Besluit van 11 december 2000, houdende beperking van de eisen van handelskennis en vakbekwaamheid, bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954, tot die eisen die strikt noodzakelijk zijn vanwege hun beschermend effect op de veiligheid, de gezondheid of het milieu (Vestigingsbesluit bedrijven)

Vestigingsbesluit bedrijven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 12 september 2000, nr. WJZ 00055438;
De Raad van State gehoord (advies van 17 november 2000, nr. W10.00.0425/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 5 december 2000, nr. WJZ 00074290;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel

2

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    banket: gebak, bij de vervaardiging waarvan slagroom, banketbakkersroom of een dergelijke grondstof, dan wel amandelspijs, banketspijs, vruchtengelei, vers fruit of verduurzaamd fruit is gebezigd;

  • b.

    installaties voor centrale verwarming: installaties, dienende voor het verwarmen van ruimten, waarbij de warmte, welke in tot de installatie behorende toestellen wordt opgewekt of daarnaar wordt toegevoerd, geheel of voor een overwegend deel door buizen of kanalen naar elders wordt gevoerd, voor zover deze installaties geen onderdeel vormen van installaties voor luchtbehandeling;

  • c.

    installaties voor luchtbehandeling: installaties, dienende voor het verwarmen, koelen, drogen, bevochtigen en reinigen van mechanisch in beweging gebrachte lucht;

  • d.

    koelinstallatie: een samenstel van toestellen en leidingen, gevuld met een koelmedium voor het koelen tot een lagere temperatuur dan die van het koelwater of van de voor de condensator gebruikte koellucht;

  • e.

    motorvoertuigen: alle gelede en ongelede voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht op of aan het voertuig zelf aanwezig, met uitzondering van rijdende kranen, vorkheftrucks, bulldozers, skelters en met skelters gelijk te stellen voertuigen;

  • f.

    motorfietsen: motorvoertuigen op twee of drie wielen, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van meer dan 50 cm3;

  • g.

    pluimvee: kippen, kalkoenen, eenden, ganzen en duiven, voorzover zij niet als wild zijn aan te merken;

  • h.

    sterkstroominstallaties: elektrotechnische installaties met een spanning van ten minste 24 volt tussen twee polen of fasen of tussen een pool en een fase en aarde, of waarin een vermogen van ten minste 1000 watt in werking kan treden, alsmede elektrotechnische installaties met een lagere spanning of kleiner vermogen, voor zover deze zich bevinden in ruimten met verhoogd brandgevaar, met gasontploffingsgevaar of met stofontploffingsgevaar;

  • i.

    timmerwerk: het op de bouwplaats timmeren en stellen van betonbekistingen, het stellen van profielen of deur- en raamkozijnen, of het vervaardigen van vloeren of kappen, een en ander voor zover het houtwerk betreft;

  • j.

    vlees: delen van gedode paardachtigen, runderen, schapen, geiten en varkens;

  • k.

    wild: dieren die in de voor hun aard natuurlijke vrijheid leven en tot menselijk voedsel kunnen dienen.

Hoofdstuk

2

Vergunning voor aangewezen bedrijven

§

1

Vergunning

Artikel

3

§

2

Aangewezen bedrijven

Artikel

4

Als bouwbedrijf wordt aangewezen:

  • a.

    het uitvoeren of doen uitvoeren van bouwwerken of verbouwingswerkzaamheden dan wel van herstellings- of onderhoudswerkzaamheden van bouwkundige aard, een en ander op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, en het in samenhang daarmee verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 5, onderdeel a;

  • b.

    het slopen van constructies van bouwkundige aard op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw of op het gebied van de grond-, water- en wegenbouw, alsmede het slopen van met een gebouw of terrein vast verbonden installaties of machines, een en ander zonder behulp van springstoffen en met uitzondering van het demonteren van dergelijke installaties of machines;

  • c.

    het uitvoeren of doen uitvoeren van grond-, water- of wegenbouwkundige werken of verbouwingswerkzaamheden, dan wel van herstellings- of onderhoudswerken van bouwkundige aard, een en ander op het gebied van de grond-, water- en wegenbouw, met uitzondering van het uitvoeren van bagger-, zuig- en perswerken, en behoudens voor zover een en ander geschiedt in rechtstreeks verband met het bedrijfsmatig leggen van een wegdek of een gedeelte van een wegdek van klinkers, keien of tegels, en in het geheel van de te leveren prestatie van bijkomende betekenis is;

  • d.

    het uitvoeren van metselwerk, voorzover dit de elementaire delen van een bouwwerk op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw betreft;

  • e.

    het uitvoeren van timmerwerk.

