Subsidieregeling bedrijfsgebonden vaarwegaansluitingen (SBV)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Besluit:

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
Minister:

Minister van Verkeer en Waterstaat;

b.
bedrijfsgebonden vaarwegaansluiting:

aansluiting van een bedrijf op het vaarwegennet, uitsluitend bestemd en gebruikt voor de overslag van goederen van en naar de vaarweg, ten behoeve van dat bedrijf;

c.
infrastructuur:

voorzieningen die ten behoeve van een bedrijfsgebonden vaarwegaansluiting worden gerealiseerd, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de overslag van goederen van en naar de vaarweg;

d.
project:

investeringsproject waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

e.
initiële investeringen:

investeringen die betrekking hebben op de realisering van nieuwe bedrijfsgebonden vaarwegaansluitingen voorzover die noodzakelijk zijn om deze te laten functioneren;

f.
uitbreidingsinvesteringen:

investeringen die betrekking hebben op de uitbreiding van de capaciteit van bestaande bedrijfsgebonden vaarwegaansluitingen;

g.
VAT-kosten:

kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht van het project;

h.
indicatieve vervoersgarantie:

door de Minister op te stellen formulier, in te vullen en te onderbouwen door de subsidieaanvrager, inhoudende een verklaring dat hij ten minste de aangegeven hoeveelheid goederen via de te subsidiëren bedrijfsgebonden vaarwegaansluiting zal overslaan;

i.
verlader:

aanbieder van goederen voor transport, zijnde een onderneming die in Nederland is gevestigd of in Nederland een nevenvestiging heeft in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Handelsregisterwet.

Artikel

2

Artikel

3

§

2

Aanvraag van de subsidie

Artikel

4

§

3

Beslissing op de aanvraag en voorschotverlening

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

§

4

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel

8

§

5

Vaststelling en uitbetaling van de subsidie

Artikel

9

§

6

Intrekking van de subsidie

Artikel

10

Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan de Minister de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

§

7

Toezicht

Artikel

11

Met het toezicht op de naleving van de bij en krachtens deze regeling aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen zijn belast de daartoe door de Minister voor het desbetreffende project aangewezen medewerkers van de desbetreffende regionale directie van de Rijkswaterstaat.

§

8

Evaluatie van de regeling

Artikel

12

§

9

Slotbepalingen

Artikel

13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2001.

Artikel

14

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling bedrijfsgebonden vaarwegaansluitingen (SBV).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, T.Netelenbos

Bijlage

De hoogte van de subsidie wordt per project vastgesteld, aan de hand van de volgende drie grootheden:

  • 1.

    de subsidiabele projectkosten (inclusief VAT-kosten, exclusief BTW), zoals opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting, onder A;

  • 2.

    het gemiddeld aantal over het water te vervoeren tonnen goederen op jaarbasis, zoals bepaald in de overeenkomstig artikel 4, tweede lid, onderdeel l, punt 4°, ingevulde en onderbouwde indicatieve vervoersgarantie, en

  • 3.

    de substitutie van het gemiddeld aantal beladen wegtonkilometers op jaarbasis, zoals bepaald in artikel 4, tweede lid, onderdeel l, punt 5°, van de regeling.

De door de subsidieaanvrager eventueel opgevoerde VAT-kosten worden in eerste instantie van de subsidiabele projectkosten afgetrokken, waarna de VAT-kosten forfaitair worden vastgesteld op 16% van de subsidiabele projectkosten.

Het subsidiepercentage wordt berekend volgens de volgende formule:

A + B = T,

waarbij:

A = het subsidiepercentage op basis van de subsidiabele projectkosten per ton,

B = het subsidiepercentage op basis van het gemiddeld aantal beladen wegtonkilometers per jaar,

T = het uiteindelijke subsidiepercentage, waarbij overeenkomstig artikel 3, vierde lid, van de regeling, is bepaald dat T maximaal 50% mag zijn.

Afhankelijk van de subsidiabele projectkosten per ton, wordt het subsidiepercentage A bepaald overeenkomstig onderstaande tabel:

subsidiabele projectkosten per ton:

A:

f 0,- tot f 5,-

€ 0,- tot € 2,27

25%

f 5,- tot f 10,-

€ 2,27 tot € 4,54

20%

f 10,- tot f 15,-

€ 4,54 tot € 6,81

15%

f 15,- tot f 25,-

€ 6,81 tot € 11,34

10%

> f 25,-

> € 11,34

5%

Afhankelijk van het gemiddeld aantal beladen wegtonkilometers per jaar, wordt het subsidiepercentage B bepaald overeenkomstig onderstaande tabel:

gemiddeld aantal beladen

wegtonkilometers per jaar:

B:

0 tot 2.500.000

0%

2.500.000 tot 5.000.000

5%

5.000.000 tot 10.000.000

10%

10.000.000 tot 15.000.000

15%

15.000.000 tot 20.000.000

20%

20.000.000 tot 25.000.000

25%

25.000.000 tot 35.000.000

30%

35.000.000 tot 45.000.000

35%

> 45.000.000

40%

De hoogte van de subsidie wordt bepaald door vermenigvuldiging van het uiteindelijke subsidiepercentage T met de subsidiabele projectkosten. De hoogte van de subsidie mag maximaal f 1.500.000,- / € 680.670,32 bedragen.

In afwijking van het bovenstaande, kan de Minister besluiten om bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie uit te gaan van te vervoeren volumina in plaats van te vervoeren tonnages. Daarbij zal het soortelijk gewicht van het betreffende product maatgevend zijn.