agentschap LASER van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
c.
project:
geheel van afgebakende en eenmalige activiteiten met een bovenprovinciaal karakter gericht op één of meer concrete resultaten;
d.
programma:
samenhangend geheel van activiteiten met een bovenprovinciaal karakter gericht op één of meer van de in artikel 21 genoemde doelstellingen, waarbij de uitvoering op grond van ontwikkelingen binnen het programma of maatschappelijke ontwikkelingen gedurende de looptijd kan worden aangepast;
e.
natuur:
beleidsterreinen natuur, bos en landschap.
Paragraaf
2
Algemene bepalingen
Artikel
2
De minister kan subsidie verstrekken voor projecten respectievelijk programma's die een bijdrage leveren aan de realisering van de in artikel 16 respectievelijk artikel 21 geformuleerde doelstellingen.
Artikel
3
Voor subsidie komen in aanmerking stichtingen, verenigingen of samenwerkingsverbanden daarvan:
a.
waarvan het werkgebied zich uitstrekt over meer dan één provincie;
b.
die ingevolge hun statutaire doelstelling in hoofdzaak activiteiten op het gebied van de natuur verrichten, en
c.
die voor minder dan 90% financieel afhankelijk zijn van rijksgelden.
Artikel
4
1
De minister stelt jaarlijks vóór 1 augustus een subsidieplafond voor de verlening van subsidies op grond van deze regeling vast voor het komende begrotingsjaar. Daarbij kan hij afzonderlijk subsidieplafonds vaststellen voor de onderscheiden doelstellingen, bedoeld in artikel 16 en artikel 21.
2
De minister maakt besluiten als bedoeld in het eerste lid bekend in de Staatscourant.
Artikel
5
1
Een subsidie als bedoeld in artikel 2 kan worden verleend voor de volgende met het project of programma verband houdende kosten:
a.
loonkosten van het betrokken personeel in dienst bij de subsidieontvanger;
b.
kosten van verbruikte materialen of hulpmiddelen;
c.
aan derden verschuldigde kosten voor het maken van een plan tot een maximum van 25% van de in de onderdelen a, b en e genoemde kosten;
d.
aan derden verschuldigde kosten terzake van voorlichting, studies en onderzoeksactiviteiten tot een maximum van 50% van de in de onderdelen a, b en e genoemde kosten;
e.
reis- en verblijfkosten;
f.
de voor de vaststelling van de subsidie benodigde accountantsverklaring tot een maximum van € 1815,12.
2
Een subsidie voor programma's kan tevens worden verleend voor de kosten van de in artikel 24 bedoelde evaluatie tot een maximum van 10% van de in de onderdelen a tot en met e van het eerste lid genoemde kosten.
3
De subsidiabele kosten kunnen worden verhoogd met een opslag voor algemene kosten, van maximaal 15% van de in het eerste lid genoemde kosten.
4
De kosten, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, worden in aanmerking genomen met inbegrip van de verschuldigde omzetbelasting indien de aanvrager de omzetbelasting niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.
5
Een subsidie kan tevens worden verleend op basis van een uurtarief, met dien verstande dat in dat tarief de algemene kosten niet meer bedragen dan 15% van de in het eerste lid genoemde kosten.
6
Ingeval subsidie wordt verleend op basis van een uurtarief, zijn het derde en het vierde lid niet van toepassing.
Artikel
6
1
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de in artikel 5 bedoelde kosten met dien verstande dat voor programma's de te verlenen subsidie gemiddeld jaarlijks ten hoogste € 56.722,53 bedraagt.
2
Indien voor het project of programma waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt verleend, andere subsidies door de Rijksoverheid worden verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag op grond van deze regeling verstrekt, dat de som van de subsidies het in het eerste lid genoemde percentage niet overschrijdt.
3
Indien voor het project of programma waarvoor op grond van deze regeling subsidie is verleend, subsidies door anderen dan de Rijksoverheid of financiële middelen door niet-bestuursorganen worden verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag op grond van deze regeling verstrekt, dat de som van de subsidies of de financiële middelen niet meer bedraagt dan 100% van de totale kosten van het project of programma.
Paragraaf
3
Subsidieverlening
Artikel
7
1
Aanvragen tot subsidieverlening worden ingediend in de periode van 1 augustus tot 1 september voorafgaand aan het eerste jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
2
Afhankelijk van de beschikbare geldmiddelen kan de minister nadere aanvraagperioden vaststellen.
3
De minister maakt besluiten als bedoeld in het tweede lid bekend in de Staatscourant.
Artikel
8
1
Een aanvraag tot subsidieverlening wordt gericht aan de minister en ingediend bij LASER met gebruikmaking van het daarvoor bestemde aanvraagformulier en gaat vergezeld van een projectplan of programmaplan.
