Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
bilateraal akkoord: tussen Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie geldend verdrag als bedoeld in artikel 3 van de bijlage bij de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47) en artikel 6, tweede lid, van richtlijn 68/414/EEG;
-
b.
COVA: Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten;
-
c.
internationale verplichtingen: verplichtingen tot het aanhouden van een voorraad aardolieproducten, voortvloeiend uit de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47) en uit richtlijn 68/414/EEG;
-
d.
Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;
-
e.
referentiejaar: kalenderjaar dat voorafgaat aan het voorraadjaar;
-
f.
richtlijn 68/414/EEG: richtlijn nr. 68/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1968 houdende verplichting voor de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden aardolie en/of aardolieprodukten in opslag te houden (PbEG L 208);
-
g.
uitslag: uitslag als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, met uitzondering van afleveringen met bestemming internationale zeevaart;
-
h.
voorraadjaar: tijdvak van 12 maanden dat begint op 1 april van enig jaar;
-
i.
voorraadplichtige: degene die op grond van deze wet een wettelijke voorraad moet aanhouden of zich daartoe heeft verbonden bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 5, eerste lid;
-
j.
wettelijke voorraad: voorraad aardolieproducten waarmee wordt beoogd aan de voor Nederland geldende internationale verplichtingen te voldoen, alsmede de extra voorraad die COVA aanhoudt op grond van artikel 7, tweede lid.