Onderzoekingsregulatief 2002

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de bijlage van beschikking nr. 93/256/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 april 1993 (PbEG L 118) tot vaststelling van de methoden voor het opsporen van residuen van stoffen met hormonale werking en van stoffen met thyreostatische werking, op richtlijn nr. 96/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 (PbEG L 125) inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en producten daarvan en tot intrekking van richtlijnen nr. 85/358/EEG en nr. 86/469/EEG en van beschikkingen nr. 89/187/EEG en nr. 91/664/EEG, en op verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147), alsmede op de artikelen 4, 7 en 12, onder e, van het Besluit produktie en handel vers vlees

Besluit:

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Een onderzoek van skeletspiervlees naar een overschrijding van de toegestane gezamenlijke radio-activiteit van Caesium 134 en 137 geschiedt door een laboratorium van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees of van de Keuringsdienst van Waren.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Wijzigt het Keuringsregulatief 1994.

Artikel

13

Het Onderzoekingsregulatief 1994 wordt ingetrokken.

Artikel

14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

15

Deze regeling wordt aangehaald als: Onderzoekingsregulatief 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers

Bijlage

I

, behorende bij het Onderzoekingsregulatief 2002

1

Doel

De Nieuwe Nederlandse Niertest (NNNT) is een testsysteem voor het aantonen van bacteriegroeiremmende stoffen in nierbekkenvocht van slachtdieren met behulp van Bacillus subtilis BGA als test organisme.

2

Principe

Twee papierschijfjes geïmpregneerd met nierbekkenvocht worden op een voedingsbodem gelegd waarin voor bacteriegroeiremmende stoffen een gevoelige bacterie aanwezig is. Na incuberen wijst aanwezigheid van bacteriegroeiremmende werking rondom beide papierschijfjes op aanwezigheid van anti-microbiële stoffen.

3

Micro-organismen

Bacillus subtilis BGA sporensuspensie, ca. 107/ml.

4

Voedingsbodem en reagentia

  • 4.1.

    Standard II Nähragar (Merck art. nr. 7783).

  • 4.2.

    Dextrose.

  • 4.3.

    Natriumchloride p.a.

  • 4.4.

    Natriumchloride-oplossing 0,8%

  • 4.5.

    Natriumchloride-oplossing 10,0%

  • 4.6.

    Zoutzuur 1 Mol. (Goed afsluiten van de buitenlucht).

  • 4.7.

    Natriumhydroxyde-oplossing 1 Mol.

    Verse 1 Mol NaOH oplossing afvullen in goed afsluitbare 100 ml flesjes; na in gebruik name van een flesje deze maximaal twee weken gebruiken. In verband met carbonaatvorming in de NaOH, o.i.v. de CO2 uit de lucht, het flesje onmiddellijk na gebruik goed afsluiten. De carbonaten geven problemen bij de instelling van de juiste pH van de voedingsbodem.

  • 4.8.

    Fosfaatbuffer.

    Monokaliumfosfaat (KH2PO4) 20,0 g.

    Dinatriumfosfaat (Na2HPO4.12H2O) 28,0 g.

    Gedestilleerd water 1000 ml.

  • 4.9.

    Trimethoprimoplossing (TMP).

    • 4.9.1.

      Trimethoprim base (SIGMA T-7833) 100 mg.

      Methanol 100 ml.

    • 4.9.2.

      TMP-oplossing A (concentratie 10 µg/ml):

      Oplossing 4.9.1. 1 ml.

      Natriumchloride-oplossing 0,8% (4.4.) 100 ml.

      Bewaring in de koelkast gedurende maximaal 1 maand.

    • 4.9.3.

      TMP-oplossing B (concentratie 2 µ/ml):

      Oplossing 4.9.1. 1 ml.

      Natriumchloride-oplossing 10% (4.5.) 500 ml.

      Bewaring in de koelkast gedurende maximaal 1 maand.

  • 4.10.

    Standaardcontroleschijfjes.

    Controleschijfje 1:2 µg tylosine/schijfjes;

    Controleschijfje 2:0,5 µg sulfadimidine/schijfje;

    Controleschijfje 3:2 µg oxytetracycline/schijfje.

    Bewaren gedurende maximaal 3 maanden in de koelkast, onder goede afsluiting van de buitenlucht.

5

Toestellen, glaswerk en hulpmiddelen

Gebruikelijke instrumenten en glaswerk voor microbiologische laboratoria en in het bijzonder:

  • 5.1.

    Glasplaten van 30 bij 30 cm met opstaande rand van 2,5 cm, met afdekplaat.

  • 5.2.

    Infusieflessen van 250 ml en 500 ml.

  • 5.3.

    Maatcylinder van 250 ml met 1 ml-verdeling.

  • 5.4.

    Waterbad, ingesteld op 55°C ± 1°C.

  • 5.5.

    Broedstoof ingesteld op 37°C ± 1°C.

  • 5.6.

    Groot scherp slagersmes.

  • 5.7.

    Papierschijfjes met een diameter van 12,7 mm (Schleicher en Schüll art. 601/2).

  • 5.8.

    Plastic opbergdoosjes bevattende 24 cupjes van 15 mm doorsnede (Greiner art. 662160).

  • 5.9.

    Micropipet van 25 µl of druppelaar (Nutacon MR35R) van 25 µl.

  • 5.10.

    Filtreerpapier (47 x 57 cm Boom B.V. Meppel) voor afdekken van plaat met voedingsbodem.

  • 5.11.