Artikel

5

Als installatiebedrijf wordt aangewezen:

  • a.

    het aanleggen, herstellen of onderhouden van rioleringen in gebouwen, alsmede het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van installaties voor watervoorziening, afvoerleidingen van sanitaire toestellen en afvoerleidingen voor regenwater, wat betreft laatstgenoemde afvoerleidingen behoudens voor zover zij worden aangelegd, veranderd, hersteld of onderhouden in rechtstreeks verband met werkzaamheden aan dakbedekkingen en dit in het geheel van de te leveren prestatie van bijkomende betekenis is;

  • b.

    het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van installaties voor gasvoorziening of gedeelten daarvan, een en ander voor zover het betreft de gastoevoer, met uitzondering van installaties voor gasvoorziening door middel van vloeibaar gemaakt petroleumgas;

  • c.

    het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van koelinstallaties, met uitzondering van die welke deel uitmaken van huishoudkoelkasten;

  • d.

    het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van installaties voor centrale verwarming of van installaties voor warm water met indirecte verwarming;

  • e.

    het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van installaties voor luchtbehandeling;

  • f.

    het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van sterkstroominstallaties of het vast daarop aansluiten van elektrotechnische gebruiks- of verbruikstoestellen, met uitzondering van het op een bestaande eindgroep aansluiten van die toestellen in de uitoefening van een van de bedrijven, genoemd in de onderdelen a tot en met e, of het op een bestaande eindgroep aansluiten van zonweringen, markiezen of als zonwering dienende rolluiken, indien bij een en ander geen wijzigingen in de bestaande elektrotechnische installatie worden aangebracht.

Artikel

6

Artikel

7

Als levensmiddelenbedrijf wordt aangewezen:

  • a.

    het voor menselijke consumptie bewerken van vlees tot waren, niet zijnde gerede eetwaar, en het verkopen daarvan aan particulieren, met uitzondering van eenvoudige bewerkingshandelingen die rechtstreeks onderdeel uitmaken van verkoophandelingen;

  • b.

    het vervaardigen van brood of banket, en het verkopen daarvan aan particulieren, met uitzondering van handelingen die slechts bestaan uit het afbakken van brood of het opmaken van banket;

  • c.

    het voor menselijke consumptie bewerken van vis, schaaldieren of schelpdieren tot waren, niet zijnde gerede eetwaar, en het verkopen daarvan aan particulieren;

  • d.

    het voor menselijke consumptie bewerken van wild of pluimvee tot waren, niet zijnde gerede eetwaar, en het verkopen daarvan aan particulieren.

§

3

Omvang vergunning en uitzondering vergunningplicht

Artikel

9

Artikel 3, eerste lid, is niet van toepassing op:

  • a.

    het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taak van een publiekrechtelijk lichaam ingevolge enig wettelijk voorschrift;

  • b.

    het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, b of f, door een onderneming die water, gas of elektriciteit transporteert of levert aan verbruikers.

Hoofdstuk

3

Vergunningseisen

§

1

Eisen die zijn gericht tot de bedrijfsleider

Artikel

10

Een vergunning tot uitoefening van het bouwbedrijf, bedoeld in artikel 4, wordt verleend indien door de bedrijfsleider wordt voldaan aan de volgende in artikel 6 van de wet bedoelde eis: kennis van wettelijke voorschriften inzake veiligheids-, gezondheids- en milieubescherming, die van belang zijn voor een onderneming in het bouwbedrijf.

Artikel

11

Een vergunning tot uitoefening van het installatiebedrijf, bedoeld in artikel 5, wordt verleend indien, onverminderd artikel 14, door de bedrijfsleider wordt voldaan aan de volgende in artikel 6 van de wetbedoelde eis: kennis van wettelijke voorschriften inzake veiligheids-, gezondheids- en milieubescherming, die van belang zijn voor een onderneming in het installatiebedrijf.

Artikel

12

Een vergunning tot uitoefening van het vervoermiddelenbedrijf, bedoeld in artikel 6, wordt verleend indien door de bedrijfsleider wordt voldaan aan de volgende in artikel 6 van de wet bedoelde eisen:

  • a.

    kennis van wettelijke voorschriften inzake veiligheids-, gezondheids- en milieubescherming;

  • b.

    kennis van overeenkomsten die binnen het vervoerbedrijf gebruikelijk zijn en betrekking hebben op veiligheidsaspecten van de vervoermiddelen, bedoeld in artikel 6.

Artikel

13

Een vergunning tot uitoefening van het levensmiddelenbedrijf, bedoeld in artikel 7, wordt verleend indien, onverminderd deartikelen 15 en 16, door de bedrijfsleider wordt voldaan aan de volgende in artikel 6 van de wet bedoelde eis: kennis van wettelijke voorschriften inzake veiligheids-, gezondheids- en milieubescherming, die van belang zijn voor een onderneming in het levensmiddelenbedrijf.

