Wet van 28 maart 2001, houdende regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001)

Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om regels te stellen met het oog op het zo doelmatig mogelijk voldoen aan internationale verplichtingen tot het aanhouden van minimumvoorraden aardolieproducten, voortvloeiend uit de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47) en uit richtlijn nr. 68/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1968 houdende verplichting voor de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden aardolie en/of aardolieprodukten in opslag te houden (PbEG L 208), en daartoe de Wet voorraadvorming aardolieprodukten integraal te herzien;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    bilateraal akkoord: tussen Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie geldend verdrag als bedoeld in artikel 3 van de bijlage bij de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47) en artikel 7, eerste tot en met derde lid, van richtlijn 2006/67/EG;

  • b.

    COVA: Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten;

  • c.

    internationale verplichtingen: verplichtingen tot het aanhouden van een voorraad aardolieproducten, voortvloeiend uit de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47) en uit richtlijn 2006/67/EG;

  • d.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

  • e.

    referentiejaar: kalenderjaar dat voorafgaat aan het voorraadjaar;

  • f.

    richtlijn 2006/67/EG: richtlijn 2006/67/EG van de Raad van 24 juli 2006 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (PbEU L 217).

  • g.

    uitslag: uitslag als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, met uitzondering van afleveringen met bestemming internationale zeevaart;

  • h.

    voorraadjaar: tijdvak van 12 maanden dat begint op 1 april van enig jaar;

  • i.

    voorraadplichtige: degene die op grond van deze wet een wettelijke voorraad moet aanhouden of zich daartoe heeft verbonden bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

  • j.

    wettelijke voorraad: voorraad aardolieproducten waarmee wordt beoogd aan de voor Nederland geldende internationale verplichtingen te voldoen, alsmede de extra voorraad die COVA aanhoudt op grond van artikel 7, tweede lid.

Artikel

2

Hoofdstuk

2

Het aanhouden van voorraden ter naleving van internationale verplichtingen van Nederland

Titel

1

Bepalingen die zich richten tot alle voorraadplichtigen

Paragraaf

1

Diverse voorraadplichtigen en de omvang van hun wettelijke voorraad

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Paragraaf

2

Eisen aan de wettelijke voorraad

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Paragraaf

3

Informatie- en administratieverplichtingen

Artikel

13

Paragraaf

4

Ontheffingen

Artikel

14

Titel

2

Institutionele bepalingen omtrent COVA

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

De staat is aansprakelijk voor schulden van COVA, die mochten overblijven na haar liquidatie als rechtspersoon.

Titel

3

Voorraadheffing ten behoeve van de financiering van COVA

Artikel

21

Artikel

22

Titel

4

Beroep

Artikel

23

Vervallen

Titel

5

Handhaving

Artikel

24

Hoofdstuk

3

Het in Nederland aanhouden van voorraden ter naleving van internationale verplichtingen van andere landen

Artikel

25

Dit hoofdstuk heeft uitsluitend betrekking op het, op grond van een bilateraal akkoord, in Nederland aanhouden van een voorraad aardolieproducten ten behoeve van een andere staat dan Nederland, dan wel ten behoeve van een onderdaan van die staat.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op degene die de voorraad aanhoudt.

Artikel

28

Hoofdstuk

4

Slotbepalingen

Artikel

29

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

30

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van COVA, alsmede over de effecten van deze wet op de Nederlandse economie.

Artikel

31

Wijzigt deze wet.

Artikel

31a

Indien richtlijn 68/414/EEG wordt ingetrokken en wordt vervangen door een codificatie van die richtlijn, worden voor zover nodig bij besluit van Onze Minister de verwijzingen in de artikel 1, onderdelen a en c, en artikel 9, eerste en tweede lid, naar de artikelen van richtlijn 68/414/EEG alsmede de aanduiding van de richtlijn in artikel 1, onderdeel f, in overeenstemming gebracht met de corresponderende artikelen en aanduiding van de gecodificeerde richtlijn. Van dit besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel

32

Artikel

33

De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel

34

Deze wet wordt aangehaald als: Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, A. H. Korthals