Artikel
I
Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs
Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.
Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Wijzigt de Wet op de expertisecentra.
Voor de toepassing van de artikelen 28 en 118g tot en met 118i van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt onder een school tevens verstaan een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 124 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
De artikelen 8.1.8 en 8.3.1 tot en met 8.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn tevens van toepassing op degene die:
op grond van artikel 12.3.24 van die wet nog in de gelegenheid is gesteld om binnen een redelijke tijd zijn opleiding onderscheidenlijk programma te voltooien volgens de op 31 december 1995 geldende voorschriften, en
voor het bereiken van de in artikel 8.1.8, eerste lid onderdeel a, van die wet genoemde leeftijd een instelling verlaat zonder een diploma van een opleiding tot beginnende beroepsuitoefening als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs zoals die wet luidde op 31 december 1995, of een diploma van een opleiding voor middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 15, derde lid, onderdeel a, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals die wet luidde op 31 december 1995.
Tot een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip zijn de in artikel 118h van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 162b van de Wet op de expertisecentra bedoelde regio's en contactgemeenten de regio's onderscheidenlijk contactgemeenten, aangewezen op grond van de Tijdelijke regeling regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, worden de specifieke uitkeringen die op grond van de Tijdelijke regeling regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten zijn toegekend ten behoeve van het lopende kalenderjaar, voor het dan resterende gedeelte van dat kalenderjaar aangemerkt als te zijn toegekend op grond van artikel 118h, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8.3.2, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en artikel 162b, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra ten behoeve van de in die artikelen genoemde taken.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en na overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Onze Minister van Justitie, voor 1 januari 2002 en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra voor zover het de wijzigingen door deze wet betreft. Uit dit verslag blijkt tevens of het voor de doeltreffendheid van de in de eerste volzin bedoelde wettelijke voorschriften wenselijk moet worden geacht, de door de gemeentebesturen behaalde resultaten te betrekken bij de berekening van de hoogte van de uitkering, bedoeld in artikel 118h, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8.3.2, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 162b, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag, volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.