    Horizontale tafel, voor het gieten van de voedingsbodem.

6

Bereiding van voedingsmedium en testplaten

  • 6.1.

    Bereiding van het medium.

    Standard II Nähragar (4.1.): 12,5 g;

    Dextrose (4.2.): 5,0 g;

    Natriumchloride p.a. (4.3.): 5,0 g;

    Fosfaatbuffer (4.8.): 50 ml;

    Gedestilleerd water: 450 ml.

    Weeg de droge componenten af, voeg de fosfaatbuffer en het gedestilleerd water toe en los het geheel op door verwarming. Steriliseer het aldus bereide medium gedurende 15 min. bij 121 ± 1°C.

    Koel af tot ca 55°C in een waterbad van 55°C (5.4.) en stel de pH van het medium met zoutzuur (4.6.) of natriumhydroxide-oplossing (4.7.) op 7.00 ± 0,05.

  • 6.2.

    Beënting en gieten van de voedingsbodem.

    Voeg per 100 ml steriele vers bereide voedingsbodem van ca 55°C 1,2 ml TMP-oplossing A (4.9.2.) en 0.1 ml B.subtilis sporensuspensie (3) toe.

    Meng goed en giet dit medium in horizontaal geplaatste platen (5.1.) zodanig dat de agarlaagdikte, over de gehele plaat 2,2 mm is. Voor deze glasplaten 200 ml per plaat. Laat stollen.

    Indien de tijdsduur tussen gieten en het gebruik van de testplaten meer dan 4 uur bedraagt, dienen deze tussentijds gekoeld bewaard te worden. Indien de testplaten binnen 4 uur gebruikt worden, is opslag bij kamertemperatuur mogelijk. De platen op de dag van inzetten bereiden.

7

Werkwijze

  • 7.1.

    Uitvoering van de test.

    Snij met een, onder stromend water gereinigd, slagersmes (5.6.) vanuit de nierschors tot diep in het nierbekken. Leg met een schone pipet vier papierschijfjes (5.7.) in het nierbekken of, bij kleine nieren, op de grens van nierbekken en niermerg. Nier dichtklappen en even aandrukken. Na minimaal 1/2 uur tot maximaal 2 uur, met een schone pipet, twee papierschijfjes uit de nier diagonaalsgewijs op de voedingsbodem (6.2.) leggen. (Ter vermijding van contaminatie bij elke nier een schone pincet nemen of deze tussentijds onder stromend water goed afspoelen). De twee andere papierschijfjes, voor eventueel herkeuringsonderzoek, worden overgebracht naar één cupje van een daartoe speciaal bestemd opbergdoosje (5.8.), geïdentificeerd en onmiddellijk ingevroren bij -20°C. Breng in het midden van de testplaat standaardcontroleschijfjes (4.10.) aan. Bij iedere testplaat controleschijfjes 1, 2 en 3 gebruiken. Druppel op de voedingsbodem gelegde papierschijfjes 25 µl TMP-oplossing B (4.9.3.). Dek de voedingsbodem af met een glasplaat. Ter voorkoming van condens kan gebruik gemaakt worden van filtreerpapier (5.10.) en een glasplaat. Zorg er voor dat het filtreerpapier niet de voedingsbodem raakt!!

  • 7.2.

    Incubatie.

    De pre-incubatie mag max. 2 uur bedragen bij kamertemperatuur. Incubeer vervolgens de platen gedurende 13-18 uur bij 37°C. De platen tijdens de incubatie niet stapelen.

8

Meten van de remzones

Meet de diameter van de heldere remzones met inbegrip van de schijfjes van de standaardcontroleschijfjes en van de met nierbekkenvocht geïmpregneerde papierschijfjes. Noteer deze diameter in mm's op de daarvoor bestemde resultatenformulieren.

9

Interpretatie van de resultaten

Indien de remzones van de standaardcontroleschijfjes voldoen aan de door het RIKILT, pet batch, vastgestelde waarden is de NNNT juist uitgevoerd. De resultaten van de met nierbekkenvocht geïmpregneerde monsterschijfjes kunnen vervolgens geïnterpreteerd worden.

Indien de diameter van beide heldere remzones met inbegrip van het schijfje groter of gelijk is aan 20 mm is de test positief.

Indien er slechts bij één schijfje een dergelijke remzone te constateren valt, is de uitslag negatief.

10

De diepgevroren papierschijfjes dienen tot 24 uur na de officiële keuringsuitspraak bij -20°C bewaard te blijven in verband met mogelijke herkeuring. Eventuele herkeuring dient te gebeuren met de diepgevroren schijfjes.

11

Inzetschema

Bijlage

II

, behorende bij het Onderzoekingsregulatief 2002

Trypton-soja-bouillon

Door pancreatine verteerde caseïne 17 gr.

Door papaïne verteerde sojaboonmeel 3 gr.

NaCl

5 gr

K2HPO4

2.5 gr

Dextrose

2.5 gr

Aqua dest. ad

1000 ml.

pH stellen op

7.3

Sterilisatie

15' 121°C

Trypton-soja-agar

Trypton

15 gr

Soja pepton

5 gr

NaCl

5 gr

Agar

15 gr

Aqua dest. ad

1000 ml

pH stellen op

7.3

Sterilisatie

15' 121°C

Trypton-soja-runderbloed-agar

Aan trypton-soja-agar wordt na afkoeling van het medium tot 50°C 5% eventueel gedefibrineerd steriel runderbloed toegevoegd.