van de internationale statistiek, zijnde Education at a Glance; 2. in Kengetallen Universitair Onderwijs: 2.1. de rendementscijfers in de toekomst worden aangepast aan het bachelor/master-stelsel; 2.2. ook het gemiddelde rendement op universiteitsniveau wordt opgenomen; 3. de Wetenschappelijk Onderwijs-monitor iedere twee jaar op het internet verschijnt; 4. in Kengetallen Universitair Onderzoek worden de cijfers over de tijdsinzet voor onderzoek, zijnde de zogeheten input wetenschappelijk personeel eerste, tweede en derde geldstroom in fte, gehandhaafd op grond van de best mogelijke benadering.

B. Brancheverslag

1. In het brancheverslag doen de gezamenlijke universiteiten jaarlijks verslag van de ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Zij beschrijven de ontwikkelingen in hoofdlijnen op grond van de kengetallen en leggen verklarende verbanden.

2. Jaarlijks vindt in het eerste kwartaal overleg plaats tussen de minister en de vereniging van samenwerkende Nederlandse universiteiten over specifieke onderwerpen die in het brancheverslag over dat jaar zullen worden behandeld.

3. Het brancheverslag verschijnt negen maanden na afloop van het verslagjaar, zodat de uitkomsten door de minister gebruikt kunnen worden in de verantwoording aan de Tweede Kamer op de daaropvolgende derde woensdag in mei.

4. Het eerste brancheverslag verschijnt in het najaar van 2002.

4. Detailinformatie onderzoek

De universiteiten spannen zich in om de informatie over lopend onderzoek zichtbaar te maken in een landelijk bestand.

5. Procedure bij ad hoc vragen

De reguliere informatiestromen zijn beperkt gehouden, om te vermijden dat veel informatie wordt gegenereerd die niet wordt gebruikt. Daardoor zal het regelmatig voorkomen, dat informatie nodig is, die niet in bestaande documenten en internetlocaties is te vinden. In zo'n geval is een gerichte ad hoc vraag nodig. Daarbij wordt als volgt gehandeld:

a. er vindt over een dergelijke informatievraag eerst communicatie plaats met de vereniging van samenwerkende Nederlandse universiteiten, zo nodig in een bestuurlijk overleg, maar in ieder geval ambtelijk;

b. opvragen van de informatie vindt plaats via het College van Bestuur van de universiteit,

c. in het bestuurlijk overleg vindt retrospectieve beoordeling plaats van de gang van zaken rond informatievragen. Op basis daarvan worden de gedragsregels eventueel aangepast.

6. Internationale afspraken

a. Op grond van afspraken tussen Nederland en Vlaanderen wordt om de twee jaar het aantal Belgische studenten per opleiding opgevraagd, onderverdeeld naar adres van herkomst (Nederland dan wel Vlaanderen).

b. Zo nodig worden, zo restrictief mogelijk, nadere vragen gesteld, indien dit voor het overleg met Vlaanderen nodig is.

7. Specificatie en overige structurele gegevensleveringen door de universiteiten

a. De inhoud van de kengetallendocumenten, waaronder mede begrepen de overige structurele gegevensleveringen door de universiteiten aan overheidsorganen, zal in nader overleg gespecificeerd worden.

b. Omdat de structurele gegevensleveringen elkaar mogelijkerwijs deels overlappen wordt een technische werkgroep ingesteld die een verkenning zal uitvoeren of deze gegevensstromen efficiënter kunnen worden ingericht.

c. Het resultaat van de in het vorige lid bedoelde verkenning zal als aanhangsel bij deze bijlage worden gevoegd.

8. Levering van informatie door de minister aan de universiteiten

a. Kwantitatieve gegevens worden door de minister in het document Hoger Onderwijs in Cijfers iedere twee jaar bij elkaar gebracht.

b. De behoefte aan andersoortige terugkoppelingsinformatie zal in overleg met het veld worden onderzocht.

9. Onderhoud van deze afspraak

Uiterlijk in 2005, en vervolgens elke vier jaar, wordt in ambtelijke overleg tussen de minister en vereniging van samenwerkende Nederlandse universiteiten nagegaan of deze afspraak nog voldoet, en wordt zo nodig een werkgroep ingesteld om te komen tot aanpassing.

