Wet van 20 juni 2002, houdende regels inzake de bevordering van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur met betrekking tot beschikkingen of overheidsopdrachten (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur)

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat bestuursorganen over de mogelijkheid beschikken om bepaalde subsidies of vergunningen te weigeren of in te trekken indien er sprake is van gevaar dat strafbare feiten zullen worden gepleegd of van het vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd, alsook om bepaalde overheidsopdrachten niet te gunnen of een overeenkomst terzake te ontbinden indien door bedrijven niet of niet meer wordt voldaan aan de vereisten inzake betrouwbaarheid, en dat bestuursorganen zich bij het nemen van die beslissingen daaromtrent kunnen laten adviseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Paragraaf

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Paragraaf

1.2

Weigerings- en intrekkingsgrond inzake beschikkingen

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Hoofdstuk

2

Overheidsopdrachten, vastgoedtransacties, subsidies, vergunningen en ontheffingen

Artikel

5

Artikel

5a

Een rechtspersoon met een overheidstaak kan het Bureau om een advies vragen over de betrokkene:

  • a.

    alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie;

  • b.

    in het geval dat bij een vastgoedtransactie is bedongen dat de overeenkomst kan worden opgeschort of ontbonden dan wel de rechtshandeling kan worden beëindigd indien zich één van de situaties, bedoeld in artikel 9, derde lid, voordoet, alvorens zich op die opschortende of ontbindende voorwaarde te beroepen.

Artikel

6

Artikel

7

Hoofdstuk

2a

Eigen onderzoek van het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak

Artikel

7a

Artikel

7b

Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan persoonsgegevens uit openbare bronnen en persoonsgegevens die rechtstreeks zijn te herleiden tot gegevens uit openbare bronnen, verwerken ten behoeve van het eigen onderzoek.

Artikel

7c

Hoofdstuk

3

Het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Paragraaf

3.1

Instelling en taak van het Bureau

Artikel

8

Er is een Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel

9

Artikel

10

Het Bureau heeft voorts tot taak bestuursorganen desgevraagd te informeren omtrent de in deze wet en in andere algemeen verbindende voorschriften neergelegde weigerings- en intrekkingsgronden inzake beschikkingen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties.

Artikel

11

Indien het Bureau beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of – naar redelijkerwijs op grond van feiten of omstandigheden kan worden vermoed – gepleegd zullen worden, kan het een bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak wijzen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen.

Artikel

11a

Paragraaf

3.2

Werkwijze van het Bureau

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven over de werkwijze van het Bureau, alsmede over de totstandkoming en inrichting van het advies.

Paragraaf

3.3

De verwerking van gegevens door het Bureau

Artikel

18

Het Bureau registreert geen persoonsgegevens waarvan de verstrekker heeft aangegeven dat deze, gelet op het karakter van die gegevens, niet aan de desbetreffende persoon ter kennis mogen worden gebracht.

Artikel

19

Het Bureau kan persoonsgegevens die zijn verzameld of verkregen met het oog op de behandeling van een verzoek om advies, gedurende vijf jaren verwerken in verband met een ander verzoek.

Artikel

20

Paragraaf

3.4

Beheer van het Bureau

Artikel

21

Artikel

22

Benoeming, schorsing en ontslag van de directeur van het Bureau geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister.

Artikel

23

Onze Minister bepaalt het budget en de formatie van het Bureau.

Artikel

24

Onze Minister brengt jaarlijks voor 1 mei aan beide kamers der Staten-Generaal een openbaar verslag uit van de wijze waarop het Bureau zijn taken in het afgelopen kalenderjaar heeft verricht.

Paragraaf

3.5

Begeleidingscommissie

Artikel

25

Vervallen

Hoofdstuk

4

Bevoegdheden, verplichtingen en procedurele bepalingen

Paragraaf

4.1

Tipbevoegdheid

Artikel

26

De officier van justitie, het bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, en die beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden, kan een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, wijzen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen.

Paragraaf

4.2

Verplichting tot medewerking

Artikel

27

Artikel

27a

Afschriften van rechterlijke uitspraken en processen-verbaal van de mondelinge uitspraak in bestuursrechtelijke zaken worden desgevraagd aan het Bureau verstrekt overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde wettelijke bepalingen.

Paragraaf

4.3

Geheimhoudingsplicht

Artikel

28

Artikel

29

Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies ontvangt, kan dat advies gedurende vijf jaren nadat het is uitgebracht gebruiken in verband met een andere beslissing. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op bevindingen van eigen onderzoek en de gegevens die daaraan ten grondslag liggen.

Paragraaf

4.4

Overige bepalingen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de in artikel 15, eerste en tweede lid, bedoelde termijn, vermeerderd met de duur van de eenmalige verlenging, bedoeld in artikel 15, derde lid.

Artikel

32

Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak informeert de betrokkene dat het Bureau om advies is verzocht.

Artikel

33

Hoofdstuk

5

Wijziging van andere wetten

Paragraaf

5.1

Persoonsregistraties

Artikel

34

Wijzigt de Wet politieregisters.

Artikel

35

Wijzigt de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag.

Paragraaf

5.2

Vergunningen

Artikel

36

Wijzigt de Drank- en Horecawet.

Artikel 37

Vervallen

Artikel

38

Wijzigt de Wet goederenvervoer over de weg.

Artikel

39

Wijzigt de Wet personenvervoer 2000.

Artikel

40

Wijzigt de Wet milieubeheer.

Artikel

41

Wijzigt de Woningwet.

Artikel

42

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Hoofdstuk

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

43

De bepalingen van de in hoofdstuk 5 genoemde wetten, zoals zij luiden na de inwerkingtreding van deze wet, zijn niet van toepassing op de aanvraag van een beschikking die voor die datum is ingediend, onderscheidenlijk de aanbestedingsprocedure of onderhandeling waarmee voor die datum een aanvang is gemaakt.

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in de praktijk.

Artikel

46

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

47

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Justitie, A. H. Korthals