Regeling subsidiëring landinrichting

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op de artikelen 29 en 33 van verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L160);
Gelet op de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, van 28 september 2000 tot goedkeuring van het programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor Nederland met betrekking tot de programmeringsperiode 2000-2006, C (2000) 2751;

Besluit:

Paragraaf

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
minister:

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b.
DLG:

Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c.
Centrale Landinrichtingscommissie:

commissie als bedoeld in artikel 7 van de Landinrichtingswet;

d.
landinrichtingscommissie:

commissie als bedoeld in artikel 27 van de Landinrichtingswet;

f.
reconstructiecommissie:
g.
landinrichtingsplan:
i.
plan van voorzieningen:
j.
begrenzingenplan:
k.
inventarisatieplan:

plan als bedoeld in artikel 72 van de Herinrichtings-wet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën;

l.
plan van wegen en waterlopen:
o.
herverkaveling:

herverkaveling als bedoeld in artikel 1 van de Landinrichtingswet;

p.

verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L160).

Paragraaf

2

Algemeen

Artikel

2

De minister kan subsidie verstrekken voor werken voorzover deze voor cofinanciering in aanmerking komen op grond van verordening (EG) nr. 1257/1999, overeenkomstig het landinrichtingsplan, het herinrichtingsplan of het plan van voorzieningen, en het bepaalde in de in de bijlage bij deze regeling opgenomen circulaires voorzover daarvan niet wordt afgeweken in deze regeling.

Artikel

3

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van een plan van toedeling onroerende zaken krijgt toegedeeld of op grond van een begrenzingenplan, inventarisatieplan of plan van wegen en waterlopen krijgt toegewezen;

  • b.

    de landinrichtingscommissie, de herinrichtingscommissie of de reconstructiecommissie ten behoeve van de in onderdeel a bedoelde personen, tot de datum van de vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen.

Artikel

4

De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten voorzover deze investeringen in landbouwbedrijven betreffen als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 1257/1999.

Artikel

5

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen:

  • a.

    de kosten van de voorbereiding van de werken voortvloeiend uit het opstellen van een plan ter uitvoering van de werken, het voorbereiden van het bestek, de aanbesteding en het daarvoor noodzakelijke onderzoek;

  • b.

    de kosten van het houden van het toezicht op de uitvoering, voorzover deze het gevolg zijn van uitbesteding;

  • c.

    de kosten van uitvoering van de werken als bedoeld in de artikelen 8, 10, 12, 14, 16, 18 en 20 van deze regeling;

  • d.

    de kosten van de ten behoeve van de uitvoering van de werken als bedoeld in de artikelen 10, 12, 14 en 20 noodzakelijke aankoop van grond, voorzover bestaande uit de aankoopprijs en de met de aankoop verband houdende notariële kosten, exclusief verrekenbare omzetbelasting, tot maximaal 10% van de inrichtingskosten;

  • e.

    de kosten van tijdelijk onderhoud tot de oplevering van de werken;

  • f.

    de kosten van, voorzover aan de orde, de afvoer van grond, en de verwerking van verontreinigde grond waar geen nuttige toepassing voor is gevonden;

  • g.

    de kosten van overleg, besluitvorming, voorlichting en rapportage voorzover direct voortvloeiend uit de uitvoering van werken;

  • h.

    de kosten van herstel van als gevolg van de werken beschadigde gebouwen, opstallen, kabels en leidingen, de kosten van schadevergoedingen bij voorzienbare schade, gewasschade en blijvende schade, verzekeringspremies voor onvoorzienbare schade en het eigen risico indien zich deze schade voordoet.

Artikel

6

Artikel

7

Geen subsidie wordt verstrekt voorzover daardoor de subsidie meer bedraagt dan op de betreffende werken betrekking hebbende percentages als bedoeld in de artikelen 9, 11, 13, 15, 17, 19 en 21, of de subsidie meer bedraagt dan 40% van de subsidiabele kosten indien de subsidiabele kosten investeringen in landbouwbedrijven betreffen als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 1257/1999.

Paragraaf

3

Kavelaanvaardingswerken

Artikel

8

Subsidie kan worden verstrekt voor werken welke vereist zijn om de bij herverkaveling betrokken en toegedeelde gronden van gelijke aard of hoedanigheid te maken als de ingebrachte kavels, met betrekking tot:

  • a.

    afrastering;

  • b.

    grondverzet onder andere ten behoeve van kavelvergroting en demping van kavelsloten en greppels;

  • c.

    egalisatie;

  • d.

    beplantingen, en

  • e.

    aanleg of verbetering van boerderijtoegangswegen.

Artikel

9

Paragraaf

4

Ontsluiting

Artikel

10

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende werken:

  • a.

    aanleg, verbetering of opheffen van wegen van landbouwkundig belang;

  • b.

    aanleg, verbetering of opheffen van wegen van algemeen belang voorzover die noodzakelijk zijn voor een goede inrichting van het desbetreffende gebied;

  • c.

    aanleg van drainage in verband met herverkaveling;

  • d.

    aanleg en verbreding van bermen en bermbeplantingen;

  • e.

    aanleg van dassentunnels, wildtunnels, looprichels en vergelijkbare samenhangende voorzieningen;

  • f.

    aanleg van utilitaire fietspaden;

  • g.

    aanleg van veiligheidsvoorzieningen bij wijzigende verkeersstromen voorzover die noodzakelijk zijn voor een goede inrichting van het desbetreffende gebied, en

  • h.

    aanleg van dammen.