Bijlage

2

Informatieafspraak 2002 Hoger Beroepsonderwijs zoals bedoeld in artikel 54 van deze regeling.

1. Uitgangspunten

In deze informatieafspraak worden een aantal hoofdregels geformuleerd voor de levering van informatie door de hogescholen aan de minister. Deze informatieafspraak is een uitwerking van wat in artikel 1.12 en 2.9 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek over informatielevering en verslaglegging is bepaald.

2. Het jaarverslag

Het doel van het jaarverslag en de jaarrekening is het afleggen van verantwoording over de taken van de hogescholen. De minister geeft een richtlijn voor de inrichting van de jaarrekening en het jaarverslag om te bereiken dat deze stukken voldoen aan de algemene maatschappelijke normen en aan de specifieke behoeften van het ministerie en het parlement. De minister zal het jaarverslag toetsen op de kwaliteit van de verantwoording over het door de hogeschool gevoerde beleid.

3. Branchedocumenten

In het jaarverslag legt elke hogeschool voor zichzelf verantwoording af. Deze afzonderlijke jaarverslagen hebben niet als doel om de hogescholen met elkaar te vergelijken. Voor het verkrijgen van een beeld van het gehele bestel worden door de vereniging van hogescholen in Nederland, de HBO-Raad, branchedocumenten uitgebracht, te weten het brancheverslag en de jaarlijkse publicatie Hogescholen Management Informatie. De Hogescholen Management Informatie geeft informatie per hogeschool en dient als bronbestand voor het brancheverslag dat in tegenstelling tot het eerste document over de branche en niet per hogeschool rapporteert.

4. Brancheverslag

In het brancheverslag doen de gezamenlijke hogescholen jaarlijks verslag van de ontwikkelingen in het hoger beroepsonderwijs. Zij beschrijven de ontwikkelingen in hoofdlijnen op grond van kengetallen en leggen verklarende verbanden. Jaarlijks vindt voorafgaand aan het verslagjaar overleg plaats tussen de minister en de vereniging van hogescholen in Nederland over specifieke onderwerpen die in het brancheverslag over dat jaar zullen worden behandeld en zijn ook de gebruikte en te gebruiken kengetalleen onderdeel van overleg. Het brancheverslag verschijnt negen maanden na afloop van het verslagjaar maar uiterlijk 1 oktober, zodat de uitkomsten door de minister gebruikt kunnen worden in de verantwoording aan de Tweede Kamer op de daaropvolgende derde woensdag in mei. Het eerste brancheverslag verschijnt uiterlijk 1 oktober 2002.

5. Procedure bij ad hoc vragen

De reguliere informatiestromen zijn beperkt gehouden, om te vermijden dat veel informatie wordt gegenereerd die niet wordt gebruikt. Daardoor zal bet regelmatig voorkomen, dat informatie nodig is, die niet in bestaande documenten en internetlocaties is te vinden. In zo'n geval is een gerichte ad hoc vraag nodig. Daarbij wordt als volgt gehandeld:

a. Er vindt over een dergelijke informatievraag eerst communicatie plaats met de vereniging van hogescholen in Nederland, zo nodig in een bestuurlijk overleg, maar in ieder geval ambtelijk.

b. Opvragen van de informatie vindt plaats via het College van Bestuur.

In het bestuurlijk overleg vindt retrospectieve beoordeling plaats van de gang van zaken rond informatievragen. Deze beoordeling vind jaarlijks plaats, zo spoedig mogelijk na het uitbrengen van het brancheverslag. Op basis daarvan worden de gedragsregels eventueel aangepast.

6. Levering van informatie door de minister aan de hogescholen

Kwantitatieve gegevens worden door de minister in het document Hoger Onderwijs in Cijfers iedere twee jaar bij elkaar gebracht. De behoefte aan andersoortige terugkoppelingsinformatie vanuit de minister zal in overleg met het veld worden onderzocht.

7. Onderhoud van deze afspraak

Uiterlijk in 2005, en vervolgens elke vier jaar, wordt in ambtelijke overleg tussen de minister en vereniging van hogescholen in Nederland nagegaan of deze afspraak nog voldoet, en wordt zo nodig een werkgroep ingesteld om te komen tot aanpassing.