De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);
vlootsegment als bedoeld in de bijlage van beschikking nr. 2001/21/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2000 tot wijziging van Beschikking 98/121/EG houdende goedkeuring van het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van Nederland voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 (PbEG L 5);
e.
vissersvaartuig:
vaartuig dat gebruikt wordt voor de uitoefening van de bedrijfsmatige visserij dat overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 als Nederlands geldt, dat overeenkomstig het bij of krachtens het besluit bepaalde staat geregistreerd en dat behoort tot segment B, C, D of E;
f.
wateren van de Europese Unie:
wateren als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);
g.
lengte tussen de loodlijnen:
lengte van een vaartuig als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van de Europese Unie van 22 september 1986, houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (PbEG L 274);
h.
lengte over alles:
lengte van een vaartuig als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van de Europese Unie van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (PbEG L 274);
i.
brutoton:
maat ter bepaling van de scheepsinhoud overeenkomstig bijlage I van het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122 en 194);
De minister kan met inachtneming van de volgende bepalingen op aanvraag aan de eigenaar van een vissersvaartuig subsidie verlenen terzake van:
a.
de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met dat vissersvaartuig in de wateren van de Europese Unie, of
b.
de eigendomsoverdracht van het vissersvaartuig in het kader van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met dat vissersvaartuig in de wateren van de Europese Unie.
2
Onder definitieve beëindiging als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:
a.
sloop van het vissersvaartuig;
b.
definitieve overbrenging van het vissersvaartuig naar een derde land, onder de voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten van dat land vooraf schriftelijk toestemming hebben verleend en de overbrenging:
niet plaatsvindt in het kader van een gemengde vennootschap als bedoeld in artikel 8 van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);
niet leidt tot schending van het internationale recht, met name met betrekking tot de instandhouding en het beheer van visbestanden of andere doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de arbeidsvoorwaarden van de vissers;
leidt tot vermindering van visserij-inspanning voor de visbestanden waarop met het betreffende vaartuig werd gevist, tenzij het vissersvaartuig in het kader van een visserijovereenkomst met de Europese Unie of een andere overeenkomst visserijrechten heeft verloren, of
c.
definitieve bestemming van het vissersvaartuig in de wateren van de Europese Unie voor andere doeleinden dan de visserij.
3
Voor vissersvaartuigen met een tonnage van minder dan 27 brutoton wordt onder definitieve beëindiging als bedoeld in het eerste lid slechts de sloop van het vissersvaartuig verstaan.
Artikel
3
1
De minister kan per kalenderjaar voor ieder afzonderlijk segment periodes vaststellen waarin een aanvraag voor subsidieverlening als bedoeld in artikel 2 kan worden ingediend.
2
De minister stelt voor de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, per segment een subsidieplafond vast voor de op grond van deze regeling te verstrekken subsidies.
3
De minister verdeelt het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen tot subsidieverlening, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag volledig is, als datum van ontvangst geldt.
4
Indien door toewijzing van aanvragen met dezelfde datum van ontvangst het subsidieplafond zou worden overschreden, geschiedt de toewijzing aan de hand van het rangschikken van de aanvragen, waarbij telkenmale de hoogst gerangschikte aanvraag voor het eerst voor toewijzing in aanmerking komt. De rangschikking vindt plaats volgens loting, welke geschiedt door een door de minister aan te wijzen notaris.
5
Voor de toepassing van het vierde lid komen uitsluitend aanvragen in aanmerking ten aanzien waarvan als datum van ontvangst geldt de dag waarop het subsidieplafond zou worden overschreden.
6
De minister kan besluiten dat, indien het subsidieplafond, bedoeld in het tweede lid, is of zal worden overschreden, geen aanvragen tot subsidieverlening meer kunnen worden ingediend.
7
Besluiten als bedoeld in het eerste, tweede en zesde lid worden gepubliceerd in de Staatscourant.
