Artikel
I
Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs
Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.
Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Wijzigt de Wet op de expertisecentra.
Vervallen
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, en na overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Onze Minister van Veiligheid en Justitie, voor 1 januari 2002 en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra voor zover het de wijzigingen door deze wet betreft. Uit dit verslag blijkt tevens of het voor de doeltreffendheid van de in de eerste volzin bedoelde wettelijke voorschriften wenselijk moet worden geacht, de door de gemeentebesturen behaalde resultaten te betrekken bij de berekening van de hoogte van de uitkering, bedoeld in artikel 8.3.2, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 162b, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag, volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.