Artikel

11

Paragraaf

5

Waterbeheersing

Artikel

12

Subsidie kan worden verstrekt voor waterbeheersingswerken ten behoeve van de bescherming van natuur en ten behoeve van de landbouw, met betrekking tot:

  • a.

    waterconservering door verbetering van stuwen of drempels;

  • b.

    verbetering peilbeheer en waterconservering door automatisering van kunstwerken;

  • c.

    dempen, riolering of beduikering van waterlopen;

  • d.

    aanbrengen hydrologische scheiding tussen natuur- en landbouwgebieden;

  • e.

    verlaging van het maaiveld door afgraving, en

  • f.

    aanleg en verbetering van dammen, stuwen en sluizen.

Artikel

13

De subsidie voor de in artikel 12, bedoelde werken, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

Paragraaf

6

Inrichting recreatie

Artikel

14

Subsidie kan worden verstrekt voor recreatieve paden, routes en eenvoudige voorzieningen ten behoeve van de vergroting van het recreatief medegebruik van het landelijk gebied.

Artikel

15

De subsidie voor de in artikel 14 bedoelde werken, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

Paragraaf

7

Inrichting reservaten en natuurontwikkelingsgebieden

Artikel

16

Subsidie kan worden verstrekt voor de inrichting van reservaten en natuurontwikkelingsgebieden, voor de volgende werken:

  • a.

    aanleg van beplantingen;

  • b.

    grondverzet;

  • c.

    aanpassingen waterbeheersing;

  • d.

    afgravingen bovenlaag;

  • e.

    sanering van wegen, en

  • f.

    drainage.

Artikel

17

De subsidie voor de in artikel 16 bedoelde werken, bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Paragraaf

8

Inrichting bos

Artikel

18

Subsidie kan worden verstrekt voor bosaanleg op niet-landbouwgronden die eigendom zijn van gemeenten, natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel

19

De subsidie voor de in artikel 18 bedoelde werken, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Paragraaf

9

Milieumaatregelen

Artikel

20

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende werken die leiden tot de verbetering van de kwaliteit van het milieu:

  • a.

    opheffen van riooloverstorten nabij natuurgebieden;

  • b.

    aanleg van overloopbassins, en

  • c.

    sanering van kleinschalige vervuilde bodems en vuilstorten.

Artikel

21

De subsidie voor de in artikel 20 bedoelde werken, bedraagt 20% van de subsidiabele kosten.

Paragraaf

10

Weigering subsidieverlening

Artikel

22

Paragraaf

11

Intrekking

Artikel

23

Paragraaf

12

Verplichtingen

Artikel

24

De subsidieontvanger is verplicht een overzichtelijke en deugdelijke administratie te voeren ten aanzien van de werken waar de subsidieverlening betrekking op heeft en deze te bewaren gedurende tenminste drie jaren na datum van de subsidievaststelling, conform artikel 4 van verordening (EG) nr. 4045/1989 van de Raad van 21 december 1989 inzake de door de Lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw en houdende intrekking van Richtlijn 77/435/EEG (PbEG L388).

Paragraaf

13

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

25

Met het toezicht op de naleving van deze regeling zijn belast alle daartoe aangewezen medewerkers van DLG.

Artikel

26

Subsidies die vanaf 1 januari 2000 op grond van de in bijlage 1 van deze regeling opgenomen circulaires zijn aangevraagd of verstrekt en die voor cofinanciering in aanmerking komen op grond van verordening (EG) nr. 1257/1999, worden geacht te zijn aangevraagd onderscheidenlijk verstrekt op grond van deze regeling.

Artikel

27

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 28 september 2000.

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidiëring landinrichting.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, L.J. Brinkhorst

Bijlage

De circulaires bedoeld in artikel 2 van de Regeling subsidiëring landinrichting

  • a.

    het besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 20 mei 1994, bekendgemaakt bij circulaire 95-10 van de Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden van 8 mei 1995, houdende aanpassingen van het subsidiebeleid in landinrichtingsprojecten;

  • b.

    de circulaire 87-54 van de Landinrichtingsdienst van 5 augustus 1987, houdende voorschriften inzake de rijksbijdragetoezegging A1;

  • c.

    de circulaire 89-19 van de Landinrichtingsdienst van 26 april 1989, houdende regelgeving voorbereiding kavelinrichting en uitvoering particuliere kavelinrichtingswerken en boerderijtoegangswegen in landinrichtingsprojecten;

  • d.

    de circulaire 93-8 van de Landinrichtingsdienst van 5 oktober 1993, houdende de administratieve richtlijn aanleg particuliere beplanting in landinrichtingsprojecten;

  • e.

    de circulaire 92-36 van de Landinrichtingsdienst van 26 augustus 1992, ter kennisneming van de vastgestelde E.B.O.-Nota '92 van 26 juni 1992 betreffende de regeling van eigendom, beheer en onderhoud van natuur-, bos- en beplantingselementen in landinrichting.