Artikel
4
1
Een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan slechts worden verleend terzake van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten in de wateren van de Europese Unie van een vissersvaartuig:
a.
dat op de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening meer dan tien jaar oud is;
b.
dat, voor zover het een vissersvaartuig betreft dat behoort tot segment B, C of D, in elk van de twee aan de datum van indiening van de aanvraag tot subsidieverlening voorafgaande perioden van twaalf maanden is gebruikt voor een visserijactiviteit van ten minste 80% van het in de betrokken periode voor het vissersvaartuig toegekende aantal zeedagen op grond van:
dat, voor zover het een vissersvaartuig betreft dat behoort tot segment E, in elk van de aan de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening voorafgaande perioden van twaalf maanden is gebruikt voor een visserij-activiteit van ten minste 75 zeedagen;
d.
ten aanzien waarvan op de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening op grond van artikel 4, tweede en derde lid, van de Regeling visserijlicentie een visvergunning is toegekend;
e.
ten aanzien waarvan, voor zover het een vissersvaartuig betreft dat behoort tot segment B, C of D, op de datum van indiening van de aanvraag tot subsidieverlening een geldige licentie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Regeling visserijlicentie is toegekend;
f.
ten behoeve waarvan, voor zover het een vissersvaartuig betreft dat behoort tot segment E, aan de aanvrager een geldige garnalenvergunning is verleend, en
g.
dat op de datum van de indiening van aanvraag tot subsidieverlening
i.
ingeval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, een tonnage heeft van 22BT of meer en nog geen 30 jaar oud is, of
In afwijking van het eerste lid, onderdeel g, kan een subsidie, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden verleend ten aanzien van een vissersvaartuig, dat definitief wordt bestemd voor de instandhouding van historisch erfgoed op het grondgebied van een lidstaat dan wel voor visserijonderzoek of opleiding door een overheidsinstantie of een aan de overheid gelieerde instantie van een lidstaat, of voor controle op de visserijactiviteiten met name door een derde land.
3
Indien het betreffende vissersvaartuig behoort tot segment E, kan slechts subsidie worden verleend indien de aanvrager overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel d, afstand doet van de garnalenvergunning.
4
De subsidieverlening wordt geweigerd indien:
a.
voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig reeds uit andere hoofde een uit overheidsmiddelen bekostigde subsidie is of wordt verstrekt, of
b.
de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig in de wateren van de Europese Unie heeft plaatsgevonden alvorens de ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd;
c.
het vissersvaartuig behoort tot segment E en de ten aanzien van dat vissersvaartuig verleende garnalenvergunning eerder was verleend ten aanzien van een vissersvaartuig waarvan de visserij-activiteiten in de wateren van de Europese Unie definitief zijn beëindigd en daarvoor subsidie is verstrekt op grond van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij naar aanleiding van een aanvraag die is ingediend in de periode van 1 januari tot 1 maart 2001.
Artikel
5
1
De subsidie bedraagt € 2500,- per brutoton dat het vissersvaartuig waarop de aanvraag betrekking heeft, volgens de opgave in de meetbrief of, indien deze niet de tonnage in brutoton aangeeft, volgens een opgave van de Scheepsmetingdienst meet.
2
Indien ten behoeve van het betreffende vissersvaartuig een garnalenvergunning is verleend en de aanvrager overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel d of e, daarvan afstand doet, wordt de subsidie vermeerderd met een bedrag van € 160.000, - per aanvraag.
3
Het tweede lid is niet van toepassing indien de ten aanzien van dat vissersvaartuig toegekende licentie in de periode van 1 november 2001 tot en met het moment van indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is overgedragen of is aangehouden overeenkomstig artikel 5a van de Regeling visserijlicentie.
4
Het tweede lid is niet van toepassing indien het betreffende vissersvaartuig behoort tot segment C of D en de ten aanzien van dat vissersvaartuig verleende garnalenvergunning eerder was verleend ten aanzien van een vissersvaartuig waarvan de visserij-activiteiten in de wateren van de Europese Unie definitief zijn beëindigd en daarvoor subsidie is verstrekt op grond van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij naar aanleiding van een aanvraag die is ingediend in de periode van 1 januari tot 1 maart 2001.