2
Het projectplan of programmaplan houdt in ieder geval in:
a.
een beschrijving van het project of programma, waarin is opgenomen een probleemanalyse, het doel van het project of programma, de noodzaak van het project of programma alsmede de noodzaak van de kosten;
b.
een sluitende begroting voor het project of programma alsmede een toelichting daarop; indien het een meerjarig project of programma betreft, is de begroting een meerjarenbegroting met een liquiditeitsplanning per jaar;
c.
de doelstelling of de doelstellingen, bedoeld in artikel 16 respectievelijk artikel 21, waarop het project respectievelijk het programma betrekking heeft;
d.
de criteria die gehanteerd worden om de resultaten van het project of programma te toetsen;
e.
de realisatietermijn.
Artikel
9
De minister beslist binnen vier maanden na afloop van een aanvraagperiode op aanvragen die in de betrokken aanvraagperiode zijn ingediend met inachtneming van artikel 20 dan wel artikel 25.
De subsidieontvanger maakt een aanvang met het project of het programma binnen één jaar na afgifte van de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel
12
De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle kosten van het project of programma kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 5 onderscheiden kostenposten, waarbij ter zake van de loonkosten van het personeel in dienst van de subsidieontvanger een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording aanwezig is.
Paragraaf
5
Subsidievaststelling
Artikel
13
1
De aanvraag tot subsidievaststelling wordt binnen vier maanden na afloop van het project of programma ingediend.
2
De aanvraag gaat vergezeld van:
a.
een financiële verantwoording van het project of programma;
b.
een verklaring van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat is voldaan aan de in deze regeling gestelde voorwaarden en verplichtingen;
c.
de eindrapportage.
3
Een aanvraag tot vaststelling van een programmasubsidie gaat tevens vergezeld van de resultaten van de in artikel 24 bedoelde evaluatie en indien van toepassing van een verantwoording van aanpassingen in de uitvoering van het programma.
4
De registeraccountant of accountant-administratieconsulent, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, controleert met inachtneming van het in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen controleprotocol.
5
De goedkeurende accountantsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig de in bijlage 2 opgenomen modelaccountantsverklaring.
6
De minister behoudt zich het recht voor om de Accountantsdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een review te laten uitvoeren op de door de accountant van de aanvrager verrichte werkzaamheden.
Artikel
14
De minister stelt binnen vier maanden na ontvangst van de in artikel 13 bedoelde bescheiden de subsidie vast.
Paragraaf
6
Voorschotverlening
Artikel
15
1
De minister kan de subsidieontvanger op diens verzoek voorschotten verstrekken van:
a.
ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag indien het een subsidie voor een programma betreft;
b.
ten hoogste 95% van het verleende subsidiebedrag indien het een subsidie voor een project betreft.
2
Het eerste voorschot wordt niet eerder verstrekt dan nadat het project of programma daadwerkelijk is gestart.
3
De aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een overzicht van de liquiditeitsbehoefte.
Paragraaf
7
Bijzondere bepalingen met betrekking tot projectsubsidies
Artikel
16
Subsidies voor projecten worden verstrekt ter realisering van één of meer van de volgende doelstellingen:
a.
vergroten van de kennis van de natuur door het ontwikkelen van modelprogramma's en bijbehorende trainingen voor intermediairs en leerkrachten, voor gebruik bij binnen- en buitenschoolse natuur- en milieueducatie;
b.
vergroten van de kennis van de natuur bij groepen die een bijdrage kunnen leveren aan de realisering van natuurdoelstellingen, door het geven van voorlichting of het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal;
c.
vergroten van de aandacht voor natuur door het ontwikkelen van een visie op de positie van de natuur in de samenleving, het inbrengen van deze visie in overlegsituaties en het vragen van publieke aandacht voor deze visie, of
d.
verhogen van de organisatiegraad en verbeteren van de onderlinge contacten door het stimuleren van samenwerking tussen organisaties op het gebied van natuur en het bevorderen van informatie-uitwisseling tussen die organisaties.
Artikel
17
De minister kan voor aanvraagperioden, bedoeld in artikel 7, eerste of tweede lid, thema's vaststellen die, onverminderd artikel 16, bij voorrang voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Artikel
18
Geen subsidie wordt verleend voor projecten:
a.
die een looptijd hebben van meer dan 3 jaar;
b.
waarvan de subsidiabele kosten minder dan € 11.344,51 bedragen;
c.
met de uitvoering waarvan een aanvang is gemaakt alvorens de ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd.
Artikel
19
1
De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft.
2
Indien de projectduur langer is dan één jaar, rapporteert de subsidieontvanger tenminste eenmaal per jaar op een door de minister te bepalen wijze omtrent de voortgang van het project.
Artikel
20
De minister rangschikt de aanvragen die voor een subsidie in aanmerking komen zodanig dat een project hoger gerangschikt wordt naarmate:
a.
een project meer bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen bedoeld in artikel 16;
b.
de subsidieaanvrager erin slaagt andere subsidies of financiële middelen voor de realisatie van het project te verkrijgen, en
c.
het project, voorzover van toepassing, meer aansluit bij de in artikel 17 bedoelde thema's.