§

2

Eisen die zijn gericht tot de beheerder

Artikel

14

Een vergunning tot uitoefening van het elektrotechnisch installatiebedrijf, bedoeld in artikel 5, onderdeel f, wordt slechts verleend indien, in aanvulling op het bepaalde in artikel 11, tevens door de beheerder wordt voldaan aan de volgende in artikel 6 van de wet bedoelde eisen:

  • a.

    kennis en vaardigheid met betrekking tot het specificeren en aanleggen van eenvoudige licht-, kracht- en communicatie-installaties en het opsporen en herstellen van gebreken in die installaties, alsmede van risico's bij de uitvoering van desbetreffende werkzaamheden;

  • b.

    kennis van natuurkundige wetten en de toepassing daarvan met betrekking tot elektriciteit, verlichting en communicatie;

  • c.

    kennis van technische voorschriften ten aanzien van de onder a en b genoemde eisen;

  • d.

    gebruik kunnen maken van documentatie en kunnen lezen van bestekken in verband met de onder a en b genoemde eisen.

Artikel

15

Een vergunning tot uitoefening van het slagersbedrijf, bedoeld in artikel 7, onderdeel a, wordt slechts verleend indien, in aanvulling op het bepaalde in artikel 13, tevens door de beheerder wordt voldaan aan de volgende in artikel 6 van de wet bedoelde eisen:

  • a.

    inzicht in de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van vlees;

  • b.

    kennis met betrekking tot de beginselen en methoden voor het voor verkoop aan particulieren geschikt maken, bewaren, verpakken, koelen, vriezen en vacumeren van vlees, vleeswaren en vleesproducten met behulp van de daartoe benodigde apparatuur;

  • c.

    inzicht in de in het slagersbedrijf vereiste hygiëne.

Artikel

16

Een vergunning tot uitoefening van het bakkersbedrijf, bedoeld in artikel 7, onderdeel b, wordt slechts verleend indien, in aanvulling op het bepaalde in artikel 13, tevens door de beheerder wordt voldaan aan de volgende in artikel 6 van de wet bedoelde eisen:

  • a.

    kennis en vaardigheid met betrekking tot een veilige en hygiënische omgang met machines, gereedschappen en apparatuur die gebruikt worden in het bakkersbedrijf;

  • b.

    kennis met betrekking tot een veilige en hygiënische omgang met grondstoffen en verpakkingsmaterialen die gebruikt worden in het bakkersbedrijf, alsmede met de daar geproduceerde gerede producten.

Hoofdstuk

4

Bewijsstukken voor vestiging

Artikel

17

Onze Minister wijst bewijsstukken aan, waaruit het voldoen aan de in dit besluit gestelde eisen moet blijken. Daarbij kan bepaald worden dat de aanwijzing slechts geldt, indien het bewijsstuk is mede ondertekend door een gecommitteerde van Onze Minister.

Artikel

18

Als bewijsstukken, waaruit het voldoen aan de eisen, gesteld in deartikelen 10 tot en met 13, onderscheidenlijk 14 tot en met 16, moet blijken, wordt aangewezen een verklaring voor de bedrijfsleider, onderscheidenlijk de beheerder, voor het betrokken bedrijf, die wordt afgegeven door de Sociaal-Economische Raad.

Hoofdstuk

5

Algemene, overgangs- en slotbepalingen

Artikel

20

Een vergunning die op het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, is verleend op grond van het Vestigingsbesluit bedrijven (Stb. 1995, 609) of op grond van artikel 23 van dat besluit met een dergelijke vergunning was gelijkgesteld, en betrekking heeft op overeenkomstige handelingen als genoemd in de artikelen 4 tot en met 7, wordt geacht te zijn verleend op grond van artikel 3, derde lid.

Artikel

21

Een ontheffing die op het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, is verleend van het verbod, gegeven bij artikel 3, eerste lid, van het Vestigingsbesluit bedrijven (Stb. 1995, 609), of op grond van artikel 24 van dat besluit is gelijkgesteld met een ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van dat besluit, en betrekking heeft op overeenkomstige handelingen als genoemd in deartikelen 4 tot en met 7, wordt, voorzover deze ontheffing strekt, beschouwd als een ontheffing van het verbod van artikel 3, eerste lid.

Artikel

22

Wijzigt het Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven 1954.

Artikel

23

Artikel

24

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Artikel

25

Dit besluit wordt aangehaald als: Vestigingsbesluit bedrijven.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, A. H. Korthals