-
a.
een kuil of een tunnel van een sleepnet als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, van de verordening aan boord te houden van een vissersvaartuig of te gebruiken in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van de verordening, met uitzondering van ICES-deelgebieden V en VI;
-
b.
bodemsleepnetten als bedoeld in artikel 3, onderdelen b, c en d, van de verordening aan boord te houden van een vissersvaartuig of te gebruiken in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van de verordening;
-
c.
boomkorren als bedoeld in artikel 4 van de verordening aan boord te houden van een vissersvaartuig of te gebruiken in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van de verordening;
-
d.
sleepnetten met een maaswijdte tussen 55 en 99 mm aan boord te houden van een vissersvaartuig of te gebruiken in de gebieden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening;
-
e.
staand vistuig met een maaswijdte van minder dan 120 mm aan boord te houden van een vissersvaartuig of te gebruiken in de gebieden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de verordening;
-
f.
staand vistuig met een maaswijdte van minder dan 100 mm aan boord te houden van een vissersvaartuig of te gebruiken in de gebieden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de verordening;
tenzij dit vistuig is geborgen overeenkomstig artikel 20, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 261).