Regeling amateurbouwluchtvaartuigen

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • amateurbouwluchtvaartuig: luchtvaartuig dat, al dan niet volgens eigen ontwerp, is gebouwd door een amateurbouwer voor privégebruik, zonder commercieel oogmerk;

  • CS-STAN: door EASA geaccepteerde methoden en technieken om standaardwijzigingen en standaardreparaties uit te voeren en te documenteren (Certification Specifications Standard Changes and Standard Repairs);

  • log-entry: verklaring met betrekking tot uitgevoerde werkzaamheden;

  • luchtwerk: activiteit waarbij een luchtvaartuig wordt gebruikt voor speciale diensten;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • replica: amateurbouwluchtvaartuig, dat geheel of gedeeltelijk is nagebouwd volgens een bestaand ontwerp, al dan niet met gebruikmaking van de oorspronkelijke ontwerp- en bouwgegevens.

Paragraaf

2

Ontwerpeisen en ontwerpacceptatie amateurbouwluchtvaartuigen

Artikel

2

Artikel

3

Paragraaf

3

Verkrijgen van een speciaal Bewijs van Luchtwaardigheid

Artikel

4

Artikel

5

Voor een niet in Nederland en niet door de aanvrager vervaardigd amateurbouwluchtvaartuig is artikel 4 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het eerste lid, onder b en c, en wordt tevens aangetoond, dat dat luchtvaartuig op het tijdstip van aankomst in Nederland was voorzien van een geldig, door

  • a.

    de Verenigde Staten van Amerika of Canada,

  • b.

    een aan de Multilaterale Overeenkomst inzake bewijzen van luchtwaardigheid van ingevoerde luchtvaartuigen (Trb. 1961, 117) deelnemende staat, of

  • c.

    een aan de JAA deelnemende staat, afgegeven bewijs, dat het des betreffende luchtvaartuig op dat tijdstip aan het luchtverkeer in de exporterende staat mocht deelnemen.

Artikel

6

Paragraaf

4

Wijziging van amateurbouwluchtvaartuigen

Artikel

7

Paragraaf

5

Verlenging van het speciaal-BvL

Artikel

8

Paragraaf

6

Buitenlandse amateurbouwluchtvaartuigen

Artikel

9

Ten behoeve van het tijdelijk gebruik in het Nederlandse luchtruim van in andere lidstaten van de European Civil Aviation Conference ingeschreven amateurbouwluchtvaartuigen, welke niet voorzien zijn van een geldig bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet luchtvaart, gelden de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a.

    door het bevoegde gezag van de desbetreffende lidstaat, die het bewijs van inschrijving heeft afgegeven, is tevens een bewijs afgegeven waaruit blijkt dat de uitoefening van de luchtvaart met het betrokken luchtvaartuig in die staat is toegestaan, en

  • b.

    de door het bevoegd gezag van de desbetreffende lidstaat vastgestelde voorwaarden voor en beperkingen van het gebruik van het luchtvaartuig worden nagekomen.

Paragraaf

7

Slotbepalingen

Artikel

10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 oktober 2001.

Artikel

11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling amateurbouwluchtvaartuigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, T.Netelenbos

Bijlage

1

bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b

Geluidscriteria

Alle wijzigingen die aan één van onderstaande criteria voldoen hebben invloed op de geluidsproductie of de toegestane geluidsproductie van het luchtvaartuig en voor de uitvoering moet de minister met het ontwerp hebben ingestemd.

  • 1.

    Elke wijziging die een verandering van het maximum startgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

  • 2.

    Elke wijziging die een verandering in de klimprestaties van het luchtvaartuig met zich mee brengt. De relevante klimprestaties zijn onder andere:

    • a)

      de best rate of climb,

    • b)

      de best rate of climb speed,

    • c)

      de stallspeed,

    • d)

      de never exceed speed,

    • e)

      de startrollengte en

    • f)

      de afstand tot 15 m hoogte.

  • 3.

    Elke wijziging aan de voortstuwingsinrichting. Deze bestaat uit onder andere:

    • a)

      de motor,

    • b)

      de propeller,

    • c)

      de rotor.

    • d)

      de inlaat,

    • e)

      de uitlaat,

    • f)

      de geluidsabsorberende bekleding,

    • g)

      de overbrenging,

    • h)

      de motorregeling en

    • i)

      de motorlimitaties.

  • 4.

    Elke wijziging waardoor de luchtstroming in motor, propeller, of rotor wijzigt. Dit is bijvoorbeeld:

    • a)

      het plaatsen van probes in de motorinlaat,

    • b)

      het veranderen van de motorcowling,

    • c)

      het verlengen of verkorten van de propelleras en

    • d)

      verandering in flap-settings.

  • 5.

    Elke wijziging waardoor de eventuele geluidafschermende of -reflecterende werking van delen van het luchtvaartuig zou kunnen veranderen.

  • 6.

    Elke wijziging waardoor holtes zouden kunnen ontstaan, die door de luchtstroom in resonantie worden gebracht. Dit zijn onder andere:

    • a)

      veranderingen in/aan de landingslichten;

    • b)

      veranderingen in/aan de torquelinks,

    • c)

      veranderingen in/aan de wielassen,

    • d)

      veranderingen in/aan de landingssteldeuren,

    • e)

      veranderingen in/aan de luchtinlaten,

    • f)

      veranderingen in/aan de overloopvalves en

    • g)

      veranderingen in/aan de brandstofvulpunten.

  • 7.

    Elke wijziging die een verandering van de normale operating procedures met zich mee brengt.

  • 8.

    Elke andere wijziging waarvan uit de documentatie blijkt dat die een verandering van het geluid teweeg brengt.

Bijlage

2

bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c

Meldingscriteria

Alle wijzigingen die aan één van onderstaande criteria voldoen hebben invloed op de gegevens van het luchtvaartuigregister en moeten gemeld worden aan de minister.

  • 1.

    Elke wijziging die een verandering van het maximum startgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

  • 2.

    Elke wijziging die een verandering van het maximum landingsgewicht van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

  • 3.

    Elke wijziging die een verandering van de modelaanduiding van het luchtvaartuig met zich mee brengt.

  • 4.

    Elke wijziging van het type of model van de motor.

  • 5.

    Elke wijziging van het type of model van de propeller.