Paragraaf
8
Bijzondere bepalingen met betrekking tot programmasubsidies
Artikel
21
Subsidies voor programma's worden verstrekt ter vergroting van de betrokkenheid van maatschappelijke partijen bij natuur en natuurbeleid door:
a.
het uitwisselen van kennis en ideeën over natuur met betrokken partijen in de maatschappij, het ontwikkelen en structureren van deze kennis binnen de eigen organisatie ten behoeve van beleidsprocessen bij overheden en het inbrengen van deze kennis in alle fasen van deze beleidsprocessen;
b.
het verbreden van de resultaten van eerder uitgevoerde projecten, waarvan de doelstelling past binnen artikel 16 van deze regeling, door de bevordering van het gebruik en de acceptatie van in deze projecten ontwikkelde methoden, programma's, ideeën en materialen bij de geëigende doelgroepen.
Artikel
22
Geen subsidie wordt verleend voor programma's:
a.
die een looptijd hebben korter dan 3 jaar of langer dan 5 jaar;
b.
waarvan de subsidiabele kosten gemiddeld jaarlijks minder dan € 22.689,01 bedragen;
c.
met de uitvoering waarvan een aanvang is gemaakt alvorens de ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd.
Artikel
23
1
De subsidieontvanger voert het programma uit overeenkomstig het programmaplan, behoudens door de minister goedgekeurde wijzigingen van het programmaplan.
2
De minister kan aan LASER gemelde wijzigingen van het programmaplan goedkeuren. Deze goedkeuring wordt niet verleend voor zover het wijzigingen ten aanzien van de doelstelling betreft. De minister deelt de subsidieontvanger mede of en in welke mate de wijziging van het werkplan gevolgen heeft voor de verleende subsidie of voor de bij de verlening van de subsidie vastgestelde verplichtingen. De wijziging heeft geen verhoging tot gevolg van het bedrag van de subsidie of het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening ten hoogste kan worden vastgesteld.
Artikel
24
De subsidieontvanger voert jaarlijks een evaluatie uit op een nader door de minister te bepalen wijze.
Artikel
25
De minister rangschikt de aanvragen die voor een subsidie in aanmerking komen zodanig dat een programma hoger gerangschikt wordt naarmate:
a.
het programma beter aansluit bij de in artikel 21 genoemde doelstellingen;
b.
het programma doelmatiger kan worden uitgevoerd als gevolg van de aanwezigheid van kennis, kunde en capaciteit bij de uitvoerende organisatie, de beschikking over een netwerk en het maatschappelijk draagvlak van de uitvoerende organisatie of organisaties voor zover noodzakelijk voor het goed uitvoeren van het programma, en
c.
de subsidieaanvrager erin slaagt andere subsidies of financiële middelen voor de realisatie van het programma te verkrijgen
Paragraaf
9
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
26
1
In afwijking van artikel 7, eerste lid, worden aanvragen tot subsidieverlening voor programma's, die aanvangen in 2001, ingediend in de periode van 1 tot 30 juni 2001.
2
In afwijking van artikel 4, eerste lid, wordt het subsidieplafond voor het begrotingsjaar 2001 voor de in het eerste lid van dit artikel genoemde aanvraagperiode vastgesteld op 5,6 miljoen gulden.
Artikel
27
1
De Regeling versterking maatschappelijke betekenis natuur en de Regeling subsidiëring niet-terreinbeherende organisaties worden ingetrokken.
2
De in het eerste lid genoemde regelingen blijven van toepassing op grond daarvan verleende subsidies.
Artikel
28
Deze regeling treedt in werking op 1 juni 2001.
Artikel
29
Twee jaar na inwerkingtreding en voorts iedere drie jaar wordt een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.
Artikel
30
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling draagvlak natuur.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G.H.Faber
Bijlage
1
Controleprotocol als bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de Regeling draagvlak natuur
Bij de controle, op basis waarvan de rapportage, bedoeld in artikel 13, tweede lid, plaatsvindt, dient aan de naleving van de volgende artikelen op de daarbij aangegeven wijze aandacht te worden besteed.
Model-accountantsverklaring als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, vande Regeling draagvlak natuur
Accountantsverklaring
Wij hebben de bijgevoegde financiële verantwoording van ... (naam instelling) te ... (plaats) inzake het project (of programma) ... (naam project of programma) over de periode van ... t/m ... in het kader van de Regeling draagvlak natuur gecontroleerd. De financiële verantwoording is opgesteld onder verantwoording van ... (de leiding van naam instelling/naam persoon). Het is onze verantwoordelijkheid om een accountantsverklaring inzake de financiële verantwoording te verstrekken. Voor het onderhavige project (of programma) is bij beschikking van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, kenmerk ... (nummer) d.d. ... (datum) een subsidie verleend tot een maximum van f. ... (bedrag).
Onze controle is verricht overeenkomstig de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en overeenkomstig de aanwijzingen die de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in het controleprotocol, behorende bij vorenbedoelde regeling, heeft gegeven met betrekking tot de controle op de naleving van de subsidiebepalingen.
Volgens de richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen in de financiële verantwoording. Voorts is aanvullend aandacht besteed aan de in vorenbedoelde controleprotocol aangegeven aspecten.
Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Wij zijn van oordeel dat de financiële verantwoording voldoet aan de voor dit doel eraan te stellen eisen.