Besluit van 10 december 2001, houdende bepalingen inzake het afleggen van de eed of belofte door en de vergoeding van buitengriffiers en waarnemend griffiers (Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers)

Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 19 november 2001, Directie Wetgeving, nr. 5134479/01/6;
De Raad van State gehoord (advies van 29 november 2001, nr. W03.01.0616/I);
Gezien het nader rapport van onze Minister van Justitie van 5 december 2001, Directie Wetgeving, nr. 5137512/01/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

De Regeling vergoeding waarnemende griffiers rechterlijke macht wordt ingetrokken.

Artikel

5

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Bijlage

bij de artikelen 1, eerste lid, en 2, eerste lid, van het Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers

Formulier voor het afleggen van de eed of belofte

Door de buitengriffier en de waarnemend griffier, bedoeld in de artikelen 14, vierde lid, en 73, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie

Ik zweer/beloof dat ik hetgeen ik als buitengriffier te weten kom niet verder bekend zal maken dan voor de uitoefening van mijn betrekking nodig is, tenzij mijn verklaring als getuige of deskundige volgens de wet wordt gevorderd.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!

Op .................... , werd te ....................

ten overstaan van (1) .................... , en

in tegenwoordigheid van (2) ....................

door (3) ....................

de boven vermelde eed of belofte afgelegd.

de ....................

(1) ....................

(2) ....................

(3) ....................

Krachtens de wet zijn de buitengriffier en de waarnemend griffier verplicht tot geheimhouding van hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit. Daarbij zijn zij verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.