Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer nr. LMV2002043105, houdende regels met betrekking tot het isoleren, beheersen en controleren van bodemverontreiniging (Regeling locatiespecifieke omstandigheden)

Regeling locatiespecifieke omstandigheden

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Besluit:

1

Definities

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

b.
besluit:

Besluit locatiespecifieke omstandigheden

c.
bodemgebruikswaarde:

een functiegerichte bodemkwaliteitsnorm voor immobiele verontreiniging

d.
leeflaag:

een laag grond die wordt aangebracht om blootstelling aan de onderliggende verontreiniging te voorkomen, waarvan de fysieke en chemische kwaliteit is afgestemd op de bijbehorende vorm van bodemgebruik

e.
watersysteem:

een samenhangend geheel van grondwater, oppervlaktewater, bodem, flora en fauna, alsmede de omgeving van dat geheel voorzover hiermee een functionele samenhang bestaat.

2

Mobiele verontreiniging

Artikel

2

Indien maatregelen worden getroffen als bedoeld in artikel 1, tweede lid onder a. van het besluit, kunnen die het volgende inhouden:

  • a.

    het afgraven van verontreinigde bodem

  • b.

    het verwijderen van de verontreiniging uit de bodem of het grondwater

  • c.

    het toepassen van technieken die biologische of chemische omzetting tot niet schadelijke eindproducten tot gevolg hebben

  • d.

    het realiseren van een fysieke isolatie van de verontreiniging teneinde verspreiding te voorkomen

  • e.

    het onttrekken van grondwater uit de verontreinigde locatie waardoor verspreiding van verontreiniging vanuit de verontreinigde locatie wordt voorkomen

  • f.

    het aanbrengen van een leeflaag of andere duurzame afdeklaag.

3

Immobiele verontreiniging

Artikel

4

Indien maatregelen worden getroffen als bedoeld in artikel 1, tweede lid onder b. van het besluit, kunnen die het volgende inhouden:

  • a.

    het afgraven van verontreinigde bodem

  • b.

    het verwijderen van de verontreiniging uit de bodem of het grondwater

  • c.

    het toepassen van technieken die biologische afbraak/omzetting of chemische omzetting tot niet schadelijke eindproducten tot gevolg hebben

  • d.

    het aanbrengen van een leeflaag of andere duurzame afdeklaag.

Artikel

5

Wanneer de saneringsmaatregel het aanbrengen van een leeflaag inhoudt, geldt het volgende:

  • a.

    de leeflaag heeft een standaarddikte van één meter

  • b.

    in tuinen mag de dikte variëren van 1 tot 1.5 meter, afhankelijk van de bewortelingsdiepte

  • c.

    bij overige begroeid terrein mag de dikte variëren van 0.5 - 1.5 meter, afhankelijk van de bewortelingsdiepte

  • d.

    een geringere dikte van de leeflaag is mogelijk onder bijzondere omstandigheden

  • e.

    onder de leeflaag wordt als regel een signaallaag aangebracht, die tot doel heeft te waarschuwen voor verontreiniging die zich onder die laag bevindt.

Artikel

6

4

Verontreiniging van de waterbodem

Artikel

7

Artikel

8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling locatiespecifieke omstandigheden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst

De regeling treedt in werking met ingang van 14 oktober 2002.

's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel

Bijlage

Bodemgebruikswaarden

Bodemgebruikswaarden per bodemgebruiksvorm, in relatie tot streefwaarden en interventiewaarden voor een standaardbodem (25% lutum en 10% organisch stof(1)Voor andere bodems moet een bodemtypecorrectie worden uitgevoerd conform de bestaande formules voor het corrigeren van streef- en interventiewaarden, inclusief de bestaande uitzondering voor PAK (zie Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, 4 februari 2000, kenmerk DBO 1999226863, bijlage A, pagina 13 en 14)

(mg/kg)

Arseen

29

40

40

-

55

Cadmium

0,8

1

12

-

12

Chroom

100

300

380

-

380

Koper

36

80

190

-

190

Kwik

0,3

2

10

-

10

Lood

85

85

290

-

530

Nikkel

35

50

210

-

210

Zink

140

350

720

-

720

PAK (10-VROM)

1

2

40

-

40

DDT/DDD/DDE (2)som DDT/DDD/DDE

0,0025

2,5

4

-

4

Drins (3)som aldrin, dieldrin, endrin

0,005

0,2

4

-

4

Andere stoffen streefwaarde interventiewaarde

streefwaarde

interventiewaarde