Besluit van 2 april 2002 tot bepaling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming, alsmede tot aanwijzing van omstandigheden en maatregelen als bedoeld in dat artikellid

Besluit locatiespecifieke omstandigheden bodemsanering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 april 2001, nr. MJZ2001035945, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
De Raad van State gehoord (advies van 29 mei 2001, nr W08.01.0173/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 maart 2002, nr. MJZ 2002024995, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit locatiespecifieke omstandigheden bodemsanering.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries
De Minister van Justitie, A. H. Korthals