Artikel
6
1
De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend bij de directeur, op een daartoe vastgesteld formulier.
2
De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:
a.
een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;
b.
een kopie van de meetbrief of van een opgave van de Scheepsmetingdienst inzake de brutotonnage;
c.
voor zover de aanlandingen van vis, schaal- schaal en schelpdieren, gedaan met het betreffende vissersvaartuig in elk van de twee aan de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening voorafgaande perioden van twaalf maanden, niet zijn geregistreerd in een registratiesysteem of -bestand als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit, kopieën van de gedurende die perioden opgemaakte logboek-, tevens vangstopgaveformulieren, bedoeld in artikel 4 van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987;
d.
voor zover ten behoeve van het desbetreffende vissersvaartuig dat behoort tot segment E een garnalenvergunning is verleend, een door de aanvrager ondertekende verklaring op een daartoe vastgesteld formulier waarin de aanvrager verklaart in geval van subsidieverlening definitief afstand te doen van die vergunning, en
e.
indien de aanvraag betrekking heeft op een vissersvaartuig dat behoort tot segment C of D en de aanvrager afstand wenst te doen van de ten behoeve van dat vissersvaartuig toegekende garnalenvergunning, een door de aanvrager ondertekende verklaring op een daartoe vastgesteld formulier waarin de aanvrager verklaart in geval van subsidieverlening afstand te doen van die vergunning
Artikel
7
1
De subsideontvanger is verplicht om binnen drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de beschikking tot subsidieverlening, ervoor zorg te dragen dat:
a.
hetzij de sloop van het vissersvaartuig, hetzij de definitieve overbrenging van het vissersvaartuig naar een derde land, hetzij de definitieve bestemming van het vissersvaartuig voor andere doeleinden dan de visserij heeft plaatsgevonden, waarbij in het laatstbedoelde geval de op het vissersvaartuig aanwezige vistuigen en de overige apparatuur specifiek bestemd en geschikt voor de visserij zijn verwijderd,
b.
de inschrijving van het vissersvaartuig in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het besluit, is doorgehaald,
de teboekstelling van het vissersvaartuig in rubriek V van het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, ongedaan is gemaakt;
De minister kan de in het eerste lid genoemde termijn op een met redenen omkleed verzoek van de subsidieontvanger éénmalig met ten hoogste vier weken verlengen.
Artikel
8
1
De subsidieontvanger dient binnen vier weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, een aanvraag tot subsidievaststelling in bij de directeur op een daartoe vastgesteld formulier.
2
De aanvraag gaat vergezeld van:
a.
bescheiden waarmee wordt aangetoond dat aan de in artikel 7, eerste lid, bedoelde verplichtingen is voldaan;
b.
het originele exemplaar van de ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig toegekende visvergunning;
c.
voor zover aan de aanvrager ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig een licentie is toegekend, het originele exemplaar van die licentie, en
d.
voor zover aan de aanvrager ten behoeve van het betreffende vissersvaartuig een garnalenvergunning is verleend en de aanvrager daarvan afstand heeft gedaan overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel d of e, het originele exemplaar van die vergunning.
3
Indien het vissersvaartuig verloren gaat op een tijdstip tussen het moment van subsidieverlening en de subsidievaststelling, wordt de subsidie verminderd met het bedrag van de door de verzekering uitgekeerde vergoeding.
Artikel
9
1
Ingeval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b of c, is de subsidieontvanger verplicht om ervoor zorg te dragen dat het vissersvaartuig niet op enig tijdstip in de hoedanigheid van vissersvaartuig terugkeert in de wateren van de Europese Unie.
2
Ingeval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, is de subsidieontvanger verplicht ervoor zorg te dragen dat het vissersvaartuig onverwijld in het vlootbestand van het derde land wordt geregistreerd.
Artikel
10
1
Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2
De beslissing tot verlening van subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd indien dit noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze regeling of het uitblijven daarvan.
Artikel
11
De Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij wordt ingetrokken.
Artikel
12
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van plaatsing in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel
13
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G.H.Faber