Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, houdende regels met betrekking tot de acceptatie van geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen op stortplaatsen

Regeling acceptatie geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen op stortplaatsen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Besluit:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

blok:

vaste vorm van bepaalde afmetingen die door uitharding van een mengsel van gevaarlijke anorganische afvalstoffen en toeslagstoffen met een bekende constante samenstelling als één geheel in een bekisting in een compartiment of op een daarvoor geëigende plaats wordt gevormd;

compartiment:

afzonderlijk deel van een stortplaats, bestemd voor het storten van te conditioneren gevaarlijke afvalstoffen, dat niet beïnvloed kan worden vanuit andere compartimenten van de stortplaats en voorzien is van een separate afvoer van het percolaat uit het compartiment;

doorlatend materiaal:

materiaal met een onverzadigde doorlatendheid voor water van ten minste 1000 m/dag;

geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen:

gevaarlijke anorganische afvalstoffen die door menging met toeslagstoffen of andersoortige bewerkingen zijn omgevormd tot afvalstoffen met beperkte uitloging en een duurzame vaste vorm, die voldoen aan de kwaliteitseisen gesteld in deze regeling en zijn gestort in een compartiment;

proefstuk:

uit hetzelfde materiaal als een blok gevormd voorwerp bestemd voor de in de artikelen 8 en 9 bedoelde proeven.

§

2

Het conditioneren van gevaarlijke anorganische afvalstoffen

Artikel

2

Te conditioneren gevaarlijke afvalstoffen worden in een compartiment als blok gestort dan wel in een compartiment tot blok gevormd, waarbij het blok uithardt in een duurzame vaste vorm.

Artikel

3

Het volume van de toeslagstoffen voor de vervaardiging van een blok bedraagt niet meer dan 25% van het volume van de te conditioneren gevaarlijke afvalstoffen.

Artikel

4

Per mengsel met dezelfde samenstelling van te conditioneren gevaarlijke afvalstoffen en toeslagstoffen ten behoeve van het vervaardigen van één blok worden voor aanvang van het uithardingsproces ten minste twee representatieve monsters genomen. Deze monsters worden gebruikt voor het vervaardigen van ten minste twee proefstukken die op overeenkomstige wijze als het gehele blok worden uitgehard. De kwaliteit van de geconditioneerde afvalstoffen wordt bepaald aan de hand van deze proefstukken.

§

3

Kwaliteitseisen voor het conditioneren van gevaarlijke afvalstoffen

Artikel

5

De druksterkte van een proefstuk bedraagt na 28 dagen uitharden minimaal 1,0 N/mm².

Artikel

6

Artikel

7

In afwijking van artikel 6 mogen de emissiewaarden van de andere dan in artikel 6, tweede lid genoemde parameters van een proefstuk in geval van buitengewone omstandigheden wel de waarden van de tabel van de bijlage overschrijden, voorzover het totaal van de te conditioneren gevaarlijke afvalstoffen die de waarden van de tabel overschrijden, in een compartiment niet meer dan 10% (gewicht) van de totale vergunde capaciteit van dat compartiment bedraagt en het betreffende blok niet direct naast de afscheiding van het compartiment is gesitueerd.

§

4

Voorschriften voor uit te voeren proeven en verwerking van proefresultaten

Artikel

8

Artikel

9

§

5

Aanvullende voorwaarden compartimenten voor geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen

Artikel

10

Artikel

11

Het compartiment is zodanig ingericht dat de geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen, na zetting van de ondergrond, minimaal 0,7 meter boven de te verwachten gemiddeld hoogste grondwaterstand blijven.

Artikel

12

In een compartiment voor het storten van geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen wordt een snelle afvoer van water gewaarborgd door tussen de blokken doorlatend materiaal aan te brengen.

Artikel

13

In geval van desintegratie als gevolg van weersinvloeden worden zo spoedig mogelijk maatregelen genomen, die de gevolgen daarvan compenseren.

Artikel

14

Een volledig gevuld compartiment wordt voorafgaand aan de definitieve afdichting en uiterlijk twee maanden na de start van de uitharding van het laatst toegevoegde blok afgedekt.

§

6

Overige bepalingen

Artikel

15

De in deze regeling opgenomen verwijzingen naar NEN-normen hebben betrekking op de laatst uitgegeven NEN-normen met de daarop uitgegeven aanvullingen en correctiebladen. Een uitgegeven aanvulling, onderscheidenlijk correctieblad, wordt eerst van toepassing op 1 januari van het kalenderjaar volgende op dat waarin de uitgifte heeft plaatsgevonden.

Artikel

16

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling acceptatie geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen op stortplaatsen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.P.Pronk

Bijlage

behorende bij artikel 6, eerste lid, van de Regeling acceptatie geconditioneerde gevaarlijke afvalstoffen op stortplaatsen

In deze bijlage zijn de emissiewaarden uitgedrukt in mg/m². De in artikel 9 bedoelde proef met een proefstuk duurt totaal 64 dagen, waarbij het proefstuk vrijwel voortdurend in contact is met water dat tijdens die periode op gezette tijden wordt ververst. De uitloogwaarden in de tabel betreffen het aantal mg, per parameter, dat na 64 dagen is vrijgekomen in verhouding met het totale oppervlak van het proefstuk.

Parameter

emissiewaarden in mg/m²

As

50

Ba

1500

Cd

5

Co

60

Cr

500

Cu

500

Hg

1

Mo

900

Ni

400

Pb

1000

Sb

50

Se

60

Sn

50

V

1500

W

250

Zn

800

Br

5000

Cl

250000

CN-com

220

CN-vrij

20

F

2500

SO4

250000